ECLI:NL:RBLIM:2024:6036

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
C/03/316606 / HA ZA 23-171
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming aannemer bij bouw woning met schadevergoeding vordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, die een nieuwbouwwoning bouwde, en de gedaagde aannemer GeZet Support B.V. De eiser had de aannemer ingeschakeld voor verschillende werkzaamheden, waaronder het uitgraven van een kelder en het storten van een garagevloer. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden heeft de aannemer een fout gemaakt door het peil niet correct te bepalen, wat resulteerde in te diep afgegraven grond. De eiser heeft de aannemer aansprakelijk gesteld voor de schade die hieruit voortvloeide, waaronder extra kosten voor het ophogen van de keldervloer en andere herstelwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de aannemer toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst en dat de eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser gedeeltelijk toegewezen, inclusief een schadevergoeding van € 20.439,00, kosten voor deskundigen en buitengerechtelijke kosten. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van verzuim. De proceskosten werden eveneens aan de aannemer opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/316606 / HA ZA 23-171
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. S.M.M. Hamers,
tegen
GÉ ZET SUPPORT B.V.,
te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: GeZet,
thans zonder advocaat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de producties 1 t/m 7;
- de conclusie van antwoord met de producties 1 t/m 21;
- de brief van [eiser] van 23 augustus 2023 met de aanvullende producties 8 t/m 11;
- de akte wijziging c.q. vermeerdering van eis van [eiser] met de producties 12 t/m 16;
- de brief van [eiser] van 30 augustus 2023 met de aanvullende producties 16 en 17;
- de brief van 20 september 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het B8-formulier met productie 18 van [eiser] ;
- de tweede akte wijziging c.q. vermeerdering van eis van [eiser] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 november 2023;
- de brief van 20 maart 2024 waarin de voortzetting van de mondelinge behandeling is bepaald;
- het B16-formulier met de producties 19 t/m 22 van [eiser] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 mei 2024;
- de pleitaantekeningen van mr. Hamers;
- de brief van [eiser] van 28 mei 2024 met een opmerking over het proces-verbaal;
- de brief van de rechtbank van 27 juni 2024, inhoudend dat het proces-verbaal niet wordt aangepast, maar de brief van [eiser] wordt toegevoegd aan het procesdossier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is in 2021 gestart met de bouw van een nieuwbouwwoning aan het adres [adres] te [woonplaats] . Een deel van de bouw van deze woning heeft [eiser] uitbesteed aan GeZet. Voormalig bestuurder van GeZet is de heer [naam bestuurder] .
2.2.
Op 25 mei 2021 heeft GeZet aan [eiser] een offerte uitgebracht voor – kort gezegd – het uitgraven van het gat voor de kelder, het storten van de garagevloer, werkzaamheden met betrekking tot het dakterras en het plaatsen van prefab vloeren. Deze offerte is op 27 mei 2021 door [eiser] geaccordeerd.
2.3.
Partijen hebben op 28 mei 2021 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten (hierna: de Overeenkomst). Met betrekking tot het overeengekomen werk vermeldt de overeenkomst, voor zover thans van belang:
“Het werk bestaat kort gezegd uit: Zie calculatie (3) d.d. 25 mei 2021”.
Daarnaast is in de overeenkomst bepaald dat het werk zal worden uitgevoerd overeenkomstig de in de Overeenkomst genoemde contractstukken:
Calculatie (3) Gé Zet Support bv d.d. 25-05-2021
Tekening TO001, 005, 012 [naam 2] Architecten d.d. 04-02-2021
Tekeningen B01 t/m B03 [naam 1] engineering d.d. 02-02-2021
Bouwbesluittoets [naam 2] Architecten d.d. 04-02-2021
Statistische berekening [naam 1] engineering d.d. 02-02-2021
2.4.
In bovengenoemde calculatie van 25 mei 2021 (hierna: de calculatie) is ten aanzien van de algemene werkzaamheden – voor zover thans van belang – vermeld:
“Maken bouwramen, hoofdmaatvoering en peil bepalen € 797”
2.5.
De door partijen overeengekomen aanneemsom van in totaal € 63.447,00 is door [eiser] in termijnen voldaan.
2.6.
Op 2 augustus 2021 is door de Gemeente Stein (hierna: de Gemeente), in verband met de bouw van de nieuwbouwwoning, het +NAP peil (hierna ook: het peil) uitgezet op de bouwkavel. Het peil is uitgezet door de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ), die dit werk deed in opdracht van de Gemeente.
2.7.
Op 30 augustus 2021 is GMI in opdracht van GeZet met de graafwerkzaamheden gestart. Op 31 augustus 2021 werd [eiser] door de machinist van GMI gebeld met de mededeling dat de uitgegraven grond niet meer verwerkt kon worden. Op dezelfde dag heeft [naam 3] Elsloo de overtollige grond afgevoerd.
2.8.
