Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met de producties 1 t/m 21;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 mei 2024;
2.De feiten
“In de bijlage ontvangt u de tekening die dhr. [naam 4] van de Gemeente aan dhr. [naam bestuurder] heeft overhandigd (uzelf en derden waren hierbij niet aanwezig)”. Verder heeft GeZet in deze brief een voorstel gedaan, onder meer inhoudend dat zij naast het aanbrengen van schuimbeton tegen kostprijs (overeenkomstig de offerte van 30 september 2021) vijf centimeter isolatie op de keldervloer zou aanbrengen zonder extra kosten. Bij dit voorstel heeft GeZet vermeld:
“indien u akkoord gaat vervallen alle mogelijke verdere aanspraken op kosten betreffende de zaken genoemd in uw e-mail van 07-10-2021”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Maken bouwramen, hoofdmaatvoering en peil bepalen”betekent niet dat GeZet ook daadwerkelijk het peil zou bepalen; daartoe is slechts de Gemeente bevoegd. [eiser] wist dit ook, want hij heeft de Gemeente opdracht gegeven het peil te bepalen. Het was dus ook voor [eiser] duidelijk dat GeZet niet het peil bepaalt. Met het werkonderdeel ‘peil bepalen’ in de Overeenkomst is bedoeld dat GeZet aan de hand van het door de Gemeente bepaalde peil zou bepalen hoeveel moest worden afgegraven, vanaf het streepje op de door de Gemeente geslagen piketpaaltjes de diepte in. Ook dit is voor [eiser] altijd duidelijk geweest, hetgeen impliciet volgt uit de door hem aan de Gemeente verstrekte opdracht voor het bepalen van het peil, aldus GeZet. GeZet betwist daarnaast dat zij had moeten constateren dat het door de Gemeente bepaalde peil (46,40 +NAP) anders was dan het peil zoals vermeld in de ontwerptekening. GeZet maakt slechts een bouwraam met planken die worden vastgezet aan de piketpaaltjes. Op de piketpaaltjes staan enkel streepjes om het peil aan te geven; het +NAP-niveau staat daar niet op. Op basis van die streepjes – die ‘niveau 0’ vertegenwoordigen – gaat GeZet (dan wel haar onderaannemer GMI) de diepte in met de graafwerkzaamheden. Dat GeZet het juiste peil eenvoudig zou kunnen checken en vaststellen is dus onjuist. GeZet mag er bovendien op vertrouwen dat de Gemeente de opdracht correct uitvoert; GeZet had geen enkele reden om te twijfelen aan het door de Gemeente bepaalde peil.
“in de bijlage ontvangt u de tekening die dhr. [naam 4] van de Gemeente aan dhr. [naam bestuurder] heeft overhandigd (…)”. Uit deze brief volgt ook dat [eiser] niet aanwezig was bij het uitzetten van het peil:
“uzelf en derden waren hierbij niet aanwezig”. [eiser] was er, zo bleek later, niet van op de hoogte dat het uitzetten van het peil (toch) op 2 augustus 2021 zou plaatsvinden. GeZet heeft kennelijk op dat moment geen termen aanwezig geacht [eiser] daarbij te betrekken en heeft (zo heeft [eiser] onbetwist gesteld) deze tekening pas veel later – namelijk bij de brief van 8 oktober 2021 – doen toekomen. Deze zelfstandige houding van GeZet als aannemer ter plaatse in het bijzijn van de Gemeente wijst erop dat GeZet het kennelijk zelf ook als haar taak zag ervoor te zorgen dat de woning op het juiste peil werd gebouwd. Bij die taak hoort ook dat GeZet zich ervan vergewist dat door de Gemeente het juiste peil is uitgezet. Dit had zij eenvoudig kunnen nagaan door aan [naam 4] te vragen welk peil hij bij het uitzetten van de piketpaaltjes hanteerde. Daartoe had GeZet overigens ook alle reden, nu op de door [naam 4] ter plaatse verstrekte meettekening bij de bouwkavel van [eiser] duidelijk (in gedrukte tekst) is vermeld: “
Bouwpeil = 46.40+NAP”. GeZet, die beschikte over de bouwtekeningen en dus wist dat het bouwpeil 47,05 +NAP moest zijn, had als vakbekwaam aannemer moeten zien dat in de meettekening een verkeerd bouwpeil was vermeld en had [naam 4] op die fout moeten wijzen. Gelet hierop gaat het beroep van GeZet op overmacht niet op. De fout van de Gemeente ontslaat GeZet immers niet van de eigen verantwoordelijkheid en zorgplicht om als vakbekwaam aannemer tot een deugdelijke uitvoering van het overeengekomen werk te komen.
“Subject: antwoord”, terwijl het e-mailbericht van [eiser] van 1 november 2021 als onderwerp heeft
“RE: schuimbeton”. De rechtbank leidt daaruit af dat het bericht van [eiser] kennelijk niet is geschreven als (rechtstreekse) reactie op het bericht van GeZet van 8 oktober 2021. Ook het feit dat GeZet bij de eindafrekening op 17 december 2021 voor het aanbrengen van het schuimbeton niet het door haar gestelde finale bedrag van € 7.180,00, maar € 6.750,00 bij [eiser] in rekening heeft gebracht maakt niet aannemelijk dat partijen een finale regeling zijn overeengekomen.