ECLI:NL:RBLIM:2024:608

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
03.298188.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerking van EncroChat-data in strafzaak met betrekking tot amfetamineproductie en -verkoop

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie en verkoop van amfetamine en MDMA. De verdachte, geboren in 1994, werd bijgestaan door advocaat mr. R.B.M. Poppelaars. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 december 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het in vereniging produceren van amfetamine en MDMA in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 april 2020, en het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank heeft de EncroChat-verweren van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat de verkregen data onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de interceptie van de data in Frankrijk had plaatsgevonden en dat de rechtmatigheid van dit Franse onderzoek niet ter beoordeling stond aan de Nederlandse rechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de productie van amfetamine en het voorbereiden van de productie, en heeft hem vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en een geldboete van € 40.000,-.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.298188.20
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 07 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1994,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat kantoorhoudende te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 december 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:het in vereniging produceren van amfetamine en MDMA te Maastricht in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 april 2020 (
primair), dan wel aan voornoemd delict behulpzaam zijn door PGP-telefoons te verschaffen (
subsidiair);
Feit 2:het in vereniging plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en MDMA te Maastricht op 15 april 2020;
Feit 3: het op 15 april 2020 opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine-base te Maastricht;
Feit 4: het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet in de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 november 2020 in Nederland;
Feit 5: het op 24 november 2020 aanwezig hebben van een jammer te Sittard-Geleen.

3.Bespreking van de EncroChat-verweren

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar de beslissing van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913), op het standpunt gesteld dat alle verweren ten aanzien van de Encrochat-data moeten worden verworpen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de Encrochat-data van het bewijs moeten worden uitgesloten dan wel dat strafvermindering dient te volgen, nu de vergaring en verwerking van deze data onrechtmatig was. Daartoe heeft de verdediging betoogd dat, ervan uitgaande dat de interceptie door Frankrijk in een Frans onderzoek zou zijn verricht, Frankrijk op grond van artikel 31 van de EOB-richtlijn een kennisgeving naar Nederland had moeten sturen. Deze kennisgeving had door de Nederlandse rechter-commissaris moeten worden getoetst, nu Frankrijk geen belang heeft bij interceptie van data van Nederlands gebruikers, een Nederlandse wettelijke grondslag voor een dergelijke interceptie ontbreekt, een redelijk vermoeden jegens alle gebruikers in de zin van artikel 126o Sv ontbrak en de interceptie bovendien in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De door de Nederlandse rechter-commissaris voorafgaand aan de interceptie afgegeven machtiging kan, aldus de verdediging, niet worden gelijkgesteld met een blijk van geen bezwaar op een kennisgeving als genoemd in artikel 31-EOB-richtlijn, nu die Nederlandse rechter-commissaris ten onrechte uitging van de rechtmatigheid van de interceptie op grond van het vertrouwensbeginsel. Ook de verwerking van de data in Nederland was onrechtmatig, nu – zo begrijpt de rechtbank – onvoldoende bijzondere waarborgen voor die verwerking bestaan, zodat deze in strijd is met artikelen 7 en 8 jo. 52, eerste lid, van het Handvest.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is bij de verkrijging van de Encrochat-data sprake geweest van opsporing in Frankrijk onder Franse verantwoording. De interceptie van die data heeft immers plaatsgevonden in het kader van een Frans opsporingsonderzoek, met toestemming van een Franse rechter, op basis van Frans recht, met behulp van een Franse interceptietool. De rechtmatigheid van dit Franse onderzoek staat niet ter beoordeling aan de Nederlandse rechter. Datzelfde geldt overigens indien de interceptie zou hebben plaatsgevonden in het kader van het optreden van het gezamenlijk onderzoeksteam. Ook dan geldt immers dat het nationale recht van de lidstaat waar een bevoegdheid wordt uitgeoefend leidend is en dat de bevoegdheid in dat geval wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de die lidstaat. Het gegeven dat in Frankrijk door de Franse autoriteiten interceptie van telecommunicatieverkeer heeft plaatsgevonden, terwijl (sommige) gebruikers van de betreffende dienst zich op Nederlands grondgebied bevonden, leidt niet tot een ander conclusie, zoals de Hoge Raad in rov. 7.4 van het arrest van 13 juni 2023 heeft overwogen. Voor zover het zo zou zijn dat de uitvoering van die interceptie met zich brengt dat een technisch hulpmiddel op de toestellen van de gebruikers in Nederland werd geïnstalleerd, doet ook dat niet aan het voorgaande af. Immers, alle voor de interceptie noodzakelijk door de autoriteiten uit te voeren handelingen vonden plaats in Frankrijk via de zich daar bevindende server, zodat ook in dat geval sprake is van Franse onderzoekshandelingen in Frankrijk. De Franse autoriteiten behoefden van de interceptie dus ook geen kennisgeving te doen aan de Nederlandse autoriteiten. Bovenstaande brengt met zich dat de rechtbank dient uit te gaan van de rechtmatigheid van de verkrijging van de Encrochat-data.
De door de Franse autoriteiten verstrekte gegevens kunnen door de Nederlandse autoriteiten vervolgens worden gebruikt in verdere onderzoeken, zoals de Hoge Raad in rov. 6.25 van zijn arrest van 13 juni 2023 heeft overwogen. Voor een dergelijk gebruik in een Nederlandse strafzaak is geen machtiging vereist, maar voor zover de rechter-commissaris die (onverplichte) machtiging wel heeft verstrekt en daarin voorwaarden heeft gesteld, is het openbaar ministerie daaraan gebonden. Dat de voorwaarden die door de rechter-commissaris aan de in het onderzoek 26Lemont gegeven machtiging zijn verbonden niet zijn nageleefd, is aan de rechtbank niet gebleken. Gezien bovenstaande slagen geen van de door de verdediging aangevoerde verweren
.
De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op: ook als het zo is dat de Franse autoriteiten op grond van de EOB-richtlijn of enigerlei andere rechtsregel de Nederlandse autoriteiten in kennis hadden moeten stellen van de interceptie, dan geldt dat de door de verdediging gevoerde verweren falen. Immers, die kennisgeving strekt dan slechts tot bescherming van het belang van de soevereiniteit van het betrokken land dient en dus niet tot bescherming van de belangen van gebruikers van Encrochat. Maar ook als die kennisgeving het belang van die gebruikers wel zou beschermen, valt niet in te zien hoe die gebruikers door de daadwerkelijke gang van zaken in hun belangen zijn geschaad, nu immers Nederland wel op de hoogte was van de interceptie en door de Nederlandse rechter-commissaris ook een machtiging voor die interceptie is verstrekt. Daar komt bij dat het de Nederlandse rechter-commissaris bij toetsing van een kennisgeving op grond van de EOB-richtlijn niet is toegestaan de rechtmatigheid te beoordelen van de maatregelen die in de uitvoerende staat zijn genomen, zoals blijkt uit de conclusie van de advocaat-generaal bij het HvJEU waarnaar de verdediging verwijst.

4.De beoordeling van het bewijs

Inleiding onderzoek Asbroek
[adres 2] te Heerlen
Op 27 maart 2020 ontvangt de Politie in Heerlen een overlastmelding omtrent het adres [adres 2] te Heerlen. Vanuit deze woning zou mogelijk weed verkocht worden. Naar aanleiding van deze informatie werd een onderzoek ingesteld. Op 4 april 2020 werd aan de deur gegaan, werd de woning betreden en doorzocht. Tijdens deze doorzoeking ter inbeslagname werden meer dan 30 kilo verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen (het betrof hier diverse soorten XTC-pillen, flessen amfetamineolie, MDMA-kristallen, amfetaminepasta en hennep). Deze verdovende middelen lagen verspreid
over diverse ruimtes, waarbij een ruimte was ingericht voor de verwerking/productie en verpakking van de verdovende middelen. Diverse sporen werden veilig gesteld voor DNA-onderzoek. Het vermoeden bestond dat de bewoner [naam 1] zijn woning onder meer als stashlocatie beschikbaar stelde.
[adres 3] Maastricht
Op woensdag 15 april 2020 krijgt een politiepatrouille een melding om te gaan naar de [adres 3] te Maastricht, omdat een getuige – op basis van eigen waarnemingen, geur en geluid – het vermoeden had dat er een drugslab of een hennepkwekerij aanwezig was in de loods aangrenzend aan zijn bedrijfsruimte op voormeld adres. Ter plaatse werd door de politiepatrouille een lab voor synthetische drugs aangetroffen.
EncroChat-berichten
Vervolgens kwamen de EncroChat-berichten ter beschikking van de politie. Mede op grond van deze EncroChat-berichten werden door de politie acht personen aangemerkt als verdachte voor betrokkenheid bij een of beide adressen voornoemd, voor deelname aan een criminele organisatie en voor het produceren en verhandelen van harddrugs en het verhandelen van wiet.
Zaakdossiers en persoonsdossiers
De rechtbank heeft voor het bewijs acht geslagen op het algemeen dossier, de zaakdossiers, de verschillende persoonsdossiers en de 1ste aanvulling op het einddossier, doorgenummerd van pagina’s 1 tot en met 2808. [1]
4.1
Identificatie van de verdachten in onderzoek Asbroek
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van het ter beschikking gekomen berichtenverkeer in het onderzoek Asbroek. In Asbroek zijn chatberichten van EncroChat-accounts opgenomen. De rechtbank zal in dit deelhoofdstuk de identificaties van de verdachten in onderzoek Asbroek bespreken.