Bij e-mail van 15 september 2021 heeft [eiser] GeZet bericht dat, nadat op 9 september 2021 bleek dat de betonnen keldervloer niet op het correcte niveau was gestort, op 13 september 2021 op de bouwplaats is geconcludeerd dat er 65 cm te diep was uitgegraven en dat dit deel van het bouwplan niet conform tekening TO001 was uitgevoerd. [eiser] heeft GeZet daarbij verzocht om te komen tot een passende oplossing. Partijen hebben hierover op 24 september 2021 gesproken.
2.9.
Op 30 september 2021 heeft GeZet een offerte aan [eiser] gezonden voor het aanbrengen van schuimbeton op de keldervloer voor een bedrag van € 7.180,00 inclusief btw.
2.10.
[eiser] heeft GeZet bij e-mail van 7 oktober 2021 aansprakelijk gesteld voor de kosten die voortvloeien uit het feit dat niet het correcte peil is gehanteerd. Daarnaast heeft hij aangegeven dat de ophoging van de keldervloer met 55 cm schuimbeton onvoldoende is, nu het hoogteverschil 60 cm bedraagt en de vraag voorgelegd of het een oplossing is dat eerst nog een drukvaste isolatielaag van 5 cm wordt aangebracht. Tevens heeft [eiser] GeZet bericht dat, bij wijze van concessie, de vloer van de berging niet hoeft te worden opgehoogd in verband met de reeds in die vloer verwerkte leidingen, afvoeren en pompinstallatie.
2.11.
Bij e-mail van 8 oktober 2021 heeft GeZet de aansprakelijkheid voor het onjuist bepaalde peil van de hand gewezen. Daarbij heeft zij de meettekening van [naam 4] als bijlage aan [eiser] verzonden. GeZet schrijft in dat verband:
“In de bijlage ontvangt u de tekening die dhr. [naam 4] van de Gemeente aan dhr. [naam bestuurder] heeft overhandigd (uzelf en derden waren hierbij niet aanwezig)”. Verder heeft GeZet in deze brief een voorstel gedaan, onder meer inhoudend dat zij naast het aanbrengen van schuimbeton tegen kostprijs (overeenkomstig de offerte van 30 september 2021) vijf centimeter isolatie op de keldervloer zou aanbrengen zonder extra kosten. Bij dit voorstel heeft GeZet vermeld:
“indien u akkoord gaat vervallen alle mogelijke verdere aanspraken op kosten betreffende de zaken genoemd in uw e-mail van 07-10-2021”.
2.12.
Bij e-mail van 1 november 2021 heeft [eiser] onder meer aan GeZet geschreven:
“Inzake het aanvullen van de vloer met schuimbeton is dit akkoord. (…)
Voor wat betreft de hoogte dat opgevuld kan worden met maximaal 55 cm door schuimbeton is het noodzakelijk dat de vloer nog 5 cm wordt verhoogd. (…) Mijn vraag is dan ook of het mogelijk is om met isolatieplaten van 5 cm onder de schuimbeton deze hoogte op te vullen?”
2.13.
De desbetreffende werkzaamheden aan de keldervloer zijn door GeZet uitgevoerd op 8 en 10 december 2021.
2.14.
GeZet heeft op 17 december 2021 een factuur voor meer- en minderwerk aan [eiser] gezonden van in totaal € 16.936,00. Van die factuur heeft [eiser] € 10.000,00 voldaan.
2.15.
[eiser] heeft GeZet op 12 januari 2022 bericht dat diverse door GeZet verrichte werkzaamheden (waaronder isolatie K5, betonvloer garage en bekisting terrasvloer) niet naar tevredenheid zijn uitgevoerd.
2.16.
[eiser] is vanaf juni 2022 met zijn gezin woonachtig in de nieuwbouwwoning.
2.17.
[eiser] heeft, bij brief van zijn gemachtigde van 16 september 2022, GeZet (opnieuw) aansprakelijk gesteld voor het feit dat te veel grond is afgegraven en haar gesommeerd een bedrag van € 30.000,00 binnen veertien dagen te voldoen. GeZet heeft deze aansprakelijkheid op 6 oktober 2022 (wederom) van de hand gewezen.
2.18.
[eiser] heeft GeZet op 6 oktober 2022 bericht dat nog resterende (herstel)werk-zaamheden conform de Overeenkomst moeten worden uitgevoerd.
2.19.
Gezet heeft bij e-mail van 18 oktober 2022 [eiser] – kort gezegd – bericht dat de werkzaamheden waartoe zij is gehouden, zijn verricht. GeZet heeft [eiser] gesommeerd het nog openstaande bedrag ad € 6.936,00 van de factuur betreffende meer- en minderwerk binnen zeven dagen te voldoen.
2.20.
Partijen hebben nadien nog over en weer gecorrespondeerd, waarbij [eiser] GeZet meermaals heeft gesommeerd de door hem gevorderde schadevergoeding te voldoen, terwijl GeZet aansprakelijkheid is blijven betwisten en harerzijds heeft aandrongen op betaling van haar eindfactuur.
