ECLI:NL:RBLIM:2024:6053

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10880970 \ CV EXPL 24-370
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst met betrekking tot dakisolatie en herstelwerkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst. [eiseres] had in augustus 2021 een overeenkomst gesloten met [gedaagde] voor het isoleren van daken en het aanbrengen van een nieuwe daklaag voor een bedrag van € 11.813,72. Na voltooiing van de werkzaamheden in oktober/november 2021 meldde [eiseres] lekkages aan de aanbouw, waarop [gedaagde] meerdere reparaties uitvoerde. Ondanks deze reparaties bleef het dak lekken, wat leidde tot een deskundigenonderzoek en een rapport met herstelkosten van € 15.685,96. [eiseres] vorderde betaling van deze kosten, evenals expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten, omdat [gedaagde] in verzuim zou zijn. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat hij niet in verzuim was en dat de werkzaamheden correct waren uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] zijn verplichtingen niet was nagekomen, dat er sprake was van een toerekenbare tekortkoming en dat [eiseres] recht had op schadevergoeding. De vorderingen van [eiseres] werden grotendeels toegewezen, inclusief de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10880970 \ CV EXPL 24-370
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J. Cordang (ARAG),
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. Rahnama'i.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de spreekaantekeningen van [eiseres]
- de mondelinge behandeling van 25 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In augustus 2021 is tussen [eiseres] als consument en [gedaagde] handelend in beroep of bedrijf een overeenkomst van aanneming van werk gesloten waarbij [gedaagde] voor € 11.813,72, inclusief btw, bij [eiseres] de daken van de woning, de aanbouw en de bijbehorende garage met afschotisolatie zou isoleren en op die daken een nieuwe daklaag zou aanbrengen. [eiseres] heeft de overeengekomen aanneemsom betaald.
2.2.
Omstreeks oktober/november 2021 zijn de werkzaamheden door [gedaagde] voltooid.
2.3.
Naar aanleiding van (drie) meldingen van lekkages aan de aanbouw in de periode van december 2021 t/m april 2022 heeft [gedaagde] in de periode januari t/m april 2022 in totaal drie reparaties op diverse plaatsen aan de daken uitgevoerd.
2.4.
Na de laatste reparatie in april 2022 bleef het dak van de aanbouw toch lekken. [eiseres] heeft dat aan [gedaagde] gemeld en [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om herstel uit te voeren hetgeen [gedaagde] heeft nagelaten. Op de sommatie en ingebrekestelling tot herstel van 27 juni 2022 heeft [gedaagde] bij e-mail van 30 juni 2022 gereageerd en meegedeeld dat volgens hem het dak naar behoren is gemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft [eiseres] deskundige ing. [naam deskundige] van [bedrijfsnaam] (verder: [bedrijfsnaam] ) ingeschakeld voor onderzoek naar de oorzaak, de ernst van de gebreken aan het dak en de hoogte van de herstelkosten. Het deels destructieve onderzoek heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2022 en is voortgezet op 28 september en op 11 oktober 2022. [gedaagde] is uitgenodigd om bij die onderzoeken aanwezig te zijn maar is daarbij niet verschenen. [bedrijfsnaam] heeft op 6 januari 2023 een rapport van haar bevindingen en een begroting van de herstelkosten (€ 15.685,96, inclusief btw) gemaakt.
2.5.
Bij aangetekende brief en e-mail van 18 januari 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagde] het deskundigenrapport en de hoogte van de herstelkosten doen toekomen en [gedaagde] gesommeerd om binnen een termijn van een week schriftelijk te bevestigen dat hij binnen drie weken zorgt voor een deugdelijk en duurzaam herstel. [gedaagde] heeft de gemachtigde van [eiseres] op 26 januari 2023 telefonisch meegedeeld dat het deskundigenrapport niet deugt en dat het dak goed is. Bij brief van 27 januari 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat zij aanspraak maakt op vergoeding van de herstelkosten en verdere bijkomende kosten en schade.