De rechtbank zal hierna bij de bespreking van de feiten telkens de accountnamen van de geïdentificeerde gebruikers, zoals die in EncroChat door hen worden gebezigd, weergeven.
4.1.1
[medeverdachte 1]
EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] is de zoon van [medeverdachte 2] . Uit analyse van de chatberichten blijkt dat [bijnaam medeverdachte 1] veelvuldig contact heeft met [bijnaam medeverdachte 2] , welk account wordt toegedicht aan zijn vader [medeverdachte 2] (waarover hieronder meer). Op 3 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 1] aan [bijnaam medeverdachte 2] ‘haal jij die papiere op’, waarop [bijnaam medeverdachte 2] reageert ‘nee [naam 2] is ziek’. [2] [naam 2] is de dochter van [bijnaam medeverdachte 2] . Op 4 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 1] aan [bijnaam verdachte] ‘als wat met mij zou zijn en me ouwe, hout komt na jou toe, dan weet je dat nu goed, als nodig is, voor mij en ouwe’. [3] Met ouwe bedoelt [bijnaam medeverdachte 1] kennelijk zijn vader. Op 4 juni 2020 wordt [bijnaam medeverdachte 1] door [bijnaam 1] aangesproken met ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’, waarop [bijnaam medeverdachte 1] ‘yo bro’ reageert. [4] Op 2 juni 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 1] aan [bijnaam 2] op de vraag wie hij is, ‘zoon van [bijnaam medeverdachte 2] (
noot rechtbank: vermoedelijk moet hier staan ‘ [bijnaam medeverdachte 2] ’), Italiaan’. [5] [bijnaam medeverdachte 2] wordt in EncroChats veelvuldig ‘ [bijnaam medeverdachte 2] ’ genoemd. Hij heeft een paardenstaart. Voorts is [bijnaam medeverdachte 2] van Italiaanse komaf.
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 1] .
4.1.2
[medeverdachte 2]
EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 2]
Op 9 april 2020 stuurt [bijnaam 3] aan [bijnaam medeverdachte 2] ‘geef me effe je mobiel’, waarop [bijnaam medeverdachte 2] reageert met ‘ [nummer 1] ’. Dit telefoonnummer stond bij de politie onder de tap. Tijdens het afluisteren van deze telecommunicatie bleek dat dit telefoonnummer in gebruik was bij [medeverdachte 2] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] is vervolgens een telefoon gevonden, welke telefoon voorzien was van voornoemd telefoonnummer. [6] Op 11 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 2] aan [bijnaam medeverdachte 6] een foto. Verbalisant [naam 3] herkent op de foto de achtertuin van [bijnaam medeverdachte 2] aan de [adres 4] te Landgraaf. [naam 3] is op 22 september 2020 tijdens een doorzoeking in deze tuin geweest. [7]
Op basis van dit, alsmede op basis van hetgeen bij [medeverdachte 1] is overwogen over zijn chatcontacten met zijn vader, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 2] .
4.1.3
[medeverdachte 3]
EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 3]
Uit de persoonsgegevens van [medeverdachte 3] blijkt dat hij geboren is op [geboortedag 2] 1985. De gebruiker van het EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 3] ontvangt op [geboortedag 2] 2020 van [bijnaam 4] , [bijnaam 5] , [bijnaam 6] en [bijnaam 7] felicitaties voor zijn verjaardag. Op de vraag ‘hoe oud ben je nu’ van [bijnaam 6] antwoordt [bijnaam medeverdachte 3] ‘nee 35 haha’. [8] Dit correspondeert met het geboortejaar van [medeverdachte 3] . Uit de EncroChats volgt voorts dat [bijnaam medeverdachte 3] vaak wordt aangesproken met de naam ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’, bijvoorbeeld op 29 april 2020 door [bijnaam 8] . [9] Ook spreken anderen over ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’ als ze het over [bijnaam medeverdachte 3] hebben. Zo vraagt [bijnaam medeverdachte 1] op 2 juni 2020 aan [bijnaam 9] ‘geef eens mail van [bijnaam medeverdachte 3] heb m perongeluk verwijdert’, waarop [bijnaam 9] antwoordt met ‘ [bijnaam medeverdachte 3] , [initialen medeverdachte 3] bedoel je toch?’. [10] Waarbij [initialen medeverdachte 3] de initialen zijn van [medeverdachte 3] . Dat [medeverdachte 3] de bijnaam ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’ heeft, volgt eveneens uit een tapgesprek van 16 oktober 2020 tussen hem en ene [naam 4] , waarbij [naam 4] vraagt ‘met wie’, waarop [medeverdachte 3] zegt ‘met die [bijnaam medeverdachte 3] , met [medeverdachte 3] ’. [11]
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 3] .
4.1.4
[medeverdachte 4]
EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 4]
Uit analyse van de historische mastgegevens die de PGP-telefoon (Imei-nummer:
[nummer 2] ) van [bijnaam medeverdachte 4] het meest aanstraalde, blijkt dat de PGP- telefoon veelal
aanstraalde op verschillende mastlocaties (Cell-ID's) waarvan het bereik straalt over de woonwijk [naam woonwijk 1] te Heerlen. Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 4] stond ingeschreven en verbleef in de woning gelegen aan de [adres 5] te Heerlen. Dit adres is gelegen binnen het bereik van bovengenoemde mastlocaties. [12] Uit analyse van chatberichten van [bijnaam medeverdachte 4] blijkt dat [bijnaam medeverdachte 4] op [dag] 2020 aan [bijnaam medeverdachte 2] een bericht stuurt met de mededeling dat zijn vrouw 29 jaar wordt om 00:00 uur. Uit het door de politie verrichte onderzoekt blijkt dat de – toenmalige – vriendin van [medeverdachte 4] , genaamd [naam 5] , is geboren op [geboortedag 3] 1991. [13] In de EncroChats wordt [medeverdachte 4] voorts vaak aangesproken met ‘ [bijnaam medeverdachte 4] ’, of wordt vaak over ‘ [bijnaam medeverdachte 4] ’ gesproken tussen anderen, verwijzend naar de achternaam .
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 4] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 4] .
4.1.5
[medeverdachte 5]
EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 5]
Op 17 april 2020 in de ochtend stuurt [bijnaam medeverdachte 5] naar [bijnaam 10] ‘Gm pillen liggen in de geslote brievenbus’, waarop [bijnaam 10] stuurt ‘dank je wat ben je vroeg weg’, waarop [bijnaam medeverdachte 5] stuurt ‘ [naam bedrijf 1] ’. Ook stuurt [bijnaam medeverdachte 5] een foto mee waarop een werkbus van [naam bedrijf 1] te zien is. Op 23 mei 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 5] aan [bijnaam medeverdachte 6] ‘haha milieu onderzoek van mijn werk op onze lab locatie’. [14] In de woning van medeverdachte [medeverdachte 7] is een factuur van het bedrijf [naam bedrijf 1] aangetroffen, betreffende de [adres 3] Maastricht, drugsafval in loods, gedateerd 31 mei 2020. [15] Dat [medeverdachte 5] bij [naam bedrijf 1] heeft gewerkt, kan voorts worden afgeleid uit de website van het bedrijf, waar een foto van [medeverdachte 5] te zien is bij ‘medewerkers in beeld’.
In het dossier bevindt zich voorts een chatgesprek tussen [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 5] waaruit blijkt dat [bijnaam medeverdachte 2] airco’s wil. Op 4 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 5] naar [bijnaam medeverdachte 2] ‘gm vr. hun 2 zijnop de zaak voor die airco, [naam 6] en me schoonpa’. Op 8 april 2020 vraagt [bijnaam medeverdachte 5] aan [bijnaam medeverdachte 2] of het gelukt is met de airco’s, waarop [bijnaam medeverdachte 2] ‘ja maat’ antwoordt en voorts stuurt ‘Alleen die hebbenniemand wat komt ophar’ en ‘Die gast komt zo kijken’. [bijnaam medeverdachte 5] reageert dan met ‘Wie, van [naam bedrijf 2] uit’. Uit onderzoek is gebleken dat [naam bedrijf 2] airco’s verkoopt en dat de eigenaar van [naam bedrijf 2] [naam 7] is. [naam 7] is de schoonvader van [medeverdachte 5] . [16]
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 5] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam medeverdachte 5] .