2.21.
Gezet heeft haar bedrijfsactiviteiten eind oktober 2023 beëindigd. Zij is ontbonden per 1 november 2023.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis, samengevat:
I. verklaringen voor recht dat GeZet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van:
1) het aanbrengen van de isolatie (specifiek: harde persing isolatie 90mm as 1 +B 110mm en as D 1800mm kingspan KS ig gelijkwaardig);
2) het storten van de garagevloer (specifiek: storten vloer op grondslag 200mm incl. vorstrand 300x200mm);
3) het bepalen van het (NAP-)peil, (specifiek: peil bepalen), althans door bij het graven niet uit te gaan van het NAP-peil van +47,05,
en dat GeZet uit dien hoofde is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] daardoor heeft geleden en nog zal lijden;
II. GeZet te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade als gevolg van de noodzakelijke extra lening (van € 32.000,00), nader op te maken bij staat;
III. Gezet te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 43.554,55, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke ren-te over het toegewezen bedrag vanaf de dag van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Gezet te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.078,70 aan buitengerechte-lijke incassokosten;
V. Gezet te veroordelen in de proceskosten en (na)kosten van deze procedure.
[eiser] stelt ter onderbouwing van het gevorderde – samengevat – dat GeZet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de aannemings-overeenkomst en dat GeZet daardoor schadeplichtig is jegens [eiser] (art. 6:74 BW).
3.2.
GeZet heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Liquidatie GeZet
4.1.
GeZet heeft ter mondelinge behandeling op 14 november 2023 verklaard dat zij met ingang van 1 november 2023 bij gebrek aan baten is geliquideerd en dat de ontbinding van de vennootschap is ingeschreven in de Kamer van Koophandel. De vereffening is afgehandeld door de administrateur en de accountant van GeZet en was ten tijde van de mondelinge behandeling afgerond, aldus GeZet. Stukken waaruit blijkt dat GeZet inderdaad is ontbonden en vereffend zijn niet overgelegd.
4.2.
Nu de procedure tegen GeZet is aangevangen voor het tijdstip van haar ontbinding en de vereffening van haar vermogen, kan deze procedure worden voortgezet, ook indien de vereffening van het vermogen inmiddels is geëindigd en daarvan opgaaf is gedaan door de vereffenaar aan de registers overeenkomstig artikel 2:19 lid 6 BW (vgl. HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762). De rechtbank zal daarom inhoudelijk over de zaak oordelen.
4.3.
[eiser] stelt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door GeZet op drie onderdelen van het werk: (i) het bepalen van het peil (en in het verlengde daarvan het afgraven van de grond), (ii) het aanbrengen van isolatie op de wanden van de woning en (iii) het aanleggen van de garagevloer. De rechtbank zal deze punten achtereenvolgens beoordelen.
Bepalen van het NAP-peil / uitgraven van de grond
Toerekenbare tekortkoming?
4.4.
Volgens [eiser] is GeZet toerekenbaar tekortgeschoten in haar contractuele verbintenis tot het bepalen van het peil en het verrichten van graafwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van de woning. Het had, aldus [eiser] , op de weg gelegen van GeZet, zeker nu dat expliciet onderdeel uitmaakt van de Overeenkomst, om tijdens het bepalen c.q. uitzetten van het peil door de Gemeente op te letten welk peil werd gehanteerd en vervolgens te verifiëren en controleren dat ook het juiste peil werd bepaald. Als GeZet de Overeenkomst deugdelijk was nagekomen had zij op dat moment geconstateerd dat het door de Gemeente gehanteerde peil (46,40 +NAP) anders was dan het peil dat in de bouwtekeningen was vermeld (47,05 +NAP). Dit heeft GeZet echter niet gedaan: tijdens het bepalen van het peil met de Gemeente heeft GeZet gehandeld zonder de reeds lang beschikbare stukken (met het juiste peil) te raadplegen, dan wel [eiser] of zijn architect te consulteren. Door op deze wijze te handelen heeft GeZet onzorgvuldig en ernstig verwijtbaar gehandeld, aldus [eiser] . In ieder geval is GeZet tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst doordat zij te veel grond heeft afgegraven. GeZet had op grond van de opdracht en bijbehorende tekeningen zoveel grond moeten afgraven dat een bouwpeil van 47,05 +NAP bereikt werd, maar zij heeft grond afgegraven tot een diepte passend bij een bouwpeil van 46,60 +NAP.
4.5.