2.6.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft op 31 januari 2023 bericht dat [gedaagde] een contra-expertise zou laten uitvoeren. Die contra-expertise heeft Vebidak op 14 april 2023 in aanwezigheid van [gedaagde] , [naam] en [bedrijfsnaam] uitgevoerd. Het rapport van Vebidak ontving [eiseres] op 14 juni 2023 maar een herstelbegroting ontbrak daarbij. Op 11 juli 2023 stuurde [gedaagde] een aangepast rapport van Vebidak aan [eiseres] en op 24 juli 2023 bood [gedaagde] aan om enkele kleine herstelwerkzaamheden uit te voeren en een vergoeding van € 1.750,00 aan [eiseres] te betalen. [eiseres] is niet op dat aanbod ingegaan en heeft ter afhandeling van het geschil bij brief van 18 augustus 2023 [gedaagde] verzocht om haar een serieus en financieel passend aanbod te doen. Bij e-mail van 25 augustus 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat het dek inmiddels weer lekt. [gedaagde] heeft niet meer gereageerd noch herstelwerkzaamheden verricht.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - betaling van de schadevergoeding van € 15.685,96 inclusief btw, de expertisekosten van € 2.764,85 inclusief btw, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.127,55 inclusief btw, de wettelijke rente en de proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft, ondanks meerdere aangeboden mogelijkheden tot herstel van de gebreken, geen, althans niet deugdelijk, herstel uitgevoerd waardoor [gedaagde] in verzuim is. Door het uitblijven van herstel heeft zij bij brief en e-mail van 27 januari 2023 op grond van art. 6:87 BW aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding. Zij heeft geen vertrouwen meer in [gedaagde] , reden waarom zij [gedaagde] de herstelwerkzaamheden niet meer wil laten uitvoeren, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde] voert daartoe aan dat hij tijdens het bespreken van de opdracht constateerde dat de huidige constructie van het dak aangepast dient te worden door het verhogen van de dakrand en het vervangen van de boeiboorden. Die aanpassingen zouden tot aanzienlijke kosten leiden maar [eiseres] wilde die kosten niet maken. [gedaagde] stelde toen voor om de hoeveelheid water dat op het dak blijft liggen te verminderen door middel van afschotisolatie. De werkzaamheden behelsden daarom alleen het aanbrengen van een nieuwe laag dakbedekking en een afschotcorrectie ter verbetering van de afvoer van het regenwater en die werkzaamheden zijn in de offerte meegenomen.
3.4.1.
In een deel ter hoogte van de zomerkamer/aanbouw van de woning ontstonden lekkages. Uit coulance heeft hij aan de risicogebieden op het dak werkzaamheden verricht die niet onder de geoffreerde werkzaamheden vallen en als gevolg van een verzakking en een lekkage bij de buren heeft hij geen verdere herstelwerkzaamheden meer verricht. Hij wil nog wel herstelwerkzaamheden verrichten maar [eiseres] biedt hem daartoe geen gelegenheid. Om die reden is geen sprake van een geldige omzettingsverklaring door [eiseres] noch
van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn kant en van verzuim, aldus [gedaagde] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de opdracht
4.1.
De opdracht behelsde dat [gedaagde] de daken van de woning, de aanbouw en de bijbehorende garage met afschotisolatie zou isoleren en op die daken een nieuwe daklaag zou aanbrengen.
de toerekenbare tekortkoming in de nakoming
4.2.
Vaststaat dat [eiseres] bij het bespreken van de opdracht aan [gedaagde] heeft meegedeeld dat het dak geen lekkages had maar dat er veel water op het dak bleef staan en dat [gedaagde] ter plekke onderzoek heeft verricht. Vaststaat voorts dat er na de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden lekkages zijn opgetreden en dat het dak van de aanbouw, ondanks diverse door [gedaagde] uitgevoerde herstelwerkzaamheden, nog steeds lekt. De foto’s die [eiseres] heeft aangeleverd acht de kantonrechter betrouwbaar en het daarop afgebeelde spreekt voor zich. Gelet op het voorgaande en op de onweersproken stelling van [eiseres] , dat uit het destructief onderzoek door [bedrijfsnaam] bij de schoorstenen van haar dak en het dak van de buren volgt dat het beschot van het dak van de buren lager ligt dan het beschot van haar dak zodat het technisch onmogelijk is dat de lekkage afkomstig is van de buren, kunnen de stellingen van [gedaagde] (waarbij [gedaagde] meerdere keren persisteert) dat hij het werk goed en deugdelijk heeft uitgevoerd en dat de lekkages waarschijnlijk zijn ontstaan door het dak van de buren, geen stand houden.
4.3.