4.1.6
[medeverdachte 6]
EncroChat-accounts [bijnaam medeverdachte 6] en [bijnaam medeverdachte 6]
Op basis van chatgesprekken komt naar voren dat de accounts [bijnaam medeverdachte 6] en [bijnaam medeverdachte 6] dezelfde gebruiker hebben, en dat het account [bijnaam medeverdachte 6] het opvolgende account is van het account [bijnaam medeverdachte 6] . De rechtbank leidt dit af uit de volgende chats:
2 april 2020:
[bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam verdachte] : Ik moet nieuwe encro
[bijnaam verdachte] aan [bijnaam medeverdachte 6] : Heb ik wxtra bewaard voor je. Is de laatste
[bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam verdachte] : [bijnaam medeverdachte 6] … kan dat
[bijnaam verdachte] aan [bijnaam medeverdachte 6] : Ga ik ff chekke
[bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam verdachte] : Graag ingaan over 6 dagen
[bijnaam verdachte] aan [bijnaam medeverdachte 6] : zeker
8 april 2020:
[bijnaam 11] aan [bijnaam medeverdachte 6] : Kennen we mekaar
[bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam 11] : Hey maat. Is me nieuwe encro. [bijnaam medeverdachte 6] . [17]
Vervolgens is de vraag aan de orde wie de gebruiker is van de accounts [bijnaam medeverdachte 6] en [bijnaam medeverdachte 6] . Op 21 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam 12] ‘Pum ik heb nieuw nummer.. kun je ff doorgeven aan onze vriend, [nummer 3] . In het politiesysteem Blueview staat dit telefoonnummer gekoppeld aan [medeverdachte 6] . [18] Op 8 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 5] ‘Ben 1600 euro pus tas plus sleutels en alle bankpasjes kwijt en niks gedaan gvd’ en ’pum hebben geprobeert in te breken vanacht’. Op 9 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 5] ‘en pum mijn tasje terug. Wel 600 eruit’. Uit de politiesystemen volgt dat [medeverdachte 6] op 8 april 2020 aangifte deed van diefstal van een tas. Eveneens volgt uit de politiesystemen dat de dader werd achterhaald, dat de tas werd teruggegeven maar dat er 600 euro ontbrak. [19] Dit komt aldus overeen met hetgeen [bijnaam medeverdachte 6] stuurt aan [bijnaam medeverdachte 5] .
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 6] de gebruiker was van de EncroChat-accounts [bijnaam medeverdachte 6] en [bijnaam medeverdachte 6] .
4.1.7
[verdachte]
EncroChat-account [bijnaam verdachte]
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 18 december 2023 verklaard dat hij een vriendin heeft genaamd [naam 8] . In de chatberichten van [bijnaam verdachte] wordt ook gesproken over deze vriendin, en over haar vader, zijnde de schoonvader van [verdachte] , te weten [naam 9] . Op 11 april 2020 stuurt [bijnaam 13] aan [bijnaam verdachte] ‘Vr is [naam 8] al geweest’, verwijzend naar [naam 8] . [20] Op 4 juni 2020 stuurt [bijnaam 14] aan [bijnaam verdachte] ‘Die mail van je schoonvader pik, stuur me die eens ben ik kwijt’, waarop [bijnaam verdachte] antwoordt met ‘ [bijnaam 13] ’. [21]
Op 19 april 2020 stuurt [bijnaam verdachte] aan [bijnaam 15] ‘Sta bij praxis, witte auto, vw’ en op 1 juni 2020 stuurt [bijnaam 16] aan [bijnaam verdachte] ‘wat heb je voor auto’, waarop [bijnaam verdachte] antwoordt ‘opel rode’. Blijkens de Rijksdienst wegverkeer (RDW) stond een witte Volkswagen Polo sinds 9 december 2019 ten naam gesteld van [naam 8] . Deze Volkswagen Polo was eerder eigendom van de zus van [verdachte] . [verdachte] had volgens de RDW tussen 4 april 2020 en 10 augustus 2020 eveneens een rode Opel Astra op zijn naam. [22] [bijnaam verdachte] stuurt op 2 mei 2020 aan [bijnaam 17] ‘jo [naam woonwijk 2] zit ff bij ene op bezoek’ en op 30 mei 2020 stuurt [bijnaam verdachte] aan [bijnaam 18] ‘ [adres 6] there is a parking’. [23] Hieruit volgt dat [bijnaam verdachte] zich vaker begeeft in het stadsdeel [naam woonwijk 2] , en in de straat [straatnaam 1] . In deze straat en dit stadsdeel woont de vriendin van [verdachte] . Op 28 mei 2020 stuurt [bijnaam 19] aan [bijnaam verdachte] ‘heb je al verzekerd’, waarop [bijnaam verdachte] antwoordt ‘platen morgen want overschrijven was beetje kut’. Uit informatie van de RDW volgt dat [verdachte] op 29 mei 2020 een Volkswagen Fox op zijn naam heeft staan, waarvan de datum eerste inschrijving verzekering 28 mei 2020 betreft. [24]
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam verdachte] .
4.1.8
Unieke gebruikers
De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat bovenvermelde accounts ook door een ander dan de geïdentificeerde gebruiker werden gebruikt.
Ten behoeve van de leesbaarheid zal de rechtbank de verdachte en diens medeverdachten telkens duiden met hun accountnamen van EncroChat.
4.1.9
[medeverdachte 7]
[bijnaam medeverdachte 7]
Uit analyse van EncroChat-berichten tussen [bijnaam medeverdachte 2] , [bijnaam medeverdachte 6] , [bijnaam medeverdachte 6] , [bijnaam medeverdachte 5] en [bijnaam 20] bleek dat zij regelmatig spraken over ‘ [bijnaam medeverdachte 7] ’:
Wanneer deze berichten worden geplaatst binnen de overige in het dossier aanwezige informatie over [medeverdachte 7] , komt de rechtbank tot het oordeel dat wanneer de EncroChat-gebruikers over ‘ [bijnaam medeverdachte 7] ’ spreken, ze daarmee [medeverdachte 7] bedoelden. Zo heeft [medeverdachte 7] tijdens zijn verhoor d.d. 3 juni 2020 verklaard dat hij woonachtig is op het adres [adres 7] te Maastricht, en dat zijn ex-partner woonachtig is op het adres [adres 8] te Maastricht. [25] Deze informatie komt overeen met de informatie die in de chats over het adres van [bijnaam medeverdachte 7] wordt gedeeld. Voorts heeft [medeverdachte 7] zich op 16 april 2020 bij de politie gemeld met het – naar later bleek verzonnen – verhaal dat hij de loods aan de [straatnaam 2] onderverhuurde, waarbij hij ook een nep verhuurcontract heeft overgelegd en een niet bestaand telefoonnummer van deze verzonnen onderhuurder opgaf. [26] [medeverdachte 7] is vervolgens niet gearresteerd. Ook deze informatie komt overeen met de chats die [bijnaam medeverdachte 5] en [bijnaam 20] op 16, 17 en 20 april over en weer naar elkaar sturen over [bijnaam medeverdachte 7] . De bijnaam ‘ [bijnaam medeverdachte 7] ’ is voorts toepasselijk voor [medeverdachte 7] , nu [medeverdachte 7] is geboren in Groot-Brittannië, Brits burger is en Engels spreekt.
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat met ‘ [bijnaam medeverdachte 7] ’ [medeverdachte 7] wordt bedoeld.
4.2
Het bewijs
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 4 dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 5 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3
Vrijspraak feit 3
Onder feit 3 is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij op 15 april 2020 aan de [adres 3] te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid amfetamine-base. Uit de bewijsmiddelen van de bewezen verklaarde feiten (zie hierna) volgt dat de verdachte medepleger is van het in vereniging produceren van amfetamine en MDMA en medepleger is van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en MDMA, en wel met name in de rol van het aanleveren van apaan aan het lab, ten behoeve van de productie van BMK. Dat de verdachte daarmee ook medepleger is van het aanwezig hebben van amfetamine-base in het lab waaraan hij apaan levert, kan de rechtbank op basis van het dossier niet bewijzen. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 3 ten laste gelegde.
4.2.4
Vrijspraak feit 4
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet, een organisatie die zich specifiek bezig houdt met de handel in synthetische drugs. Een organisatie in de zin van dit artikel is een samenwerkingsverband tussen de verdachte en ten minste één andere persoon met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft niet steeds hetzelfde te zijn en niet is vereist dat de verdachte samenwerkte of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Uit de bewijsmiddelen van de bewezen verklaarde feiten (zie hierna) volgt dat de verdachte
medepleger is van het in vereniging produceren van amfetamine en MDMA en medepleger is van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en MDMA. De verdachte was leverancier van apaan aan het lab en was afnemer van het eindproduct van het lab. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte hierbij nauw heeft samengewerkt met anderen om de apaan daadwerkelijk bij het lab af te leveren, met als doel om BMK en later amfetamine te produceren in het lab.
Dat er sprake is van het medeplegen van delicten aangaande het lab aan de [straatnaam 2] , brengt naar het oordeel van de rechtbank nog niet mee dat de verdachte ook deelnemer was van de criminele organisatie die achter dit lab zat. Voor het meerdere dat daarvoor nodig is, ziet de rechtbank geen bewijs. Dat de verdachte leverancier was van PGP-telefoons, inclusief abonnementen, maakt dat niet anders. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de verdachte aan de leden van de criminele organisatie PGP-telefoons en abonnementen heeft geleverd, maar de verdachte leverde deze telefoons en abonnementen ook aan heel veel andere personen, buiten de criminele organisatie om. Het leveren van PGP-telefoons aan leden van de criminele organisatie, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verdachte daarmee ook deelnemer wordt van die criminele organisatie. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte het opzet had om van die organisatie deel uit te maken. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van het onder feit 4 ten laste gelegde.
4.2.5
[adres 3] te Maastricht; de bewijsmiddelen
Op 15 april 2020 werd de politie telefonisch benaderd door een melder, met de mededeling dat hij het vermoeden had dat er in een aangrenzende loods aan zijn eigen loods, op het adres [adres 3] te Maastricht, een drugslab of hennepkwekerij aanwezig was. De melder had waargenomen dat er ontzettend veel stroom verbruikt werd via de elektriciteitsmeter in zijn bedrijf terwijl hij zelf niet veel elektrische apparaten in gebruik had. Hij had met een warmtecamera op zijn telefoon foto's gemaakt van de elektriciteitskabels die vanaf zijn elektriciteitsmeter naar de aangrenzende loods liepen. Hij had gezien dat deze elektriciteitskabels behoorlijk veel hitte afgaven. Ook had hij het zoemend geluid van een mechanische afzuiging gehoord. Dit zoemende geluid was afkomstig van de aangrenzende loods. Via een gat in de muur had hij met behulp van een kleine camera een foto genomen van de aangrenzende loods. Op de foto waren afzuiginstallaties en afzuigslangen zichtbaar.” [27]
Op 15 april 2020 om 8.15 uur begaven verbalisanten [naam 10] en [naam 11] zich naar de [adres 3] te Maastricht en relateren daarover het volgende:
“Ter plaatse bleek dat de toegangspoort afgesloten was. Hierop hebben wij het slot van
de toegangspoort van de loods verbroken en betraden wij de loods. In de ruimte roken
wij meteen een chemische geur en zagen wij diverse vaten en tonnen met een vloeibare
substantie staan aan de rechterzijde van deze loods. Verderop in de loods zagen wij
zogenaamde drukvaten staan en glazen bollen en gasbranders. Gelet op het feit dat er sprake was van een mogelijk amfetamine laboratorium hebben wij terstond de loods verlaten en de des betreffende gespecialiseerde afdeling genaamd LFO in kennis gesteld.
Ter plaatse meldde zich de eigenaar van de loods genaamd [naam 12] . Zij toonde mij, [naam 10] , een voorblad van de huurovereenkomst. Zij maakte kenbaar
dat de desbetreffende loods alleen nog gehuurd werd door [medeverdachte 7] .” [28]
Op 15 april 2020 heeft LFO-expert [naam 13] een onderzoek ingesteld in de loods aan de [adres 3] te Maastricht. Hij relateert hierover het volgende:
“Direct bij het betreden van de loods werd door mij de typische en kenmerkende geur
van amfetamineachtige stoffen geroken. Gezien vanaf de ingang was de loods aan de
linkerzijde over de gehele lengte ingericht en in gebruik als een auto herstelplaats. De
rechterzijde van de loods was ingericht en in gebruik als productieplaats van synthetische
drugs, namelijk de vervaardiging van BMK (au bain-marie opstelling) vermoedelijk met
behulp van zoutzuur en amfetamine volgens de de Leuckart (loog) methode. Op het moment
van onderzoek was de gaswasser bestaande uit 2 gekoppelde 1000 L IBC’s gekoppeld aan 3
afzuigunits in werking. 1 van de 2 flexibele slangen was aangesloten op de IBC van de au
bain-marie opstelling en de andere ter hoogte van een loog vat: een 1000 L IBC.
Hieronder volgt een summiere opsomming van de goederen welke een relatie hadden met de
vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs. Ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aanwezige stoffen werd door ons onder andere gebruik gemaakt van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de Thermo Fischer First Defender (FD). Tevens werden door ons de onderzochte goederen, indien van toepassing, onderworpen aan enkele microchemische tests. Deze tests betreffen kleurreacties waarmee men de eventuele aanwezigheid van opiaten(waaronder heroïne), alkaloïden (waaronder cocaïne) en (meth)amfetaminen vast kan stellen.
• jerrycans met formamide, geen etiketten, opschrift “for”,totaal 500 L;
• een loogvat: 1000 L IBC vervuild met resten loog (caustic soda) en een roerstok
aangetast door loogoplossing;
• 5 stk 200 L klemdekselvaten; 3 leeg/vervuild; 1 met 20 L vloeistof FD=N-
formylamfetamine en 1 met 180 melkwitte vloeistof met drijfogen, FD=BMK;
• Een 200 L dopvat (formamide vat) met vloeistof-afval;
• 1000 L IBC met 300 L amfetamine gerelateerd afval;
• zakken caustic soda (INOVYN), 2x 25 kg en 18 lege gebruikte zakken;
• 41 stk 30L jerrycans, geen etiket, met zoutzuur, totaal 1225 L;
• 3 stk 1000L IBC’s met amfetamine gerelateerd afval: 1300 L;
• 2 stk 30 L jerrycans, opschrift:’’ruwe A” beide gevuld met bruine olieachtige vloeistof,
FD=amfetamine-base (olie), indicatief positief op de aanwezigheid van amfetamine
(kleurreactietest), totaal 4,5 liter;
• Houten verrijdbare stellage met een 60 1 scheitrechter, gevuld met 30 ml bruine
olieachtige vloeistof, positief op de aanwezigheid van amfetamine
(kleurreactietest);
• een opstelling ten behoeve van de omzetting van pre-precursor BMK bestaande uit een
vierkante metalen bak (125 x 125 cm) geplaatst op blokken steen, gevuld met zuur
water met daarin een 1000 liter IBC (container in een metalen frame). Op de
vulopening van de IBC was een 65 liter speciekuip geplaatst met resten geel poeder.
De IBC was gevuld met ongeveer 800 liter zure vloeistof (vermoedelijk oplossing
zoutzuur) met daarop een dikke laag geel poeder geur APAA(N). Er was geen
zichtbare olielaag aanwezig. Het poeder bleek indicatief grotendeels maismeel te
bevatten en een klein percentage APAA/MAPA of iets dergelijks te bevatten. Onder
de metalen bak bevonden zich 4 gasbranders aangesloten op 2 gasflessen. Op de
bovenzijde van de IBC was een slang aangesloten welke weer was op een 1000 L IBC
gevuld met 800 liter zure waterige vloeistof (gaswasser);
• een opstelling t.b.v. de vervaardiging van amfetamine bestaande uit gebruikte en
vervuilde gemodificeerde industriële rvs reactie/kookketel met een inhoudsmaat van
995 L. Op de ketel was een groene strook aanwezig met het opschrift :”Déo”. De
poten van de ketel waren geplaatst op blokken steen en aan de onderzijde van de ketel,
op een metalen raster, waren 3 gasbranders, voorzien van gasslangen met
reduceerventiel, geplaatst. Op de ketel waren 2 rvs refluxkoelers geplaatst beide
aangesloten op brede geribbelde slangen (niet aangesloten op gaswasser). De ketel
was gevuld met een kleine hoeveelheid olieachtige vloeistof, geur amfetamine en een
hoge concentratie koolmonoxide (CO). Direct achter de ketel hing een
frequentieregelaar (aangesloten op 230V) vermoedelijk voor een roermotor ten
behoeve van de 2C kookstap/loog fase;
• een gaswasser bestaande uit 2 gekoppelde 1000 L IBC’s aangesloten op 3 afzuigunits en
flexibele slangen;
• 2 stk 200 L vaten met 400 liter loogoplossing-afval;
• Jerrycans/vaten met le fase afval 1080 liter;
• 2 stoomketels t.b.v. stoomdestillatie bestaande uit 2 gemodificeerde 50L rvs bierfusten
middels 2 stukken rvs pijp aan elkaar gelast;
• 2 rvs gebruikte destillatieketels 50L en 2 passende rvs koelers;
• 9 aangebroken vezelversterkte zakken ieder gevuld met 22-25 kg crème tot geel
kleurig poeder, geur APAA(N), hoofdzakelijk gevuld met maismeel en indicatief
AP AA, MAPA, BMK glycidezuur totaal 198 kg en 9 lege (225 kg verwerkt) zakken
met dezelfde restanten teven hoofdzakelijk maismeel.” [29] [30]
Interpretatie LFO
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke
aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden.
Gezien de analyseresultaten van de genomen monsters, de aanwezige productiemiddelen
(onder andere kookketel, destillatieketel, au bain-marie bak), de aanwezige hoeveelheden
chemicaliën, de hoeveelheden aanwezige afvalproducten van de vervaardiging van BMK en
amfetamine en lege verpakkingen van gebruikte chemicaliën was deze loods al enige tijd, in
ieder geval langer dan 2 weken, ingericht en in gebruik ten behoeve van het op grote schaal
vervaardigen c.q. bewerken van BMK vanuit een pre-precursor met behulp van een sterk zuur waarna met behulp van de vervaardigde BMK amfetamine werd vervaardigd volgens de
Leuckart(loog) methode. [31]
Het NFI heeft geconcludeerd dat in het onderzoeksmateriaal afkomstig uit het drugslab amfetamine is aangetoond. Verder is onder meer BMK, zoutzuur, PMK, APAAN, piperonal, N-formylamfetamine en formamide aangetoond. Het NFI heeft daarover toegelicht dat zoutzuur een chemicalie is dat onder meer vermeld staat op bijlage I van de Verordening (EG) nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren. Naast zoutzuur zijn BMK (benzylmethylketon; 1 -fenyl-2-propanon), PMK (piperonylmethylketon; 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on), APAAN (alfa- fenylacetoacetonitril, alfa-acetylbenzylcyanide) en piperonal aangetoond. De materialen die deze stof(-fen) bevatten voldoen niet aan de omschrijving van een geregistreerde stof. [32]
Op 18 juni 2020 is [naam 14] als getuige gehoord. Hij verklaarde – voor zover van belang en verkort weergegeven – over de loods aan de [adres 3] te Maastricht het volgende:
“Ik denk dat [medeverdachte 7] de loods sinds tweeëneenhalf tot drie jaar huurde. Ik ben twee jaar geleden voor het eerst in de loods geweest. Er stond toen in de loods een brug, handgereedschap, drie werkbanken en twee metalen kasten, rekken en tafels. Ook een
Corrado, een VW Golf en een Audi. De VW Golf van mij kwam daar dan bij. Een maand of vier geleden, in februari, ben ik voor het laatst in de loods geweest. Toen ben ik mijn spullen gaan halen omdat hij gezegd had dat hij dat deel van de loods kon verhuren. Daarom vroeg hij mij uit de loods te gaan. [33]
In de loods werd, op een laag kastje/tafeltje, dat in de partytent stond, een volgelaatmasker aangetroffen en gemarkeerd (SIN: AAMP9211NL). [34] Op de rand van het masker en op de binnenzijde van het mondstuk van het masker werd DNA aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 7] . [35]
EncroChats
Op woensdag 1 april vraagt een persoon gebruikmakend van een Encrochat-account met de nickname [bijnaam 20] om 10.25 uur aan [bijnaam medeverdachte 5] “hoe laat jij hier”. [bijnaam medeverdachte 5] antwoordt dan “ben 10 min Gronsveld ” en vraagt dan ook of die [bijnaam medeverdachte 7] daar is. “ [bijnaam medeverdachte 7] hirr” antwoordt [bijnaam 20] . [36]
Op 26 en 27 maart 2020 wordt er door [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte 6] gesproken over app. [bijnaam verdachte] schrijft “kan nog 160 kg app pakken kan je die aannemen en hlng duurt voordat die kla zijn”. [bijnaam medeverdachte 6] vraagt even om 2 uurtjes, waarop [bijnaam verdachte] zegt dat hij maar relax doet, hij gaat eerst kijken of hij app kan kopen, is genoeg poeder. [bijnaam medeverdachte 6] geeft dan ook aan dat ze aan het opbouwen zijn en dat alles in Nederland is.
Dan op 1 april gaat het over ruilen. [bijnaam medeverdachte 6] geeft dan tegenover [bijnaam verdachte] aan dat kok ruilen is bij schoonpa van [bijnaam verdachte] . Er zijn 5 zakken wit en 3 zakken geel. [bijnaam verdachte] vraagt dan “die van my zyn toch gesmolten, al B”, hetgeen [bijnaam medeverdachte 6] beaamt. Er wordt dan ook gezegd door [bijnaam medeverdachte 6] “maar kok wilt door werken binnen en niet meer buiten” en door [bijnaam verdachte] wordt gezegd “kan poeder pakken, dus kunnen knalle”. [bijnaam medeverdachte 6] zegt “ben echrt blij nu, stuur je straks foto kookketel. [37]
Op 1 april 2020 schrijft [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 5] “We gaan verhuizen” hetgeen de vraag oproept bij [bijnaam medeverdachte 5] of hij morgen mee kan rijden om het vervoerte begeleiden. [38]
Op 2 april 2020 zegt [bijnaam verdachte] tegen [bijnaam medeverdachte 6] “60 l ton: 6,25 kg app 5l water goed roeren dat overal nat is 5l zwavel in een keer bijgooien (98% moet rond 1800 gr per l wegen) roeren dan komt omhoog als te hoog komt stoppen als zakt weer roeren net zo lang tot niet meer reageert, mag niet boven 140 graden komen (tussendoor meten minimaal 6 min laten borrelen (temp in de gate houden) na 6 min afblussen met 10l water. Volgende dag afscheppen”. [39]
Op 2 april 2020 schrijft [bijnaam 20] aan [bijnaam medeverdachte 5] om 06.11 “ben bijna bij [bijnaam medeverdachte 7] om op te pikken” en [bijnaam medeverdachte 5] meldt dan “Pum zegt vrijdag ketel verhuizen”. [40]
Op vrijdag 3 april vraagt [bijnaam medeverdachte 5] aan [bijnaam medeverdachte 6] of alles goed is gegaan. [bijnaam medeverdachte 6] antwoordt dat er nu nog 1 keer gereden wordt. Waarbij [bijnaam medeverdachte 5] begrijpt dat het gaat om ibc en ketels, dat past niet in 1x. [41]
Op 3 april 2020 vraagt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 5] “pum kan jij nog 50 for regel”, “50liter?” vraagt [bijnaam medeverdachte 5] dan, waarop [bijnaam medeverdachte 6] zegt “Als kan zou top zijn”. [bijnaam medeverdachte 5] zegt dan “mijn vr laat komen van duitskand fabriek, dat is moeilijk voor 50lutet denk ik”. [42]
Op 4 april 2020 wordt door [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam verdachte] een foto gestuurd waarop iemand in een groen geblokt vest bij de grijze procesketel staat. Bij de foto wordt de tekst gestuurd “gezien [bijnaam medeverdachte 7] langs koeler heb je idee hoe groot ie is”. [43]
Een vest gelijksoortig aan dat op de foto wordt aangetroffen bij de doorzoeking aan het [adres 7] te Maastricht, zijnde de woning van [medeverdachte 7] . [44]
Op 5 april 2020 vraagt [bijnaam medeverdachte 5] aan [bijnaam 20] “is die [bijnaam medeverdachte 7] daar?” “Nee” zegt [bijnaam 20] , “vandaag niet, gisteren wel geholpen tot 4 ’s morgens, die kerel klaagt nergens over en vind alles prima”. [45]
Op 5 april stuurt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 2] “Ben aan het testen pummm. Heb nu test gedaan 70 B. Met 1 koeler”, waarop [bijnaam medeverdachte 2] antwoordt “ok en?”. [bijnaam medeverdachte 6] stuurt aan [bijnaam medeverdachte 2] een foto en vraagt “hoe vind je uit zien???”, waarop [bijnaam medeverdachte 2] zegt “goed ziet uit”. [bijnaam medeverdachte 6] vraagt “moet die kleur niet groener zijn afval water?”, waarop [bijnaam medeverdachte 2] antwoordt “nee sosm wel maar hoeft niet altijd”. [bijnaam medeverdachte 6] zegt dan “ahhh ok ok. Als dit goed is kunnen we knallen”. [bijnaam medeverdachte 2] zegt “hoop het pumke”. [46]
Op 5 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 2] aan [bijnaam medeverdachte 1] een foto van een ketel en een foto van twee plastic kannen met inhoud. [bijnaam medeverdachte 2] schrijft als tekst erbij “gaat nu zouten vandaag”, waarop [bijnaam medeverdachte 1] antwoordt “ok mooie ketels”. De ketel op de foto betreft de ketel die werd aangetroffen in het lab aan de [adres 3] te Maastricht. [47]
Op 7 april vraagt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 5] “heb jij weegschaal voor liter te wegen pum”. “ja zeker in me garage”, antwoordt [bijnaam medeverdachte 5] . Er wordt op 7 april ook nog gesproken over “2 wandventilatie voor op locatie. Best belangrijk” aldus [bijnaam medeverdachte 6] . [48]
Op 8 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam verdachte] “alles staat nu goed opgebouwd.. wil ff 2 maanden en dan opruimen. Naar volgende locatie”. [bijnaam verdachte] vraagt “wanneer poeder, 500 willen ze afgeven”. [bijnaam medeverdachte 6] hoopt vrijdag/zaterdag. En [bijnaam verdachte] gaat nu regelen voor nieuwe. [bijnaam medeverdachte 6] vraagt op 10 april 2020 aan [bijnaam verdachte] “morgen A ophalen kan dat???”. [bijnaam verdachte] vraagt “heb je nog nieuwe poeder nodig pum”. [bijnaam medeverdachte 6] zegt op 11 april 2020 “zit nu in ketel, eerste beker A van jou ap”. “Kok nog hele nacht bezig pum”.
