ECLI:NL:RBLIM:2024:6143

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
10814015 \ CV EXPL 23-5181
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van aanneming van werk

In deze zaak vordert eiser, een consument, schadevergoeding van De Visie, een dakdekkersbedrijf, wegens tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst van aanneming van werk. De overeenkomst, gesloten in april 2021, betrof de renovatie van het dak van de woning van eiser. De oorspronkelijk geoffreerde prijs was € 25.410,00, maar na aanpassing van de werkzaamheden werd een nieuwe prijs van € 20.000,00 overeengekomen. Eiser heeft € 10.598,00 betaald, maar een bedrag van € 9.402,00 bleef onbetaald. Eiser heeft De Visie in gebreke gesteld, maar de werkzaamheden zijn niet uitgevoerd. Eiser heeft vervolgens een deskundige ingeschakeld die de kosten van de niet uitgevoerde werkzaamheden op € 27.600,00 heeft geschat. Eiser vordert nu een vervangende schadevergoeding van € 19.258,94, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.

De kantonrechter oordeelt dat De Visie tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter stelt vast dat eiser recht heeft op vervangende schadevergoeding op basis van artikel 6:87 BW, omdat De Visie in verzuim is geraakt. De kantonrechter bepaalt de hoogte van de schadevergoeding op € 10.077,41, na aftrek van het restant van de aanneemsom. Daarnaast worden de kosten van het deskundigenonderzoek en de buitengerechtelijke kosten toegewezen. De proceskosten worden eveneens aan De Visie opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10814015 \ CV EXPL 23-5181
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.T.C.A. Mertens (DAS Rechtsbijstand),
tegen
DAKDEKKERSBEDRIJF DE VISIE KERKRADE B.V.,
gevestigd in Kerkrade,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. in 't Ven.
Partijen worden hierna [eiser] en De Visie genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 20 november 2023;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In april 2021 is tussen [eiser] als consument en De Visie als bedrijf een overeenkomst van aanneming van werk gesloten op grond waarvan De Visie het dak van de woning van [eiser] zou renoveren.
2.2.
In de oorspronkelijke offerte van De Visie zijn elf posten aan werkzaamheden opgenomen. De oorspronkelijk geoffreerde totaalprijs voor deze werkzaamheden bedroeg € 25.410,00 inclusief materialen en btw.
2.3.
Na afgifte van de offerte zijn een aantal van de werkzaamheden komen te vervallen omdat [eiser] deze zelf al had uitgevoerd. Partijen zijn daarop een nieuwe totaalprijs van € 20.000,00 inclusief materialen en btw overeengekomen.
2.4.
Het isoleren van het dak en het aanbrengen van dakbedekkingen is door De Visie uitgevoerd. [eiser] heeft € 10.598,00 voor de uitgevoerde werkzaamheden betaald. Een bedrag van € 9.402,00 van de overeengekomen aanneemsom van € 20.000,00 is onbetaald gebleven.
2.5.
Ondanks herhaalde verzoeken van [eiser] heeft De Visie een aantal van de geoffreerde werkzaamheden niet uitgevoerd. Het betreft in elk geval de volgende posten uit die offerte:
8. plaatsen van zinken hemelwaterafvoeren;
9. overstekken voorzien van nieuw houten regelwerk;
10. regelwerk bekleden met plastica massiva (kleur antraciet gelijmd); en
11. afwerken dakranden met aluminium daktrimmen.
2.6.
Per brief van 18 oktober 2022 heeft [eiser] , althans zijn gemachtigde, De Visie in gebreke gesteld en verzocht om binnen zeven dagen de werkzaamheden te hervatten en deze binnen drie weken af te ronden en op te leveren.
2.7.
Per brief van 1 november 2022 heeft [eiser] zijn vordering omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
2.8.
Op 8 december 2022 heeft [eiser] de heer ing. [naam 1] van [handelsnaam] (hierna: [naam 1] ) ingeschakeld om een onderzoek uit te voeren naar de kosten van de niet uitgevoerde werkzaamheden. In de rapportage van 25 januari 2023 heeft [naam 1] de kosten voor de niet uitgevoerde werkzaamheden geschat op (afgerond) € 27.600,00 inclusief btw.
2.9.
[eiser] heeft De Visie hierna meermaals verzocht om tot betaling van € 18.698,00 over te gaan. De Visie is hier niet toe overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, De Visie te veroordelen tot:
- betaling van € 19.258,94, althans € 18.698,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding; vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf datum verzuim althans de datum van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
- betaling van de kosten van de partijdeskundige van € 947,67;
- betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 875,00;
- betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis, en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat De Visie toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk zoals die tussen partijen geldt door een aantal van de overeengekomen werkzaamheden niet uit te voeren. Als gevolg daarvan vordert [eiser] een vervangende schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 6:87 BW van De Visie. Gelet op de prijsstijging van 3% over het vierde kwartaal van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2023 heeft [eiser] het door de partijdeskundige geschatte bedrag aan schadevergoeding met 3% verhoogd. Op grond van artikel 6:96 BW maakt [eiser] tevens aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de kosten van de partijdeskundige.
3.3.
De Visie erkent dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst in die zin dat zij een aantal van de overeengekomen werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. Zij is het echter niet eens met de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Zij stelt dat een schadevergoeding van € 15.609,00 redelijk is. [eiser] heeft de werkzaamheden zelf al laten voltooien in december 2022 zodat een prijsstijging van 3% niet aan de orde is en de kosten voor de partijdeskundige onnodig gemaakt zijn, aldus De Visie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW. Tussen partijen is evenmin in geschil dat De Visie tekort geschoten is in de nakoming van deze overeenkomst nu zij erkend heeft dat een aantal van de overeengekomen werkzaamheden niet is uitgevoerd. Ook na de ontvangst van de ingebrekestelling van 18 oktober 2022, waarvan De Visie de ontvangst niet heeft betwist, is zij niet tot het afronden van de werkzaamheden overgegaan zodat De Visie vanaf die datum in verzuim is komen te verkeren.
4.2.
[eiser] heeft per brief van 1 november 2022 aan De Visie kenbaar gemaakt dat hij vervangende schadevergoeding van haar vordert in plaats van nakoming van de overeenkomst.
4.3.
Artikel 6:87 BW bepaalt dat, voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de verbintenis wordt omgezet in een tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. Nu er voldaan is aan het verzuimvereiste en de schriftelijke omzettingsverklaring is verzonden, stelt de kantonrechter vast dat [eiser] terecht aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW.
4.4.
Tussen partijen is in geschil wat de hoogte van deze vervangende schadevergoeding zou moeten zijn. De kantonrechter stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de vervangende schadevergoeding in de plaats treedt van de uitgebleven prestatie zelf en daarom in omvang gelijk moet zijn aan de vermogensvermindering die ten tijde van de niet-nakoming door de schuldeiser is geleden ten opzichte van de situatie waarin hij zou zijn geraakt bij behoorlijke nakoming. De vervangende schadevergoeding is dus in beginsel een vergoeding van de waarde van de uitgebleven oorspronkelijke prestatie en moet [eiser] compenseren voor wat hij aan de prestatie van De Visie heeft gemist. Die waarde moet worden bepaald aan de hand van de vervangingswaarde in het economisch verkeer, waardoor [eiser] in staat moet worden gesteld om de gemiste prestatie alsnog door een derde te laten verrichten. Of [eiser] besluit alsnog de niet-verrichte prestatie door een ander te laten leveren of niet, is niet relevant voor de omvang van de vervangende schadevergoeding. De schade moet immers objectief worden vastgesteld.
4.5.
Uitgaande van het bovenstaande kader dient te worden uitgegaan van de kosten voor het alsnog verkrijgen van het resultaat dat partijen zijn overeengekomen. Hierbij zal de kantonrechter in beginsel uitgaan van de kostenposten 8 tot en met 11 van de offerte van De Visie (productie 1 bij dagvaarding) nu De Visie erkend heeft dat zij deze werkzaamheden niet heeft uitgevoerd.
4.6.
Anders dan door [eiser] is gesteld, is productie 2 bij dagvaarding geen offerte van De Visie maar een brief van [eiser] zelf aan De Visie met daarin een opsomming van de gewenste werkzaamheden. In deze brief is ook het aanbrengen van dakdoorvoeren ten behoeve van de ontluchting van badkamer, douche, keuken, riool, CV- en open haard opgenomen. De Visie betwist dat deze werkzaamheden zijn overeengekomen. Hoewel uit de brief van [eiser] aan De Visie niet blijkt dat De Visie akkoord is gegaan met de daarin opgesomde werkzaamheden, acht de kantonrechter het weinig geloofwaardig dat deze werkzaamheden niet overeengekomen zouden zijn nu dit noodzakelijke werkzaamheden bij de renovatie van een dak zijn. Bovendien wordt in de Whatsapp-correspondentie tussen partijen op 14 oktober 2021 en 26 oktober 2021 door [eiser] (althans door zijn partner) aan De Visie gevraagd wanneer hij de dakdoorvoeren komt maken. Daarop antwoordt De Visie dat hij die werkzaamheden snel zal uitvoeren. Hij ontkent op geen enkele manier dat deze werkzaamheden zijn overeengekomen.
4.7.
Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter voor de vaststelling van de omvang van de schade uit van de volgende werkzaamheden die De Visie nog had moeten uitvoeren:
1. plaatsen werksteiger
2. aanbrengen van dakdoorvoeren ten behoeve van de ontluchting van badkamer, douche, keuken, riool, CV en open haard;
3. plaatsen van zinken hemelwaterafvoeren;
4. overstekken voorzien van nieuw houten regelwerk;
5. regelwerk bekleden met plastica massiva (kleur antraciet gelijmd); en
6. afwerken dakranden met aluminium daktrimmen
4.8.
[eiser] heeft de hoogte van de door hem gevorderde schadevergoeding volledig gebaseerd op het rapport van [naam 1] , die deze heeft geschat op een (afgerond) bedrag van € 27.600,00 incl. btw. De Visie betwist dat dit rapport als uitgangspunt kan worden gebruikt omdat het eenzijdig is opgesteld en de daarin opgenomen schadebedragen speculatief zijn. De kantonrechter is echter van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de objectiviteit van het rapport van [naam 1] aangezien de heer [naam 2] van De Visie aanwezig was bij het onderzoek en dus opmerkingen heeft kunnen maken indien hij het ergens niet mee eens was. De Visie heeft er bovendien zelf voor gekozen om geen eigen deskundige in te schakelen, hetgeen voor haar rekening dient te komen.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat De Visie de hoogte van de bedragen die [naam 1] in zijn rapport heeft opgenomen onvoldoende onderbouwd heeft betwist. Weliswaar heeft De Visie vier offertes overgelegd maar niet is gebleken dat dit volledige en onpartijdige offertes zijn. Hierin worden bijvoorbeeld niet de werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van de dakdoorvoeren vermeld. Van de juistheid van deze offertes kan dan ook niet worden uitgegaan. De calculatie van [naam bedrijf] heeft De Visie eerst bij conclusie van dupliek in het geding gebracht. Nu dit in strijd is met de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor zal de kantonrechter deze calculatie buiten beschouwing laten.