Niet alleen [eiseres] maar ook beide deskundigen zijn van oordeel dat [gedaagde] zijn werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Dat sommige onderdelen door de ene deskundige gedetailleerder zijn onderzocht en gerapporteerd dan door de andere deskundige laat het oordeel van de deskundigen over de uitvoering van de werkzaamheden door [gedaagde] onverlet. Volgens Vebidak heeft [gedaagde] niet geheel conform de Vakrichtlijn “Gesloten Dakbedekkingssystemen” en het verwerkingsvoorschrift leverancier (pag. 10 en 11 rapport) gewerkt en volgens [bedrijfsnaam] heeft [gedaagde] niet aangetoond dat de nieuwe dakopbouw voldoet aan art. 6.4.1.04 Vakrichtlijn deel A art. 6.5.04 deel a en art. 2.3.1.06 deel B.
4.4.
Wat de gebreken betreft zijn de deskundigen in ieder geval van oordeel dat:
  • de bestaande dakbedekking onder het isolatiemateriaal nat is, dat er op de bestaande dakbedekking onder de isolatielaag een laag water staat (rapport [bedrijfsnaam] pag. 13 en 14) en dat het dakbeschot onder de bestaande dakbedekking en de onderzijde van de onderlaag vochtig nat dan wel vochtig is (rapport Vebidak pag. 19 en 20).
  • er sprake is van plaatselijk blaasvorming en dat ter plaatse van de verhoogde scheiding tussen beide daken de isolatie niet is aangepast aan het profiel van het bestaande dak waardoor de dakbedekking deels niet ondersteund is (rapport [bedrijfsnaam] pag.13 en rapport Vebidak pag. 6, 12 en 20)
  • er tijdens het onderzoeken een plas water aanwezig was die 12 mm diep was waarbij beide deskundigen dezelfde beoordelingscriteria hanteren (de maximaal toelaatbare diepte is 5 mm en in de gootzones tussen de afvoeren is de maximaal toelaatbare diepte 10 mm)
  • door het aanbrengen van isolatie de dakopstanden langs de daken van de aanbouw en de daken boven de kamers niet meer voldoende hoog zijn.
4.5.
Verder constateert [bedrijfsnaam] (rapport pag. 9) dat ook via de bevestigers lekkages optreden, dat de dakbedekking boven de drie kamers ter plaatse van de aansluiting op de hoger gelegen daken zonder beëindiging tegen de bestaande boeiboorden is geplakt en plaatselijk loslaat zodat met zekerheid inwatering optreedt en dat de verticale delen van de dakbedekking langzaam maar zeker uitzakt en er openingen ontstaan waardoor eveneens inwatering kan en zal optreden. Met name de hoeken zijn door het niet toepassen van klemstrips kwetsbaar en vormt de aansluiting tussen de lage en hoge daken, die zonder kit niet te realiseren is, knoeiwerk op. Daarnaast volgt uit het destructief onderzoek dat in elk geval boven de zonkamer geen afschotisolatie is toegepast.
4.6.
De aanbevelingen “Bij eerstvolgende onderhoudsbeurt herstellen” van Vebidak (rapport pag. 20) bij “Opbouw dakrand, isolatie sluit niet tegen de dakrand, geen kimfixatie aangebracht, ondergrond is vochtig” kunnen niet anders uitgelegd worden dan dat die uitgevoerde werkzaamheden niet deugdelijk door [gedaagde] zijn verricht en hersteld dienen te worden.
4.7.
Al het vorenoverwogene in onderling verband bezien leidt tot het oordeel dat de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van [gedaagde] voldoende vaststaat en dat er een causaal verband bestaat tussen de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden en de lekkages.
het verzuim
4.8.
Dat [gedaagde] in verzuim is heeft [eiseres] voldoende inzichtelijk en aannemelijk gemaakt. [eiseres] heeft [gedaagde] herhaaldelijk tot herstel in de gelegenheid gesteld. [gedaagde] heeft ruim een jaar de tijd voor herstel gehad en heeft die tijd niet benut en aangegeven dat volgens hem de werkzaamheden goed zijn uitgevoerd. Na de mededeling van [eiseres] (na de derde herstelpoging) heeft [gedaagde] niets meer van zich laten horen en was er nog steeds sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door [gedaagde] . Op enig moment houdt het natuurlijk op. Het feit dat [eiseres] een deskundige heeft ingeschakeld die een rapport heeft opgemaakt, maakt niet dat [gedaagde] jaren later zijn verzuim vervolgens kan repareren door middel van het laten verrichten van een contra-expertise en met een aanbod om een aantal van de in de contra expertise genoemde herstelwerkzaamheden uit te voeren. Gelet op het vorenvermelde treft het verweer van [gedaagde] , dat hij niet in verzuim is en dat de omzettingsverklaring van [eiseres] niet rechtsgeldig is, geen doel. Uit de aangeleverde stukken en stellingen volgt dat [gedaagde] in elk geval op 12 augustus 2022 ten aanzien van de hoofdsom en op 26 januari 2023 ten aanzien van de deskundigenkosten en de buitengerechtelijke incassokosten in verzuim was.