GeZet betwist toerekenbaar tekort te zijn geschoten in haar contractuele verplichtingen. Het in de Overeenkomst opgenomen werkonderdeel
“Maken bouwramen, hoofdmaatvoering en peil bepalen”betekent niet dat GeZet ook daadwerkelijk het peil zou bepalen; daartoe is slechts de Gemeente bevoegd. [eiser] wist dit ook, want hij heeft de Gemeente opdracht gegeven het peil te bepalen. Het was dus ook voor [eiser] duidelijk dat GeZet niet het peil bepaalt. Met het werkonderdeel ‘peil bepalen’ in de Overeenkomst is bedoeld dat GeZet aan de hand van het door de Gemeente bepaalde peil zou bepalen hoeveel moest worden afgegraven, vanaf het streepje op de door de Gemeente geslagen piketpaaltjes de diepte in. Ook dit is voor [eiser] altijd duidelijk geweest, hetgeen impliciet volgt uit de door hem aan de Gemeente verstrekte opdracht voor het bepalen van het peil, aldus GeZet. GeZet betwist daarnaast dat zij had moeten constateren dat het door de Gemeente bepaalde peil (46,40 +NAP) anders was dan het peil zoals vermeld in de ontwerptekening. GeZet maakt slechts een bouwraam met planken die worden vastgezet aan de piketpaaltjes. Op de piketpaaltjes staan enkel streepjes om het peil aan te geven; het +NAP-niveau staat daar niet op. Op basis van die streepjes – die ‘niveau 0’ vertegenwoordigen – gaat GeZet (dan wel haar onderaannemer GMI) de diepte in met de graafwerkzaamheden. Dat GeZet het juiste peil eenvoudig zou kunnen checken en vaststellen is dus onjuist. GeZet mag er bovendien op vertrouwen dat de Gemeente de opdracht correct uitvoert; GeZet had geen enkele reden om te twijfelen aan het door de Gemeente bepaalde peil.
4.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het werkonderdeel ‘maken bouwramen, hoofdmaatvoering en peil bepalen’ staat bovenin de calculatie, als eerste werkzaamheid, onder het kopje ‘algemeen’ genoemd. De rechtbank leidt daaruit, alsmede uit de combinatie van de werkzaamheden ‘maken bouwramen, hoofdmaatvoering, peil bepalen’ en de stellingen van partijen, af dat hiermee is gedoeld op de (voorbereidende) werkzaamheden die ertoe strekken om de exacte locatie (inclusief de diepte) en maatvoering van het werk te bepalen. Het was dus op grond van de Overeenkomst de taak van GeZet om ervoor te zorgen dat de woning op de juiste locatie en de juiste hoogte – dat wil zeggen, het juiste peil – werd gebouwd. GeZet is daartoe op 2 augustus 2021 op de bouwplaats aanwezig geweest bij het uitzetten van het peil door de Gemeente (in de persoon van [naam 4] ). [naam 4] heeft haar ter plaatse een tekening met betrekking tot het uitzetten van het peil overhandigd, zo blijkt uit de brief van GeZet aan [eiser] van 8 oktober 2021 (zie rov. 2.11), waarin zij schrijft:
“in de bijlage ontvangt u de tekening die dhr. [naam 4] van de Gemeente aan dhr. [naam bestuurder] heeft overhandigd (…)”. Uit deze brief volgt ook dat [eiser] niet aanwezig was bij het uitzetten van het peil:
“uzelf en derden waren hierbij niet aanwezig”. [eiser] was er, zo bleek later, niet van op de hoogte dat het uitzetten van het peil (toch) op 2 augustus 2021 zou plaatsvinden. GeZet heeft kennelijk op dat moment geen termen aanwezig geacht [eiser] daarbij te betrekken en heeft (zo heeft [eiser] onbetwist gesteld) deze tekening pas veel later – namelijk bij de brief van 8 oktober 2021 – doen toekomen. Deze zelfstandige houding van GeZet als aannemer ter plaatse in het bijzijn van de Gemeente wijst erop dat GeZet het kennelijk zelf ook als haar taak zag ervoor te zorgen dat de woning op het juiste peil werd gebouwd. Bij die taak hoort ook dat GeZet zich ervan vergewist dat door de Gemeente het juiste peil is uitgezet. Dit had zij eenvoudig kunnen nagaan door aan [naam 4] te vragen welk peil hij bij het uitzetten van de piketpaaltjes hanteerde. Daartoe had GeZet overigens ook alle reden, nu op de door [naam 4] ter plaatse verstrekte meettekening bij de bouwkavel van [eiser] duidelijk (in gedrukte tekst) is vermeld: “
Bouwpeil = 46.40+NAP”. GeZet, die beschikte over de bouwtekeningen en dus wist dat het bouwpeil 47,05 +NAP moest zijn, had als vakbekwaam aannemer moeten zien dat in de meettekening een verkeerd bouwpeil was vermeld en had [naam 4] op die fout moeten wijzen. Gelet hierop gaat het beroep van GeZet op overmacht niet op. De fout van de Gemeente ontslaat GeZet immers niet van de eigen verantwoordelijkheid en zorgplicht om als vakbekwaam aannemer tot een deugdelijke uitvoering van het overeengekomen werk te komen.
4.7.
