ECLI:NL:RBLIM:2024:654

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10677437 \ CV EXPL 23-3752
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en de rechtsgrond van betaling door een derde

In deze zaak vordert Woehner Electrotechnical Systems C.V. betaling van een openstaand bedrag van €10.000,- van [eiseres], dat oorspronkelijk door een derde partij, [naam bv], is betaald. De procedure begon met een inleidende dagvaarding op 25 april 2023, gevolgd door een verstekvonnis op 24 mei 2023, waarin de vordering van Woehner werd toegewezen. [eiseres] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, stellende dat zij niet de contractuele wederpartij was van Woehner en dat de betaling door [naam bv] bevrijdend was. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de betaling door [naam bv] inderdaad bevrijdend was, omdat deze betaling met instemming van beide partijen was gedaan. De kantonrechter heeft het verstekvonnis vernietigd en de vordering van Woehner afgewezen, waarbij Woehner werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10677437 \ CV EXPL 23-3752
Vonnis van de kantonrechter van 7 februari 2024
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E.Ph. Roelofs,
tegen:
WOEHNER ELECTROTECHNICAL SYSTEMS C.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde partij,
gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V..
Partijen worden hierna Woehner en [eiseres] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 25 april 2023 met producties
- het verstekvonnis van 24 mei 2023 met zaaknummer 10493936 CV EXPL 23-
1894
- de verzetdagvaarding van [eiseres] van 17 augustus 2023 met producties
- de conclusie van antwoord in oppositie met producties
- de akte van Woehner
- de conclusie van repliek in oppositie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woehner heeft in 2021 een vier facturen gestuurd aan [eiseres] voor een totaalbedrag van € 11.922,14 inclusief BTW. Op dit bedrag is € 1.922,14 betaald door [eiseres] . Het resterende bedrag van € 10.000,- is betaald door [naam bv] (hierna [naam bv] ). Dit is een besloten vennootschap die gevestigd was op hetzelfde adres als [eiseres] . De bestuurder van [eiseres] ( [naam bestuurder 1] ) is de zoon van de bestuurder van [naam bv] ( [naam bestuurder 2] ).
2.2.
Na de betaling van € 10.000,00 op 30 juli 2021 door [naam bv] heeft de heer [naam] namens Woehner in een e-mail van 2 augustus 2021 aan [naam bestuurder 2] van [naam bv] geschreven:

Beste [naam bestuurder 2] ,
bedankt voor de 10K. Is het niet handiger als je eerst intern [eiseres] betaald en dan Woehner, maakt voor de verwerking niet uit maar boekhoud technisch wel beter. Onderstaand de situatie na verwerking betaling van 10K.”
In het overzicht waarnaar in deze mail wordt verwezen staan de facturen van Woehner aan [eiseres] en [naam bv] en staat vermeld hoe de betaling van € 10.000,00 daarmee is verrekend. Daar staat nog bij: “
na verrekening van de € 10.000,00, betaald door [naam bv] voor [eiseres] , is de balans als volgt.”
2.3.
[naam bv] is op 6 december 2022 in staat van faillissement verklaard.
2.4.
Per brief van 7 maart 2023 heeft Woehner [eiseres] gesommeerd om tot betaling van het bedrag van € 1 0.000,- over te gaan. De brief bevat de volgende tekst:
“(..) Betreffende facturen zijn in eerste instantie aan cliënte (kantonrechter: Woehner) voldaan door [naam bv] Na het faillissement van [naam bv] heeft de curator geconstateerd dat de handelswijze waarbij [naam bv] betalingen voor uw vennootschap deed, niet geoorloofd is, althans zijn deze betalingen op grond van onverschuldigde betaling door de curator van cliënte teruggevorderd. Cliënte heeft
inmiddels het bedrag gelijk aan de openstaande facturen aan de curator overgemaakt. Cliënte heeft u dit op 16 februari 2023 per e-mail medegedeeld en aan u verzocht de betreffende facturen (alsnog) te voldoen. (...)”
2.5.
[eiseres] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Woehner vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis
[eiseres] zal veroordelen tot betaling van €10.000,-. vermeerderd met de wettelijke handelsrente
en buitengerechtelijke kosten en veroordeling in de proceskosten met nakosten.
3.2.
Woehner legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een overeenkomst met [eiseres]
heeft gesloten voor het leveren van materialen in 2021. Woehner heeft hiervoor facturen
gestuurd aan [eiseres] , welke facturen zijn betaald door de inmiddels gefailleerde vennootschap
[naam bv] . [naam bv] is op 6 december 2022 failliet verklaard en de curator in voornoemd faillissement heeft Woehner verzocht om de door haar ontvangen betaling van [naam bv] te betalen aan de boedel. De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de betaling van [naam bv] aan Woehner onverschuldigd was omdat er geen rechtsgrond betond voor de betaling van [naam bv] aan Woehner. Dit standpunt is volgens Woehner juist en zij heeft gedaan wat volgens haar rechtens juist was om te doen: Woehner is tot betaling aan de curator overgegaan en heeft vervolgens [eiseres] verzocht om de betreffende facturen ten bedrage van
€ 10.000,- (alsnog) aan haar te voldoen.
3.3.
In het verstekvonnis van 24 mei 2023 is de vordering van Woehner toegewezen.
3.4.
[eiseres] is het niet eens met het verstekvonnis en betwist dat zij gehouden is om aan Woehner enig bedrag te voldoen. Zij stelt zich op het standpunt dat [eiseres] niet de contractuele wederpartij was van Woehner bij de overeenkomst waarop de facturen zien. Daarnaast stelt zij zich op het standpunt, dat ook al was zij wel de contractuele wederpartij, de facturen van Woehner bevrijdend waren betaald door [naam bv] . [eiseres] beroept zich daarbij op het bepaalde in artikel 6:30 BW.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt in de onderstaande beoordeling nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag wie de contractuele wederpartij was van Woehner behoeft naar het oordeel van de kantonrechter geen verdere beoordeling, nu het tweede verweer van [eiseres] slaagt. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
In artikel 6:30 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat een
verbintenis door een ander dan de schuldenaar kan worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet. Een voorwaarde voor schuldovername is dat de derde (in dit geval [naam bv] ) ‘ter kwijting’ van de schuldenaar moet handelen, wat wil zeggen dat de derde zich ervan bewust moet zijn dat de verbintenis op een ander dan hemzelf rust en dat hij moet beogen die verbintenis (voor de ander) te voldoen. Indien aan die voorwaarde is voldaan is de nakoming door de derde niet onverschuldigd en kan de derde tegenover de schuldeiser geen ongedaanmaking van die betaling vorderen.
4.3.
Uit de stellingen van partijen valt af te leiden dat het geregeld is voorgekomen dat
[eiseres] bestelde en dat [naam bv] voor [eiseres] betaalde. Onbetwist staat vast dat de betaling door [naam bv] van het bedrag van € 10.000,00 bedoeld was om de facturen van [eiseres] te voldoen en dat Woehner die betaling ook als zodanig heeft geaccepteerd. In een door [eiseres] overgelegde verklaring van [naam bestuurder 2] staat dit en het blijkt ook uit de onder 2.2. geciteerde e-mail van Woehner. Deze betaling door [naam bv] is volgens Woehner al gedaan op 30 juli 2021, anderhalf jaar vóór het faillissement van [naam bv] . De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [naam bv] destijds, met instemming van beide partijen, bevrijdend voor [eiseres] heeft betaald. Dat Woehner desondanks – volgens eigen zeggen, bewijs daarvan overlegt zij niet – zonder slag of stoot is tegemoet gekomen aan het verzoek van de curator in het faillissement van [naam bv] om dit bedrag van € 10.000,00 in de boedel te storten omdat dit door [naam bv] onverschuldigd zou zijn betaald, moet voor haar rekening blijven. Zij kan dit thans niet aan [eiseres] tegenwerpen.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat de facturen waarvan Woehner thans betaling van [eiseres] vordert, in juli 2021 reeds bevrijdend zijn betaald. Woehner heeft niets meer van [eiseres] te vorderen.
4.5.
Al wat partijen verder hebben aangevoerd en hiervoor onbesproken is gelaten leidt
niet tot een andersluidende beslissing.
het verstekvonnis
4.6.
Het verstekvonnis zal op grond van het voorgaande worden vernietigd en er zal
opnieuw worden beslist.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van Woehner, omdat zij ongelijk krijgt, tot de datum van dit vonnis begroot op € 660,00 aan salaris gemachtigde (2 punten X tarief € 330,-).
4.8.
Tegen de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is door [eiseres] geen verweer gevoerd waardoor dit zal worden toegewezen.
4.9.
Bij een separate veroordeling in de nakosten, zoals door [eiseres] gevorderd, bestaat
geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10-06-2022,

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 24 mei 2023 met
zaaknummer 10493936 CV EXPL 23-1894;
en opnieuw beslissend:
5.2.
wijst de vordering af;
5.3.
veroordeelt Woehner tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de
datum van dit vonnis begroot op € 660,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover
als Woehner de proceskosten niet binnen vijf dagen na dagtekening van dit vonnis voldoet;
5.4.
verklaart de nieuwe beslissing in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken.