ECLI:NL:RBLIM:2024:611

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 108
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting wegens hennepkwekerij met psychische kwetsbaarheid van verzoekster

Op 7 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening met betrekking tot de sluiting van een woning op grond van de Opiumwet. De burgemeester van Maastricht had aan de verzoekster, die psychisch kwetsbaar is, een last onder bestuursdwang opgelegd om haar woning te sluiten vanwege de ontdekking van 208 hennepplanten op zolder. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat de sluiting evenredig was, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verzoekster, waaronder haar psychische kwetsbaarheid en de gevolgen van de sluiting voor haar en haar zoon. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en schorste het besluit van de burgemeester tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/108

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 februari 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.T. Goessens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening over het bezwaar dat verzoekster heeft gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 14 december 2023 (het bestreden besluit).
1.1.
Met het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij de woning aan de [adres] in [plaats] op 9 januari 2024 moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden op grond van artikel 13b van de Opiumwet
1.2.
De burgemeester heeft de voorzieningenrechter desgevraagd laten weten dat hij bereid is om in afwachting van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor drie maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die verzoekster in deze procedure en in de procedure in bezwaar heeft aangevoerd. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) beroepsprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen dan die van de burgemeester. Dat betekent dat de voorziening wordt toegewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste is voldaan, nu verzoekster op 8 januari 2024 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het bestreden besluit ten aanzien waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
6. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen dan heeft verzoekster gedurende drie maanden geen toegang tot de woning.
Relevante feiten en omstandigheden
7. De voorzieningenrechter is bij zijn beoordeling uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Uit het politierapport volgt dat op 15 september 2023 in de woning van verzoekster, op zolder 208 hennepplanten zijn aangetroffen. Daarnaast zijn in de woning diverse kweekmaterialen en apparatuur voor een hennepkwekerij aangetroffen waaronder 12 kweeklampen, afgescheiden geïsoleerde ruimten, daglicht- en temperatuurregulering, en een aan- en afzuiginstallatie. Tevens is gebleken dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
Toetsingskader
8. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
9. Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid Lokalen en Woningen” (hierna: Damoclesbeleid) vastgesteld, dat in werking is getreden op 18 juli 2019. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Dit beleid schrijft in het van toepassing zijnde onderdeel voor dat de woning gesloten wordt voor de duur van drie maanden indien sprake is van:
a. het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld op lijst II behorend bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachten artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet; of
b. het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 3, of artikel 11a, van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen).
10. Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. [1] Hierbij moet het toetsingskader zoals door de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken [2] in haar uitspraak van 28 augustus 2019 [3] , hierna de overzichtsuitspraak, uiteengezet, in acht worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet allereerst beoordeeld worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
Bevoegdheid tot sluiting
11. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de burgemeester geen bevoegdheid heeft om tot sluiting over te gaan. Volgens verzoekster is er niet aannemelijk gemaakt dat er 208 hennepplanten zijn gevonden in de woning. Er zijn geen foto’s gemaakt en is niet duidelijk gemaakt wat de status van de aangetroffen planten was. Nu niet is aangetoond dan wel onderbouwd dat er daadwerkelijk 208 hennepplanten zijn aangetroffen, kan niet zonder meer ervan worden uitgegaan dat verweerder de bevoegdheid heeft om de woning te sluiten.
11.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de bestuurlijke rapportage van 22 oktober 2023 op ambtseed is opgemaakt en ondertekend door de rapporteur. Volgens vaste rechtspraak mag de burgemeester in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage van de politie, tenzij tegenbewijs aanleiding geeft tot het afwijken van dit uitgangspunt. Het feit dat er geen foto’s bij de bestuurlijke rapportage zijn gevoegd doet hier niets aan af. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekster heeft aangevoerd geen concrete aanwijzing om te twijfelen aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage. De burgemeester mocht daarom aannemen dat er 208 hennepplanten waren aangetroffen in de woning. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om het pand te sluiten.
Is het sluiten van de woning noodzakelijk?
12. Als de burgmeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt [4] . Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde [5] . Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidive situatie of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
13. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de noodzaak voor de last ontbreekt. Uit een reeks van uitspraken van de hoogste bestuursrechter van 6 juli 2022 [6] volgt een aangescherpt toetsingskader over de vraag wanneer de burgemeester mag aannemen dat vanuit en woning drugs wordt verhandeld en er een noodzaak voor sluiting bestaat. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt volgens verzoekster dat de noodzaak niet aanwezig is. De burgemeester heeft alleen in algemene bewoordingen vermeld dat drugshandel an sich een ernstige inbreuk op de openbare orde en een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat is. De burgemeester weegt zwaar mee dat zij geconfronteerd wordt met systematische handel in verdovende middelen wat zichtbaar en effectief handelen noodzakelijk maakt. De burgemeester gaat er volgens verzoekster aan voorbij dat die ernstige handel moet worden aangetoond in de concrete, specifieke omstandigheden van het geval. Hierdoor bestaat er geen noodzaak tot sluiting.
13.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en om de openbare orde te herstellen. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het in het geval van verzoekster gaat om een ernstige situatie in de zin van het beleid. Vast staat dat in de woning 208 hennepplanten zijn aangetroffen op de zolder van de woning. Dit is een ruime overschrijding van de ondergrens van 5 hennepplanten voor eigen gebruik. Het betrof hier een professionele in werking zijnde hennepkwekerij van een behoorlijke omvang. Ook werd er illegaal stroom afgetapt. Bij een hennepplantage van deze omvang en professionaliteit is aannemelijk dat de woning van verzoekster een schakel heeft gevormd in de productie van drugs, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert [7] . Anders dan verzoekster meent, heeft de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk mogen achten en had hij geen aanleiding hoeven zien om te volstaan met een waarschuwing.
Is het sluiten van de woning evenredig?
14. De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of sluiting, gegeven de noodzaak daartoe, ook evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid van verzoekster en de gevolgen van de sluiting van belang.
15. Verzoekster is van mening dat de sluiting niet evenwichtig is. Verzoekster heeft als persoonlijke omstandigheden aangevoerd dat zij vorig jaar tweemaal een herseninfarct heeft gehad. In de periode daarna was zij erg boos over wat haar was overkomen en niet helder. De situatie werd verergerd doordat haar zoon bij een werkongeluk zijn oog beschadigde. Toen verzoekster op een gegeven moment werd aangesproken om de kamer te verhuren, en zij het geld kon gebruiken, heeft ze ja gezegd. Door de beslissing van verweerder zal de huurovereenkomst worden ontbonden. Terwijl verzoekster en haar zoon al 18 jaar wonen in dit huis. Mogelijk komen ze ook op de zwarte lijst te staan. Het is gelet op hun financiële situatie erg moeilijk om andere woonruimte te vinden. Verder is verzoekster net aan het re-integreren op haar werk na de herseninfarcten. Zij werkt nu 2 uur op therapeutische basis. Dat werk is, in tegenstelling tot waar verweerder vanuit gaat, in Maastricht. Zij kan dus niet zomaar naar een andere gemeente verhuizen. Alle spanningen hebben grote invloed op verzoekster en haar herstel. Gezien het voorgaande is het onevenredig om de woning te sluiten.
15.1.
Verweerder heeft aangegeven niet te twijfelen aan de geschetste gezondheidssituatie van verzoekster en haar zoon. Hoewel verzoekster die situatie nog niet heeft onderbouwd, zal de voorzieningenrechter daar daarom ook van uitgaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster in ieder geval enige verantwoordelijkheid draagt voor de aanwezigheid van de hennepkwekerij in haar woning, maar door haar geestelijke gesteldheid mogelijk wel in mindere mate. Verzoekster is op het moment psychisch kwetsbaar. Die kwetsbaarheid brengt mee dat haar draagkracht voor het omgaan met de gevolgen van het tijdelijk moeten verlaten van de woning tijdens de sluiting beperkt is. Die gevolgen zijn gelegen in het mogelijk niet meer kunnen terugkeren in de woning omdat de woningbouwvereniging de huurovereenkomst opzegt. Ook heeft de woningsluiting mogelijk gevolgen op de re-integratie van verzoekster op haar werk na haar ziekte. Verzoekster heeft verder aangegeven dat zij al 18 jaar in de woning woont. De voorzieningenrechter begrijpt dat zij daarmee wil zeggen dat zij speciale binding met de woning heeft. In de te nemen beslissing op bezwaar zal verweerder voornoemde informatie moeten betrekken bij de beantwoording van de vraag of er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder in dit geval van zijn beleid om tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden over te gaan, moet afwijken. Daarbij moet verweerder ook beoordelen of in dit geval met een waarschuwing kan worden volstaan. De voorzieningenrechter geeft verzoekster wel mee in de bezwaarprocedure haar persoonlijke omstandigheden zoveel mogelijk te onderbouwen met stukken. Verweerder kan daar dan beter rekening mee houden.
15.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden in dit geval het belang van verzoekster bij het treffen van een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat zij (voorlopig) in haar woning kan blijven wonen, zwaarder wegen dan het belang van verweerder bij onmiddellijke sluiting van de woning. Verzoekster bevindt zich, zoals gezegd, in een kwetsbare positie. De sluiting zal dus grote gevolgen hebben voor haar. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de situatie zodanig is dat met de sluiting redelijkerwijs niet kan worden gewacht totdat op het bezwaar is beslist. Er is niet gebleken dat er sprake is van overlast in de omgeving van de woning. De voorzieningenrechter zal daarom de voorlopige voorziening toewijzen.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment nog niet vaststaat dat de woningsluiting evenredig is vanwege de (mogelijk) nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoekster en haar zoon.
17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.
18. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
19. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024. .
griffier
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 7 februari 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:84 van de Awb.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.ECLI:RVS:2019:2912.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:1913.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.