Doordat het uitgezette peil niet strookte met de bouwtekeningen en dit niet tijdig door GeZet is opgemerkt, is bij de start van de bouw door GeZet te veel grond afgegraven en is de keldervloer te laag aangelegd. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat GeZet ten aanzien van het bepalen van het peil en het afgraven van de grond toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst.
Verzuim
4.8.
GeZet heeft aangevoerd dat [eiser] haar niet in gebreke heeft gesteld en geen redelijke termijn heeft gesteld om na te komen. Bovendien is geen sprake van een situatie, zoals genoemd in artikel 6:83 BW, waarbij verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Gelet hierop is zij niet in verzuim geraakt met een voldoende nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst, aldus GeZet. [eiser] heeft daar tegenover gesteld dat het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden, omdat haar vordering strekt tot schadevergoeding.
4.9.
De rechtbank begrijpt de stelling van [eiser] aldus, dat deze heeft bedoeld dat schadevergoeding is gevorderd, omdat nakoming niet meer mogelijk was (hetgeen GeZet ook zo heeft kunnen, althans moeten begrijpen). Naar het oordeel van de rechtbank geldt in dit geval inderdaad dat nakoming na de fout blijvend onmogelijk was, zodat de vraag of GeZet al dan niet in verzuim is geraakt, op grond van artikel 6:74 lid 2 BW in het midden kan blijven. De onderhavige tekortkoming van GeZet is immers erin gelegen dat zij niet heeft opgemerkt dat het peil voor de woning van [eiser] niet op het juiste niveau was uitgezet, als gevolg waarvan zij de grond voor de woning van [eiser] te diep heeft laten uitgraven. Deze fout was, op het moment dat die werd ontdekt, naar haar aard niet meer te herstellen (het niet opmerken betreft nalaten en de grond kon niet meer worden teruggestort). Dit blijkt ook uit de door [eiser] opgevoerde schadeposten: deze lenen zich niet voor herstel door GeZet, omdat de schade onomkeerbaar is (zoals de ten tijde van het ontdekken van de fout reeds afgevoerde overtollige grond), dan wel het gevolgen betreft voor het werk van derden (andere aannemers), zoals bijvoorbeeld het ten gevolge van de fout noodzakelijk ophogen van muren. Dit is niet anders voor het (gedeeltelijk) ophogen van de vloer van de kelder: dit betreft een (gedeeltelijke) oplossing voor de gevolgen van de fout, maar kan deze niet ongedaan maken. Overigens is GeZet tot het ophogen van de keldervloer in de gelegenheid gesteld en dit is ook uitgevoerd, maar GeZet heeft daarvoor kosten in rekening gebracht, die [eiser] thans als schadepost opvoert. In het licht van het voorgaande is in dit geval geen verzuim vereist voor toepassing van artikel 6:74 lid 1 BW. Het verweer van GeZet mist daarom doel.
Regeling met finale kwijting?
4.10.
GeZet heeft naast het voorgaande als verweer naar voren gebracht dat [eiser] geen aanspraak meer kan maken op vergoeding van de schadeposten, omdat hij daarvoor met GeZet een minnelijke regeling heeft getroffen. Zij voert daartoe aan dat zij na aansprakelijkstelling door [eiser] , bij brief van 8 oktober 2021 een voorstel heeft gedaan om tot een regeling te komen. Dit voorstel hield (onder meer) in dat GeZet (i) het schuimbeton om de keldervloer op te hogen slechts tegen kostprijs aan [eiser] zou doorbelasten en (ii) kosteloos eventuele isolatie van 5 cm voor de keldervloer zou leveren, mits [eiser] bereid zou zijn om alle mogelijke verdere aanspraken, zoals genoemd in zijn e-mailbericht van 7 oktober 2021 te laten vervallen. Volgens GeZet heeft [eiser] dit voorstel bij e-mailbericht van 1 november 2021 aanvaard door de offerte van GeZet die betrekking had op het ophogen van de keldervloer met schuimbeton te accepteren.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het door GeZet aangehaalde e-mailbericht van [eiser] niet dat een minnelijke regeling is geaccepteerd. Dat [eiser] akkoord geeft op het storten van schuimbeton is daarvoor onvoldoende. Dat [eiser] in dezelfde e-mail nogmaals naar de mogelijkheid van isolatie vraagt (die juist kosteloos werd aangeboden) is daarmee zelfs in tegenspraak. De rechtbank neemt in dit verband tevens in aanmerking dat [eiser] op de voortgezette mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat na het voorstel van GeZet van 8 oktober 2021 nog een aantal gesprekken tussen [eiser] en de directeur van GeZet heeft plaatsgevonden en dat de (gedeeltelijke) oplossing van het concrete bouwprobleem door het plaatsen van schuimbeton niet alsnog heeft geleid tot een minnelijke regeling tussen partijen. Bovendien heeft [eiser] onweersproken gesteld dat partijen ook nadien nog hebben onderhandeld om eruit te komen. Dat strookt niet met de stelling van GeZet dat er een minnelijke regeling zou zijn. Deze stelling van [eiser] wordt, naast het tijdsverloop tussen de beide berichten (ruim drie weken), ondersteund door het feit dat de onderwerpregel van het e-mailbericht waarmee de brief van 8 oktober 2021 van GeZet is verstuurd (kenbaar uit productie 4 bij dagvaarding) vermeldt
“Subject: antwoord”, terwijl het e-mailbericht van [eiser] van 1 november 2021 als onderwerp heeft
“RE: schuimbeton”. De rechtbank leidt daaruit af dat het bericht van [eiser] kennelijk niet is geschreven als (rechtstreekse) reactie op het bericht van GeZet van 8 oktober 2021. Ook het feit dat GeZet bij de eindafrekening op 17 december 2021 voor het aanbrengen van het schuimbeton niet het door haar gestelde finale bedrag van € 7.180,00, maar € 6.750,00 bij [eiser] in rekening heeft gebracht maakt niet aannemelijk dat partijen een finale regeling zijn overeengekomen.
4.12.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank toewijzen de gevorderde verklaring voor recht dat GeZet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het bepalen van het (NAP-)peil (specifiek: peil bepalen), althans door bij het graven niet uit te gaan van het NAP-peil van +47,05 en dat GeZet uit dien hoofde is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] daardoor heeft geleden en nog zal lijden.
Schade door onjuist bepalen peil en te veel afgraven grond
4.13.
[eiser] stelt dat zij door de toerekenbare tekortkoming van GeZet schade heeft geleden, welke – kort gezegd – bestaat uit de volgende posten: grondafvoer, ophogen muren, aanbrengen isolatie keldervloer, aanvullen grond en lening. GeZet heeft de schadeposten betwist. De rechtbank zal deze hierna puntsgewijs beoordelen.
Grondafvoer
4.14.
[eiser] heeft de kosten voor grondafvoer van € 11.755,55 onderbouwd met een factuur van [naam 3] Elsloo van 2 september 2021. GeZet heeft bij conclusie van antwoord betwist dat [eiser] op grond van die factuur een vorderingsrecht op GeZet heeft. De factuur is namelijk niet gericht aan [eiser] maar aan zijn bedrijf [handelsnaam] , aldus GeZet.
4.15.
Dit verweer van GeZet slaagt. Niet ter discussie staat dat de factuur is voldaan, maar [eiser] heeft niet onderbouwd op grond waarvan hij, uit hoofde van die factuur – die niet aan hem maar aan [handelsnaam] is gericht – een vorderingsrecht van € 11.755,55 op GeZet zou hebben. Eerst op de hervatte mondelinge behandeling van 17 mei 2024 heeft [eiser] aangeboden om aan de hand van nadere stukken te bewijzen dat die factuur door hem in privé (uit zijn eigen vermogen) is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit aanbod te laat. [eiser] was (in ieder geval) vanaf de ontvangst van de conclusie van antwoord op de hoogte van het verweer van GeZet, zodat het op haar weg had gelegen de desbetreffende stukken in een eerder stadium over te leggen. Zij heeft daartoe ruimschoots de gelegenheid gehad. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat dit (toch) niet eerder mogelijk was zijn niet gesteld of gebleken. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bewijsaanbod is gedaan in strijd met de goede procesorde, zodat het wordt verworpen.
4.16.
De gevorderde verklaring voor recht inzake de schadevergoeding ad € 11.755,55 wordt als ongegrond afgewezen.
Ophogen muren
4.17.
[eiser] vordert in verband met de kosten voor het ophogen van de muren een schadevergoeding van € 9.864,00. [eiser] heeft ter onderbouwing van die kosten een offerte van [naam 5] Betonwerken van 5 oktober 2021 overgelegd.
4.18.
Deze kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank als gevolgschade toewijsbaar. [eiser] heeft als gevolg van de door GeZet te veel afgegraven grond – kort gezegd – de muren moeten laten ophogen en GeZet heeft het bestaan en de omvang van deze kostenpost niet bestreden. Het verweer van GeZet dat [naam 5] Betonwerken de diepte van het keldergat had moeten controleren alvorens de keldervloer te storten gaat niet op. Feiten of omstandigheden waaruit voortvloeit dat [naam 5] Betonwerken aan de aan haar verstrekte opdracht had moeten twijfelen zijn immers gesteld noch gebleken.
4.19.
Het voor deze post gevorderde bedrag aan schadevergoeding van € 9.864,00 is dan ook toewijsbaar.
Aanbrengen schuimbeton
4.20.
[eiser] vordert € 6.750,00 in verband met het opvullen van vloeren – naar de rechtbank begrijpt: de keldervloer – met schuimbeton. GeZet heeft in reactie daarop onder meer aangevoerd dat [eiser] bij e-mail van 1 november 2021 de offerte van GeZet met betrekking tot het ophogen van de keldervloer met schuimbeton heeft geaccepteerd, hetgeen hij nog eens heeft bevestigd bij e-mailbericht van 12 januari 2022.
4.21.
Dit verweer van GeZet slaagt. Partijen hebben in onderling overleg een oplossing gezocht voor de, als gevolg van de te veel afgegraven grond, te diep aangelegde keldervloer. Dit blijkt mede uit de door hen overgelegde correspondentie, zoals vermeld in de rechtsoverwegingen 2.8 tot en met 2.12. Hoewel [eiser] bij e-mail van 7 oktober 2021 GeZet nog berichtte dat de kosten voor het ophogen van de keldervloer voor GeZet zijn, heeft hij op 1 november 2021 een offerte van GeZet voor het ophogen van de keldervloer voor rekening van [eiser] geaccordeerd, hetgeen [eiser] zelf ook bevestigt bij e-mail van 12 januari 2022. Doordat hij zonder voorbehoud of protest akkoord is gegaan met het aanbrengen van het schuimbeton door GeZet tegen de (kennelijk) door haar aangeboden prijs, kan [eiser] niet alsnog in deze procedure terugbetaling van dat bedrag vorderen. De op dit punt gevorderde schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Aanvullen grond op het perceel
4.22.
[eiser] stelt dat hij schade heeft geleden ter grootte van € 2.000,00 in verband met kosten voor het aanvullen van grond op het perceel. Deze vordering, die wordt betwist door GeZet, is echter op geen enkele wijze nader gemotiveerd of onderbouwd. Bovendien is op de voortgezette mondelinge behandeling gebleken dat voor dit werk nog geen offerte is aangevraagd en nog geen kosten zijn gemaakt (het aanvullen van de grond heeft nog niet plaatsgevonden). Gelet hierop is de vordering onvoldoende onderbouwd en zal deze worden afgewezen.
Lening
4.23.
[eiser] heeft bij dagvaarding bloot gesteld en ook niet nadien nader onderbouwd dat hij vanwege de schadeposten – waarvoor hij GeZet aansprakelijk acht – een extra lening heeft moeten afsluiten en dat hij daardoor (aanvullende) schade heeft geleden. Gezet heeft dit betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] niet aan zijn stelplicht voldaan en moet de vordering onder II, zoals samengevat te lezen in rechtsoverweging 3.1, worden afgewezen. Dit wordt niet anders door het bewijsaanbod dat bij gelegenheid van de voortgezette mondelinge behandeling nog is gedaan: afgezien van het feit dat ook daarbij geen concrete informatie met betrekking tot de lening en de daarmee gepaard gaande kosten is gegeven, is dit aanbod tardief en wordt het wegens strijd met de goede procesorde gepasseerd.
Aanbrengen isolatie
Tekortkoming
4.24.
[eiser] heeft, onder verwijzing naar door hem overgelegde foto’s en rapporten van deskundigen (waaronder Socotec) voldoende gemotiveerd gesteld dat GeZet toerekenbaar is tekortgeschoten in een deugdelijke uitvoering van het door partijen overeengekomen aanneemwerk met betrekking tot het aanbrengen isolatie (specifiek: harde persing isolatie 90mm as 1 +B 110mm en as D 1800mm kingspan KS ig gelijkwaardig), dat zij in verzuim is en dat zij de daaruit voortvloeiende schade moet vergoeden. GeZet heeft reeds voor de eerste mondelinge behandeling kennis kunnen nemen van de stellingen van [eiser] , alsmede het rapport van Socotec van 24 oktober 2023 en de door [eiser] overgelegde foto’s, waarop de door GeZet ondeugdelijk aangebrachte isolatie is te zien. GeZet was dan ook op de hoogte van de bevindingen van Socotec, inhoudende dat de isolatieplaten ondeugdelijk door GeZet waren aangebracht en dat daardoor schade is ontstaan. Toch heeft GeZet tegen de stellingen van [eiser] geen enkel verweer gevoerd, ook niet met betrekking tot de omvang van de schade. De gevorderde verklaring voor recht dat GeZet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het aanbrengen van de isolatie en dat GeZet uit dien hoofde is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] daardoor heeft geleden en nog zal lijden is dan ook toewijsbaar.
Schade
4.25.
Met betrekking tot de omvang van de schade heeft [eiser] , op grond van de schatting in het door hem overgelegde deskundigenrapport, eveneens onweersproken het volgende gesteld. De kosten voor het herstel van de isolatieplaten bedragen € 9.075,00 inclusief btw. Daarnaast is door de gebrekkig aangebrachte isolatie een vochtprobleem ontstaan aan de binnenzijde van de woning. De herstelkosten van daarvan – te kwalificeren als gevolgschade – zijn door de deskundige van [eiser] begroot op € 1.500,00. De gevorderde vergoeding voor deze schade, die in totaal € 10.575,00 bedraagt, kan als onweersproken worden toegewezen.