4.10.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de hoogte van de vervangende schadevergoeding baseren op de berekeningen van [naam 1] . Daarbij merkt de kantonrechter op dat [eiser] € 27.600,00 minus het restant van de aanneemsom van € 8.902,00 = € 18.698,00 van De Visie vordert. [eiser] heeft echter € 10.598,00 aan De Visie betaald zodat het restant van de aanneemsom nog € 9.402,00. [eiser] heeft gesteld dat hij zelf de rookgasafvoer van de open haard heeft aangelegd waardoor nog een bedrag van € 500,00 inclusief btw in mindering dient te strekken op het restantbedrag van de aanneemsom. Nu De Visie heeft betwist dat het aanleggen van de rookgasafvoer tot de overeengekomen werkzaamheden behoorde maar de kantonrechter hierboven onder 4.6 en 4.7 al heeft vastgesteld dat dit wel het geval is, zal de kantonrechter van een restantbedrag van de aanneemsom van € 8.902,00 uitgaan.
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat in het rapport van [naam 1] ook een aantal onduidelijke posten in de kostenraming zijn opgenomen zoals € 4.438,70 aan ‘kosten onderaanneming’, € 1.609,93 aan ‘algemene kosten’ en € 1.086,70 aan ‘winst&risico’. Nu De Visie deze kostenposten heeft betwist en niet is gebleken – en [eiser] dit ook niet nader heeft toegelicht – waarop deze kosten betrekking hebben dan wel waarom deze kosten gemaakt zouden moeten worden zullen deze kostenposten op de geraamde kosten in mindering worden gebracht. Dit betekent dat alleen de geraamde kosten voor arbeid en materiaal zullen worden toegewezen. Dit is een totaalbedrag van € 8.354,36 (arbeid) + € 7.331,10 (materiaal) = €15.685,46 + 21% btw = € 18.979,41.
4.12.
Daarnaast vordert [eiser] een verhoging van het door [naam 1] geraamde bedrag van 3% in verband met de prijsstijgingen over het vierde kwartaal van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2023. De Visie heeft aangevoerd dat de werkzaamheden reeds eind 2022 door een derde partij zijn uitgevoerd en betwist dus dat deze inflatiecorrectie van toepassing is. [eiser] is hier niet op ingegaan in zijn conclusie van repliek zodat niet gebleken is waarom [eiser] aanspraak zou moeten kunnen maken op deze prijsstijging. De kantonrechter zal dit onderdeel van de vordering dan ook afwijzen.
4.13.
Gelet op al het voorgaande wijst de kantonrechter een totaalbedrag van € 10.077,41 (€ 18.979,41 minus € 8.902,00) aan vervangende schadevergoeding toe.
4.14.
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding nu [eiser] in het petitum van de dagvaarding onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat de datum van verzuim is.
Kosten onderzoek partijdeskundige
4.15.
[eiser] maakt op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW aanspraak op vergoeding van de kosten van het (partij)deskundigenonderzoek van € 947,67 inclusief btw. Bij de beantwoording van de vraag of deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen, dient te worden onderzocht of het, in de gegeven omstandigheden, redelijkerwijs noodzakelijk was om deze kosten te maken en of de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. De kantonrechter oordeelt dat voldaan is aan deze dubbele redelijkheidstoets en zal de kosten zoals gevorderd toewijzen.
Buitengerechtelijke kosten
4.16.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden en dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 875,00 is lager dan het in het Besluit bepaalde tarief en daarom zal dat lagere tarief worden toegewezen.
Proces- en nakosten
4.17.
De Visie is de partij die voor het merendeel in het ongelijk wordt gesteld en wordt daarom tot betaling van de proceskosten veroordeeld, met dien verstande dat de btw over de kosten voor het uittreksel uit de Kamer van Koophandel zal worden afgewezen nu deze kosten zijn vrijgesteld van btw. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,85
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
Totaal
1.502,85
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.19.
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 r.o. 2.3).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt De Visie tot betaling aan [eiser] van een vervangende schadevergoeding van € 10.077,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt De Visie tot betaling aan [eiser] aan kosten voor het (partij)deskundigenonderzoek van € 947,67 inclusief btw,
5.3.
veroordeelt De Visie tot betaling aan [eiser] van € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt De Visie tot betaling aan [eiser] van € 1.502,85 aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.
LC