[bijnaam medeverdachte 6] stuurt “heeft 3 x 200 gedaan” en [bijnaam verdachte] vraagt hoe laat hij chauffeur kan sturen. [bijnaam medeverdachte 6] zegt dan “Pum is met laatste 20 liter bezig, het loopt heel moeilijk zegt ie, hij kan sneller, maar ik wil dat mooi spa is daarom langzaam met gooien zegt kok”. [bijnaam medeverdachte 6] zegt “200 schoonpa was helft van de tijd al klaar zegt kok net, “hij zeg hoe kan dat schoonpa en schoonzoon... andere ap” maar belangrijkste is opbrengs en mooie kleur pum, tijd is voor kok geen probleem”. [49]
Op 9 april stuurt [bijnaam medeverdachte 2] aan [bijnaam medeverdachte 3] een foto die zeer waarschijnlijk gemaakt is in de productieplaats [adres 3] , waarop een maatbeker met een transparante vloeistof is te zien. [bijnaam medeverdachte 3] vraagt “wat kost en hoeveel heb je?” [bijnaam medeverdachte 2] zegt dat hij 675 moet hebben en dat “zaterdag weer klaar kan ik ool pakken”. [50]
Op 9 april vraagt [bijnaam medeverdachte 5] aan [bijnaam 20] “is die [bijnaam medeverdachte 7] bij je”. “ [bijnaam medeverdachte 7] niet hier” antwoordt [bijnaam 20] . [bijnaam medeverdachte 5] vraagt vervolgens “ey heeft die [bijnaam medeverdachte 7] geklaagd over geur en dingen?”, waarop [bijnaam 20] antwoordt “Gisteren effe over geur maar kwam net op slecht moment we waren bezig op ssnnhrt lossen hoezo??” [bijnaam medeverdachte 5] zegt dan “ja hoor dat die toch nie wil doorgaan. Gister staan klagen bij de tussenpersoon. Over paar dinge. Ook dat ma deze 2x wil doen, hoor ik net.” [bijnaam 20] zegt dan “dat is straf ik pas met hem afgesproken dat we doen tot eind mei dat hij 7500 per draai krijgt en dat wij ons best doen om 3/maand te draaien. Ik heb afspraak dat we blijven tot eind mei en proberen 3 draaien per maand te doen en hij 7500 per draai krijgt gewoon als ie ook beetje klusjes opknapt en eens wil rijden voor ons. Ik wil niet meer binnen buiten alleennhij moet daarbgezien worden vind ik en hij was enis nog altijd akkoord”. [51]
Op 9 april 2020 zegt [bijnaam medeverdachte 6] tegen [bijnaam medeverdachte 5] “Dus zodra alles klaar is, zaterdag, geven we gelijk geld aan hem,ok”, waarop [bijnaam medeverdachte 5] “ja zeker, zeg hem dat ook” antwoordt. Ook vraagt [bijnaam medeverdachte 5] dan “en dan meteen door? Of eve pauze en alles wegzette daar?”, waarop [bijnaam medeverdachte 6] antwoordt “nee maandag door pummm. Zaterdag alle A klaar en maandag alles weer kopen grondstoffen. 400kg”. “Bij wie gaan we bestellen”, vraagt [bijnaam medeverdachte 5] , waarop [bijnaam medeverdachte 6] antwoord “jou man”. [52]
Op 10 april 2020 vraagt [bijnaam medeverdachte 2] aan [bijnaam medeverdachte 3] “maat hebben we apaan. Jij kan afgeven. Ik wil welb100 meekopen maandag 400 afgeven loppt goed daar”. [bijnaam medeverdachte 3] zegt: “Heb net iemand toegezegd dat morgen aanpak voor 650”. [bijnaam medeverdachte 2] zegt: “Ok kijk maar heb kannonne a staan.” [bijnaam medeverdachte 3] zegt: “Maandag is goed. Regel ik 400.” Ook verstuurt [bijnaam medeverdachte 2] dan een foto aan [bijnaam medeverdachte 3] . Deze foto toont gelijkenissen met de aangetroffen situatie in de productieplaats aan de [adres 3] te Maastricht. [53]
Op 11 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 5] “Appaan 200 van schoonzoon. Loopt stuk langzamer dan ap staart. Eerste beker van gisteravond”. “schoonzoon?” antwoordt [bijnaam medeverdachte 5] dan, “waarom hebbe we nie alles [bijnaam medeverdachte 2] gepskt. Constant verschillende ap”. “pak alles van [bijnaam medeverdachte 2] als het witte ap is”, zegt [bijnaam medeverdachte 5] , waarop [bijnaam medeverdachte 6] zegt “we gaan maandag ff overleggen.. hoe en wat pum.. we zijn op goede weg” en “ja ik ga proberen zoveel mogelijk van [bijnaam medeverdachte 2] te krijgen. En wij gaan samen aan tafel met appaan schoonzoon. Ik weet zeker dat die app ook goed is”, waarop [bijnaam medeverdachte 5] zegt “ja waarom dan zo weinig eruit”. [54]
Op 12 april 2020 geeft [bijnaam medeverdachte 5] een bestelling door aan [bijnaam 21] . [bijnaam medeverdachte 5] stuurt “2100zout 600 mier 500 for”, waarop [bijnaam 21] “oke vriend” antwoordt. “ Gronsveld weer”, antwoordt [bijnaam medeverdachte 5] vervolgens. Op 13 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 5] nog “pum grondstoffen moet iets minder he.. 300 mier 500 for en 1200 zout.. en dan over 5 dagen zelfde aantal”. [55]
Op 15 april 2020 vraagt [bijnaam medeverdachte 2] aan [bijnaam medeverdachte 5] of hij nog leeft. “Kut weer he, snap het niet maat” zegt [bijnaam medeverdachte 2] . [bijnaam medeverdachte 5] zegt “hou op gek, weer iets, heb contact met eigenaar dus zal het hore”. Ook zegt [bijnaam medeverdachte 5] “Hoorde jij gister apaan afgegeve”. “ja maat pfffff. Elende weer” antwoordt [bijnaam medeverdachte 2] . [bijnaam medeverdachte 5] stuurt “Ja en nou. Moet jij weer verwantoorde bij jou man”, waarop [bijnaam medeverdachte 2] reageert “ja maat. Kut allemaal”. [bijnaam medeverdachte 2] zegt “wil wel eens horen wat ze tegen eigenaar gaan zeggen”, waarop [bijnaam medeverdachte 5] zegt “zijn nog nie geweest vandaag bij hem”. [56]
Op 15 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 5] aan [bijnaam 22] “Ey politie is daar. Is gepakt. Locatie. Dus [bijnaam medeverdachte 7] zal zo wel gaan zitten”. [57]
Op 16 april 2020 appt [bijnaam medeverdachte 3] aan [bijnaam 23] “Hadden me gisteren 350kg ap gepakt kutzooi. Inval op draaihok”. [58]
Op 17 april 2020 vraagt [bijnaam medeverdachte 6] aan [bijnaam medeverdachte 2] “kun jij eens na vragen hoe veel water ik nodig heb per uur om te koelen”. Hierbij verstuurt [bijnaam medeverdachte 6] ook een foto van een ketel. Over deze ketel wordt het volgende gerelateerd:
De ketel op de bovenstaande foto betreft zeer waarschijnlijk de ketel die werd aangetroffen in de voornoemde productiewerkplaats voor synthetische drugs aan de [adres 3] te Maastricht. Deze foto werd genomen in de locatie [adres 3] te Maastricht.
Deze, dan wel zeer sterkgelijkende ketel werd, naast de overige aangetroffen en inbeslaggenomen goederen en stoffen, gebruikt in het productieproces van amfetamineolie. [59]
Op 20 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 2] twee foto’s naar [bijnaam medeverdachte 3] . Dit betreft het schrijven van de gemeente Maastricht omtrent de sluiting van de loods aan de [adres 3] te Maastricht, gericht aan de verdachte [medeverdachte 7] . [60]
Op 20 april stuurt [bijnaam medeverdachte 1] aan [bijnaam 24] “3 weken geleden stash gepakt en week
geleden gooien we rrgens poeder af om 8 uur avojds en om 8 uur smorhens inval alle
poeder weg geen mensen opgepakt”, “geen mensen verhoort”, en “geen mensen opgepakt geen papier geen verhoor raar he. Alle 2 de dingen stash plek en de poeder” . [61]
Op 21 april vraagt [bijnaam medeverdachte 5] aan [bijnaam medeverdachte 2] “Had je papierwn gezien vandie man locatie”. [bijnaam medeverdachte 2] antwoordt “Ja maar moet die papieren van advocaat nog hebben daar ga ik
morgen heen met pum”. “Ik ga morgen met pum praten met mijn advocaat dan kan hij
erna erheen gaan”.