Storten garagevloer
4.26.
[eiser] heeft bij de eerste vermeerdering van eis gesteld dat het aanneemwerk inzake het storten van garagevloer ondeugdelijk is verricht, dat GeZet in verzuim is en dat zij is gehouden de schade van [eiser] te vergoeden. Daartoe heeft [eiser] aangevoerd dat tijdens het storten van de garagevloer de bekisting stuk is gegaan, waardoor een deel van de garagefundering moest worden afgebikt, omdat anders de buitenbekleding van de garage niet kon worden geplaatst. Omdat GeZet niet meer is komen opdagen heeft [eiser] dit zelf moeten doen. Daarnaast is ten gevolge van deze tekortkoming een deel van de garagevloer oneffen, waardoor [eiser] zich genoodzaakt ziet hier een vloer overheen te leggen. Ook deze stellingen zijn niet door GeZet weersproken. De gevorderde verklaring voor recht dat GeZet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het storten van de garagevloer en dat GeZet uit dien hoofde is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] daardoor heeft geleden en nog zal lijden, zal dan ook worden toegewezen. Een schadevergoeding inzake dit werk is in deze procedure nog niet gevorderd; de desbetreffende kosten zijn nog niet door [eiser] begroot.
Schadevergoeding
4.27.
Gelet op het vorenoverwogene dient de onder III in het petitum van de dagvaarding gevorderde schadevergoeding deels te worden toegewezen, namelijk voor een bedrag van € 20.439,00 (€ 9.864,00 (rov. 4.19) + € 10.575,00 (rov. 4.25)).
Wettelijke rente
4.28.
[eiser] vordert dat bovenstaand bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. De rechtbank ziet om praktische redenen aanleiding om voor de schadeposten tezamen één ingangsdatum voor de wettelijke rente vast te stellen, waarbij de rechtbank aansluiting zal zoeken bij schadeposten ten aanzien van de isolatie en de garagevloer. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzuim van GeZet ten aanzien van deze posten ingetreden op 18 oktober 2022: hoewel niet expliciet verwoord, is uit dit bericht – dat naar de rechtbank aanneemt [eiser] op dezelfde dag heeft bereikt – af te leiden dat GeZet niet van plan is de door [eiser] in zijn e-mailbericht van 6 oktober 2021 genoemde werkzaamheden nog te verrichten, terwijl de vorderingen van [eiser] opeisbaar waren. Het e-mailbericht van [eiser] van 6 oktober 2021 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een ingebrekestelling, nu daarin geen termijn voor nakoming wordt gesteld. Het toegewezen bedrag aan schadevergoeding zal daarom worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Kosten deskundige
4.29.
[eiser] vordert tevens € 2.610,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, ter vergoeding van de kosten van de door hem ingeschakelde deskundige Socotec, die onderzoek heeft verricht met betrekking tot de isolatie en het vochtprobleem aan de binnenzijde van de woning. Het gevorderde bedrag komt overeen met de in het deskundigenrapport vermelde eindnota (exclusief btw) en is door GeZet niet betwist. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal, bij gebreke van stellingen met betrekking tot de dag van verzuim, worden toegewezen met ingang van de roldatum van de vermeerdering van eis, waarbij deze kosten zijn gevorderd, te weten 14 november 2023.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.30.
De gevorderde veroordeling tot betaling van € 1.078,70 aan buitengerechtelijke incassokosten is voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onredelijk voor. Deze vordering zal daarom op de hierna te bepalen wijze worden toegewezen.
Proceskosten
4.31.
GeZet is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
4.856,00
(4 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.464,14

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat GeZet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het aanbrengen van de isolatie (specifiek: harde persing isolatie 90mm as 1 +B 110mm en as D 1800mm kingspan KS ig gelijkwaardig), en uit dien hoofde is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] dientengevolge heeft geleden en nog zal lijden,
5.2.
verklaart voor recht dat GeZet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het storten van de garagevloer (specifiek: storten vloer op grondslag 200mm incl. vorstrand 300x200mm), en uit dien hoofde is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] dientengevolge heeft geleden en nog zal lijden,
5.3.
verklaart voor recht dat GeZet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van het bepalen van het (NAP-)peil en door bij het graven niet uit te gaan van het NAP-peil van +47,05, en uit dien hoofde is gehouden de schade te vergoeden die [eiser] dientengevolge heeft geleden en nog zal lijden,
5.4.
veroordeelt GeZet tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 20.439,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt GeZet tot betaling aan [eiser] van € 2.610,00 ter vergoeding van de kosten van de door [eiser] ingeschakelde deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt GeZet om aan [eiser] te voldoen € 1.078,70 aan buitengerechtelijke kosten,
5.7.
veroordeelt GeZet in de proceskosten van € 6.464,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als GeZet niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van de verklaringen voor recht, uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.
CM