de hoogte van de schade
4.9.
Beide deskundigen geven in hun rapportages de te verrichten herstelwerkzaamheden aan die, ondanks het feit dat de benamingen die de deskundigen voor de diverse werkzaamheden bezigen soms anders luiden, nagenoeg overeenkomen. In dat kader bezien bestaat er voor de kantonrechter geen aanleiding om een derde deskundige te benoemen zoals door [gedaagde] is verzocht, temeer niet nu [gedaagde] ondanks uitnodiging daartoe niet bij de onderzoeken door [bedrijfsnaam] ten tonele is verschenen en nu [gedaagde] heeft gesteld om de door Vebidak geadviseerde herstelwerkzaamheden te willen uitvoeren.
4.10.
[bedrijfsnaam] heeft de herstelwerkzaamheden begroot op € 15.685,96, inclusief btw. [gedaagde] heeft geen herstelbegroting van Vebidak aangeleverd. Zonder nadere toelichting die [gedaagde] niet heeft gegeven leidt dat er toe dat bij de verdere beoordeling zal worden uitgegaan van het totaal aan de door [bedrijfsnaam] begrote herstelkosten. In die begroting zitten een aantal posten waar [gedaagde] verweer tegen voert. Volgens [gedaagde] vallen het ophogen van de dakranden, het verankeren van het dakleer, het aanpassen van de dakconstructie en het verwijderen van de oude dakbedekking niet onder de geoffreerde werkzaamheden.
4.11.
[gedaagde] stelt dat hij bij het aangaan van de opdracht constateerde dat de constructie van het dak aangepast diende te worden door het verhogen van de dakrand en het vervangen van de boeiboorden. Omdat de inmiddels overleden echtgenoot van [eiseres] dat uit kostenbesparing niet wenste heeft hij voorgesteld om de hoeveelheid water dat op het dak blijft liggen te verminderen door middel van het aanbrengen van afschotisolatie en een nieuwe daklaag.
4.11.1.
De kantonrechter oordeelt dat het een logisch gevolg is dat door het aanbrengen van de afschotisolatie en een nieuwe daklaag over de oude dakbedekking het gehele dak hoger wordt en dat daardoor, ook zonder ballast (grind), de dakranden ten opzichte van het dak lager komen te staan. Uit het rapport van [bedrijfsnaam] volgt dat ook zonder de aanwezigheid van ballast de dakranden al onvoldoende hoog waren daar waar [gedaagde] de na-isolatie heeft aangebracht. Voor de hoogte van dakranden gelden normen. Als ervaren dakdekker wist of had [gedaagde] kunnen weten dat de dakranden en de daarmee ook de boeiboorden te laag zouden zijn om aan de daarvoor gestelde minimum(hoogte)norm van 120 mm te kunnen voldoen en dus vervangen of aangepast dienden te worden. [gedaagde] had dat als professional bij zijn voorstel aan [eiseres] moeten melden. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] dat heeft gedaan en dat kan [eiseres] niet worden aangerekend. Wat het verankeren van het dakleer betreft geldt hetzelfde. [gedaagde] wist of had kunnen weten dat het niet verankeren van het dakleer tot lekkages (die zijn opgetreden) kunnen leiden.
4.11.2.
Dat het verwijderen van de oude dakbedekking niet tot de geoffreerde werkzaamheden behoorde is correct, maar gelet op het feit dat er vocht tussen de nieuwe en oude dakleerbekleding en onder het isolatiemateriaal (dat overigens door [gedaagde] niet overal is aangebracht) door beide deskundigen is waargenomen kan het niet zo zijn dat weer een nieuwe laag dakbedekking over de door [gedaagde] aangebrachte laag kan worden aangebracht om het bestaande gebrek te herstellen. Het vochtprobleem wordt daarmee immers niet verholpen. Het verweer van [gedaagde] treft daarom geen doel.
4.11.3.
Volgens [gedaagde] valt het aanpassen van de dakconstructie (de doorzakking van het dak boven de zonkamer) niet tot de geoffreerde werkzaamheden. [gedaagde] heeft ter zake een punt maar in de begroting van [bedrijfsnaam] is niet het herstellen van de doorzakking maar het uitvlakken van doorzakking begroot. Ook hier geldt dat [gedaagde] dat als ervaren dakdekker wist of had kunnen weten dat het uitvlakken van de doorzakking nodig zou zijn ter voorkoming van plasvorming op het dak en had dat in zijn geoffreerde werkzaamheden kunnen meenemen. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan en het uitvlakken noodzakelijk is, dienen ook deze herstelwerkzaamheden te worden verricht en dat kan [eiseres] evenmin worden aangerekend.
4.11.4.
Wat de post leveren en aanvoeren van ballast betreft staat onvoldoende weersproken vast dat [eiseres] geen ballast meer op haar dak wenste en dat [gedaagde] in dat kader een andere wijze van verankering heeft geoffreerd en toegepast. Volgens [bedrijfsnaam] heeft [gedaagde] echter te weinig en te onregelmatig dakbevestigers geplaatst die bovendien niet op de balkmaat zijn aangebracht maar alleen in het dakbeschot (de vlasschevenplaat en/of de houtwolcementplaat) verankerd zijn. [bedrijfsnaam] voert daarbij aan dat als haar vermoeden juist is dat [gedaagde] dan de vereiste uittrekweerstand per bevestiger geschroefd in de vlasschevenplaat (boven de woning) en de houtwolcementplaat (boven de aanbouw) moet aantonen. Lukt dat niet dan rest geen andere conclusie dan de gehele opbouw volledig verkleefd had moeten worden aangebracht dan wel dat er alsnog een ballastlaag noodzakelijk is. Vebidak voert in haar rapport daarover niets aan en stelt in haar repliek op het rapport van [bedrijfsnaam] (pag 3 productie 1 bij de conclusie van antwoord) dat zij dat niet heeft onderzocht.
4.11.5.
Nu het onzeker is of er ballast aangeleverd en aangebracht dient te worden of dat de hele opbouw verkleefd had moeten worden lag het op de weg van [eiseres] , gezien het verweer van [gedaagde] , om aan te tonen welk bedrag met het verkleven gepaard zou gaan. Dat heeft [eiseres] nagelaten waardoor de begrotingspost van 204,80 m2 leveren en aanbrengen ballastlaag ad € 2.437,00 zullen worden afgewezen.
4.11.6.
[gedaagde] voert verweer tegen de toeslag voor “besmet” werk van € 2.160,60, exclusief btw, omdat dat in zijn branche niet gebruikelijk is, hij dat in de initiële offerte niet aan [eiseres] heeft doorberekend en omdat het daarbij gehanteerde percentage van 20 % onvoldoende onderbouwd is. Dat verweer wordt gepasseerd nu vaststaat dat [eiseres] geen vertrouwen meer in [gedaagde] heeft en niet [gedaagde] maar een derde de herstelwerkzaamheden van de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden zal gaan uitvoeren. Hierdoor is sprake van zogenoemd besmet werk en het daarbij gehanteerde percentage is gebruikelijk.
4.12.
Met inachtneming van het vorenoverwogene ligt een bedrag van € 12.737,19, inclusief btw, aan hoofdsom en de gevorderde deskundigenkosten voor toewijzing gereed. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 12 augustus 2022 over de hoofdsom en vanaf 26 januari 2023 over de deskundigenkosten.
4.13.
Dat [gedaagde] bij een toewijzend vonnis in betalingsproblemen komt regardeert [eiseres] niet, dat komt voor rekening en risico van [gedaagde] en maakt voormeld oordeel niet anders.
4.14.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Het maakt daarbij niet uit of deze kosten onder een verzekering vallen, reden waarom € 1.127,55 en de rente daarover vanaf 26 januari 2023 wordt toegewezen.
4.15.
[gedaagde] is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
134,47
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
Totaal
1.652,47
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.17.
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 rov 2.3)

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] :
- van € 12.737,19, inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 12 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling,
- van € 2.764,85 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
- van € 1.127,55 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van
26 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.652,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag van de algehele voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.
YT