Op 26 april 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 1] aan [bijnaam 22] “lag van ojs 400 kilo apaan op die locatoe. Denk dsy je niet wil ruile met ons”, waarop [bijnaam 22] vraagt “op welke locatie bedoel je bro”, waarop [bijnaam medeverdachte 1] antwoordt “die wat jij geregelt had in maastricht”. [bijnaam 22] vraagt dan aan [bijnaam medeverdachte 1] “was dat jullie kok”, hetgeen [bijnaam medeverdachte 1] bevestigt met “ja”. [bijnaam 22] zegt dan “had je me kunne zeggen hoefde het niet langs [bijnaam medeverdachte 5] ”. [62]
Op 27 april 2020 vraagt [bijnaam medeverdachte 2] aan [bijnaam medeverdachte 5] “Maat had je [bijnaam medeverdachte 7] gezien”, waarop [bijnaam medeverdachte 5] antwoordt “ja hij was weg vandaag. Morgen had die tijf”. Op 23 mei 2020 zegt [bijnaam medeverdachte 5] tegen [bijnaam medeverdachte 2] “kijk bij mijn oude werk dat milieuonderzoek wat ik deed. Zie je? adres lab”, waarop [bijnaam medeverdachte 2] zegt “ja”. [bijnaam medeverdachte 5] vraagt vervolgens “Nog wat gehoord van advo en die [bijnaam medeverdachte 7] ”, waarop [bijnaam medeverdachte 2] zegt “masndag laat ik jebweten”. “oke kerel”, antwoordt [bijnaam medeverdachte 5] . [63]
Aantreffen jammer [adres 9] te Sittard
Op 24 november 2020 vond er een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte [verdachte] op het adres [adres 9] te Sittard. In de kelder werd een jammer aangetroffen. [64] Deze jammer is technisch onderzocht. Gerelateerd wordt dat de jammer gebouwd en ontworpen is om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt, te verstoren. Deze jammer is gebouwd en ontworpen om te verstoren, hetgeen uitsluit dat er een vergunning voor verleend is op grond van de Telecommunicatiewet. [65]
4.2.6
Het oordeel van de rechtbank; de bewijsoverwegingen
De rechtbank merkt allereerst op dat uit de EncroChat-berichten, in samenhang bezien met de overige opgenomen bewijsmiddelen, evident volgt dat het leidende onderwerp in de chats tussen alle verdachten Opiumwet-gerelateerd is. De rechtbank gaat, net als de politie, uit van de volgende betekenissen van de door de EncroChat-gebruikers gehanteerde termen en afkortingen in hun chatgesprekken:
Feiten 1 en 2: het in vereniging produceren van amfetamine en MDMA te Maastricht in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 april 2020, dan wel aan voornoemd delict behulpzaam zijn door PGP-telefoons te verschaffen en het in vereniging plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en MDMA te Maastricht op 15 april 2020:
Op 15 april 2020 ontdekken verbalisanten in een loods aan de [adres 3] te Maastricht een drugslab. De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) doet onderzoek en rapporteert dat de aangetroffen goederen en chemicaliën in het lab typische goederen en chemicaliën zijn welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. De aangetroffen goederen komen overeen met de benodigdheden voor het produceren van amfetamine(olie) volgens de Leuckart-methode. Verschillende in het lab aangetroffen vloeistoffen worden door het NFI getest en blijken amfetamine te bevatten. Op het moment van onderzoek was een deel van het lab in werking.
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat op 15 april 2020 een grootschalig productieproces voor amfetamine(olie) gaande was. Ook concludeert de rechtbank op basis van informatie van het LFO dat het lab op 15 april 2020 ieder geval al langer dan 2 weken ingericht en in gebruik was ten behoeve van het op grote schaal vervaardigen c.q. bewerken van BMK, met als doel het vervaardigen van het eindproduct amfetamine.
De betrokkenheid van de verdachte
Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen EncroChat-berichten volgt dat de verdachte ( [bijnaam verdachte] ) betrokken was bij het lab aan de [straatnaam 2] , met name in de vorm van het aanleveren van apaan, zijnde een essentiële grondstof om BMK te kunnen produceren. Op 26 maart 2020 schrijft [bijnaam verdachte] “kan nog 160 kg app pakken kan je die aannemen en hlng duurt voordat die kla zijn”. Op 1 april 2020 vindt er een chatgesprek plaats tussen [bijnaam medeverdachte 6] en [bijnaam verdachte] waaruit blijkt dat de door [bijnaam verdachte] aangeleverde apaan inmiddels is gesmolten en is omgezet in BMK. [bijnaam verdachte] kan inmiddels alweer nieuwe poeder leveren, zodat ze “kunnen knallen”, aldus [bijnaam verdachte] aan [bijnaam medeverdachte 6] . [bijnaam verdachte] levert niet enkel apaan aan, maar is ook afnemer van het eindproduct van het lab. Blijkens de chats haalt [bijnaam verdachte] de amfetamine op in het lab, of stuurt zijn chauffeur om dat te doen. Naast het aanleveren van apaan en het afnemen van het eindproduct, heeft [bijnaam verdachte] nog betrokkenheid bij het lab in de vorm van vraagbaak. Zo geeft [bijnaam verdachte] bijvoorbeeld op 2 april 2020 desgevraagd aan [bijnaam medeverdachte 6] aanwijzingen aangaande het “kookproces” in het lab.
Conclusie
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 april 2020 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het produceren van amfetamine in het lab aan de [adres 3] te Maastricht (feit 1, primair). Ook heeft de verdachte zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine (feit 2). De rol van de verdachte beperkt zich met name tot het aanleveren van apaan aan het lab en het afnemen van het eindproduct. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank de verdachte partieel vrijspreekt van de overige onder feit 2 opgenomen voorbereidingshandelingen.
Feit 5: het op 24 november 2020 aanwezig hebben van een jammer te Sittard-Geleen:
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde feit.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair
in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 april 2020 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, hoeveelheden amfetamine en hoeveelheden MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 15 april 2020 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden amfetamine en/of MDMA en/of MDA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en te bevorderen
- zakkengevuld poeder (geur APAA(N)), te weten maismeel gemengd met APAA, MAPA, BMK-glycidezuur,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat
die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
feit 5
op 24 november 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet opzettelijk, een radioapparaat, te weten een jammer (verstoorder) (voorzien van 10 antennes), aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
feit 5
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een geldboete van € 40.000,-.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Ook moet volgens de raadsman een compensatie worden geboden in verband met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak had moeten zijn afgerond in eerste aanleg.
Als de rechtbank al een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte wil opleggen, pleit de raadsman ervoor om het onvoorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf de duur van het reeds ondergane voorarrest niet te laten overstijgen, eventueel gecombineerd met een taakstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie van harddrugs en heeft daartoe ook voorbereidingshandelingen verricht. Tot slot had de verdachte in zijn woning een jammer voorhanden.
De chemische processen bij de productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumping van drugsafval brengen grote risico’s voor mens en milieu met zich. Het is voorts algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de criminelen die zich bezig houden met de productie van en handel in synthetische drugs
daarmee grote winsten maken en hun belangen vaak beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Gelet op de omvang van de productie en de duur van de productie alsmede van de handel zoals uit het dossier is gebleken moeten er grote sommen geld zijn verdiend. De verdachte had daarnaast een zogeheten jammer voorhanden. Met deze jammer kan telecommunicatieverkeer naar believen van de gebruiker van de jammer verstoord worden. Het moge duidelijk zijn dat het ongecontroleerd bezit van dit soort apparatuur verre van wenselijk is.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een Opiumwet-feit.
Redelijke termijn
De verdediging heeft gesteld dat deze strafzaak niet binnen een redelijke termijn is behandeld, zodat strafvermindering aan de orde is.
De redelijke termijn is voor de verdachte aangevangen op de dag van zijn inverzekeringstelling op 24 november 2020.
Aan de hand van het beoordelingskader dat door de Hoge Raad is geformuleerd in zijn arrest van 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
  • in deze zaak worden acht verdachten vervolgd, wier strafzaken nagenoeg gelijktijdig werden behandeld;
  • er is na de regiezitting op 21 mei 2021 op verzoek van de raadslieden een tweede regiezitting gevolgd. Deze heeft plaatsgevonden op 16 november 2021. In dat kader zijn meerdere zeer uitvoerige verzoeken gedaan en vele bijlagen overgelegd;
  • de inhoudelijke behandeling van de strafzaken was gepland vanaf 1 november 2022, tijdens welke zitting door vrijwel alle raadslieden een verzoek om aanhouding van de strafzaak is gedaan onder meer vanwege de beantwoording van prejudiciële vragen over de rechtmatigheid van Encrochat-berichten als bewijs. Na de aanvang van de inhoudelijke behandeling hebben de raadslieden hun verzoek om aanhouding toegelicht, eerdere onderzoekswensen herhaald en nieuwe onderzoekswensen toegevoegd. Na afwijzing vooralsnog van de onderzoekswensen hebben zij de rechtbank gewraakt. Daarop is het onderzoek geschorst;
  • rekening houdende met de verhinderdata van de raadslieden kon de wrakingskamer de wrakingsverzoeken op 19 januari 2023 behandelen en heeft zij op 9 februari 2023 de wrakingsverzoeken ongegrond verklaard;
  • daarop zijn op 13 maart 2023 de verhinderdata opgevraagd van de raadslieden voor de periode 28 augustus tot en met 15 december 2023;
  • gelet op die verhinderdata was er geen mogelijkheid om de inhoudelijke behandeling te hervatten in de betreffende periode. Door de behandeling van de strafzaken niet gelijktijdig maar achtereenvolgens te plannen gedurende drie weken vanaf 6 december 2023, kon de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak worden hervat op 6 december 2023;
  • het onderzoek is gesloten op 24 januari 2024.
De rechtbank is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden gelet op de gelijktijdige berechting van zaken tegen zeven medeverdachten, de uitvoerige verzoeken door de verdediging die vertraging in de afdoening van de zaak hebben veroorzaakt en de voortvarende planning van de hervatting van het onderzoek na afronding van de wrakingsprocedure.
De op te leggen straf
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank oplegt, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal daarnaast een geldboete van € 40.000,- aan de verdachte opleggen. De rechtbank ziet reden om de verdachte in zijn vermogen te treffen enkel al om de reden dat de door hem gepleegde stafbare feiten puur zien op winstbejag. Het is algemeen bekend dat met de drugshandel grote geldbedragen worden verdiend. Dat valt ook terug te lezen in de EncroChats in het dossier. Deze strafmodaliteit raakt direct de beurs van de verdachte. Misdaad kan en mag niet lonend zijn.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf nu de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet geen aanleiding om ter beteugeling van het recidivegevaar de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

8.Het beslag

De rechtbank gelast de teruggave van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedragen en telefoon.
De in beslag genomen jammer is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is met betrekking tot welke feit 5 is begaan en het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet en artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 4.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 5 tot een gevangenisstraf van 42 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Geldboete
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 5 tot een geldboete van € 40.000,-;
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 235 dagen;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
1 STK computer (PL2300-2020057444-G1371684, Jammer);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [verdachte] :
  • 804,90 EUR (G1371591);
  • 600 EUR (G1371630);
  • 1 STK GSM (PL2300-2020057444-G1371568, Wit, merk: Appel Iphone).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 07 februari 2024.
Buiten staat
Mr. Loof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 april 2020
in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal
bevattende amfetamine en/of (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens)
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of een of meer mededader(s) in of omstreeks de periode
van 26 maart 2020 tot en met 15 april 2020 in de gemeente Maastricht, in
elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal
bevattende amfetamine en/of (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens)
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, waarbij hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s), in die periode
en pleegplaats, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest bij voornoemd(e)
feit(en) en/of gelegenheid, middelen (te weten het leveren
van(zogenaamde) PGP-telefoons met bijbehorende abonnementen)
en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van voornoemd(e)
feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 15 april 2020 in de gemeente Maastricht, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken,
verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en)
amfetamine en/of MDMA en/of MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA
en/of MDA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen
- jerrycans, inhoudende (in totaal) 500 liter formamide en/of
- vijf klemdekselvaten (inhoudsmaat 200 liter per stuk), inhoudende
(totaal) 20 liter FD=N=formylametamine en/of 180 liter FD=BMK en/of
- een 200-liter dopvat (formamidevat) met vloeistofafval en/of
- 2 x25 kilo caustic soda (INOVYN) (in 2 zakken) en/of
- 18 lege gebruikte zakken caustic soda (INOVYN) en/of
- 41 jerrycans, inhoudende (in totaal) 1225 liter zoutzuur en/of
- 3 IBC's, inhoudende (in totaal) 1300 liter amfetaminegerelateerd afval
en/of
- een opstelling ten behoeve van omzetting van pre-precursor BMK,
bestaande uit een vierkante metalen bak (125x125cm), geplaatst op
blokken steen, gevuld met zuur water met daarin een 1000-liter IBC
(container in metalen frame) (inhoudende (in totaal) 800 liter zure
vloeistof met daarop een dikke laag geel poeder APAA(N)) en
aangesloten via een slang op een 1000- liter IBC, inhoudende (in totaal)
800 liter vloeistof (glaswasser), en vier gasbranders aangesloten op twee
gasflessen en/of
- een opstelling ten behoeve van de vervaardiging van amfetamine,
bestaande uit gebruikte en vervuilde gemodificeerde industriële rvs
reactie/kookketel, inhoudsmaat 995 liter, en inhoudende een olieachtige
vloeistof (geurend naar amfetamine) en een hoge concentratie
koolmonoxide, drie gasbranders, voorzien van gasslangen met
reduceerventiel, twee rvs-refluxkoelers en een frequentieregelaar en/of
- een glaswasser, bestaande uit twee gekoppelde 1000-liter IBC's,
aangesloten op drie afzuigunits en flexibele slangen en/of
- jerrycans, inhoudende (in totaal) 1080 liter 1e fase-afval en/of
- twee stoomketels ten behoeve van stoomdestillatie, bestaande uit twee
gemodificeerde 50-liter rvs-bierfusten (middels twee stukken rvs-pijp
aan elkaar gelast) en/of
- twee gebruikte destillatieketels (rvs), inhoudsmaat 50 liter en twe
passende rvs-koelers en/of
- negen (aangebroken) zakken, elk gevuld met 22 tot 25 kilo poeder (geur
APAA(N)), te weten maismeel gemengd met APAA, MAPA,
BMK-glycidezuur (totaal 198 kilo),
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 15 april 2020 in de gemeente Maastricht, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 4,5 liter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine-base (olie) en/of (ongeveer) 30 ml, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine-base en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 november
2020 in de gemeente Sittard-Geleen en/of Maastricht, in elk geval in
Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een
samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder meer) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 7]
en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van één of meer
misdrij(f)(ven), als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en/of
10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk:
- het aanwezig hebben en/of bereiden en/of bewerken en/of
verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren
en/of vervaardigen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van de Opiumwet en/of
-het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht
op het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van
(een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond D
Opiumwet )
5
hij op of omstreeks 24 november 2020 in de gemeente Sittard-Geleen,
al dan niet opzettelijk, een of meer radioapparaten, te weten een jammer
(verstoorder) (voorzien van 10 antennes), heeft aangelegd, geheel of
(gedeeltelijk aangelegd) aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt,
terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die
radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte
was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
( art 10.15 lid 1 Telecommunicatiewet )

Voetnoten

1.Eind proces-verbaal, onderzoeksnummer LB2R020069 Asbroek, doorgenummerd van pagina’s 1 tot en met 2808.
2.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend identificatie [bijnaam medeverdachte 1] , p. 45 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend identificatie [bijnaam medeverdachte 1] , p. 42 van de doornummering.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39 van de doornummering.
5.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend identificatie [bijnaam medeverdachte 1] , p. 49 van de doornummering.
6.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling vaststelling identiteit [bijnaam medeverdachte 2] , p. 200 van de doornummering.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 198-199 van de doornummering.
8.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv identificatie EncroChat [medeverdachte 3] , p. 489-490 van de doornummering.
9.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv identificatie EncroChat [medeverdachte 3] , p. 490 van de doornummering.
10.Proces-verbaal van bevindingen analyse EncroChat [bijnaam medeverdachte 1] , p. 78 van de doornummering.
11.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv identificatie EncroChat [medeverdachte 3] , p. 491 van de doornummering.
12.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling pv LB2R020069-73B, p. 673-674 van de doornummering.
13.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam medeverdachte 4] , p. 671-672 van de doornummering.
14.Proces-verbaal van bevindingen identificatie gebruiker [bijnaam medeverdachte 5] , p. 802-803 van de doornummering.
15.Proces-verbaal van bevindingen factuur [naam bedrijf 1] , p. 822-823 van de doornummering.
16.Proces-verbaal van bevindingen identificatie gebruiker [bijnaam medeverdachte 5] , p. 803-804 van de doornummering.
17.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam medeverdachte 6] / [bijnaam medeverdachte 6] , p. 1099-1100 van de doornummering.
18.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam medeverdachte 6] / [bijnaam medeverdachte 6] , p. 1101 van de doornummering.
19.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam medeverdachte 6] / [bijnaam medeverdachte 6] , p. 1101-1102 van de doornummering.
20.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam verdachte] , p. 1235 van de doornummering.
21.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam verdachte] , p. 1235 van de doornummering.
22.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam verdachte] , p. 1236 van de doornummering.
23.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam verdachte] , p. 1236-1237 van de doornummering.
24.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam verdachte] , p. 1236-1237 van de doornummering.
25.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] , p. 976-977 van de doornummering.
26.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] , p. 970-971 van de doornummering.
27.Procesverbaal van bevindingen d.d. 15 april 2020, p. 1727 van de doornummering.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2020, p. 1733 van de doornummering.
29.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 21 april 2020, p. 1741-1743 van de doornummering.
30.Fotomap behorende bij Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO, p. 1745-1759.
31.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 28 september 2020, p. 1767 van de doornummering.
32.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 28 september 2020, p. 1760-1767 van de doornummering.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 14] d.d. 18 juni 2020, p. 1838 van de doornummering.
34.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 30 april 2020, p. 1780-1781 van de doornummering.
35.NFI rapport d.d.13 januari 2021, p. 1849-1851 van de doornummering.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 928 van de doornummering.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1220-1222 van de doornummering.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1868 van de doornummering.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1223 van de doornummering
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1868 van de doornummering.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1868 van de doornummering.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1868-1869 van de doornummering.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 941 van de doornummering.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 942 van de doornummering.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 929 van de doornummering.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1711-1712 van de doornummering.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1856-1859 van de doornummering.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1868-1869 van de doornummering.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1225-1227 van de doornummering.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 438-439 van de doornummering.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 930 van de doornummering.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1869 van de doornummering
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1704-1705 van de doornummering.
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1869 van de doornummering
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1871 van de doornummering
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1707-1708 van de doornummering.
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 819 van de doornummering.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1705 van de doornummering.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1710 van de doornummering.
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1706 van de doornummering.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66 van de doornummering.
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66 van de doornummering.
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1708 van de doornummering.
64.Proces-verbaal van doorzoeking, p. 1297-1299 van de doornummering.
65.Rapport van bevindingen technisch onderzoek, p. 1312-1314 van de doornummering.