ECLI:NL:RBLIM:2024:54

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
10575676 \ CV EXPL 23-2664
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schilderwerkzaamheden en afkoopsom in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk

In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], betaling van een bedrag van € 6.555,26 inclusief btw van de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De vordering betreft schilderwerkzaamheden die eiser heeft uitgevoerd in opdracht van gedaagden, alsook een afkoopsom in verband met een niet doorgaan van een eerdere opdracht. De procedure is gestart na meerdere aanmaningen en correspondentie over openstaande facturen. Gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij zij onder andere aanvoeren dat [gedaagde sub 2] niet als opdrachtgever kan worden aangemerkt en dat de facturen onterecht zijn verzonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] als opdrachtgevers kunnen worden aangemerkt en dat eiser recht heeft op de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de afkoopsom van € 1.750,00 en de factuur van € 4.647,76 toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de vervaldatum van de facturen, zijnde 8 augustus 2022. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10575676 \ CV EXPL 23-2664
Vonnis van 3 januari 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F.G.H.J. Niemarkt,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: Deneer Holding B.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 25
- de conclusie van antwoord met productie 1
- de brief van 14 november 2023 van [eiser] met producties 26 tot en met 28
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 27 november 2023
- de schriftelijke reacties op dit proces-verbaal van de zijde van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in het verleden al vaker schilderwerkzaamheden uitgevoerd in opdracht van [gedaagden] .
2.2.
Op 17 juli 2020 heeft [gedaagde sub 2] [eiser] gevraagd schilderwerk uit te voeren in
de nieuwe woning van [gedaagde sub 1] , maar hij heeft daarbij gezegd dat het zou nog wel een tijd
duren voordat [eiser] daarmee kon beginnen. [eiser] is hiermee akkoord gegaan.
2.3.
[eiser] en [gedaagde sub 2] hebben op enig moment afgesproken dat [eiser] op 29 juni 2022 zou beginnen met de schilderwerkzaamheden.
2.4.
Op 29 juni 2022 stelde [eiser] vast dat het fillerwerk door de aannemer niet goed is uitgevoerd. In juli 2022 (productie 22 en 24) wordt dit door de aannemer Metrix Bouw B.V. (hierna: Metrix) erkend. Hierdoor kon [eiser] niet op de afgesproken datum beginnen met het schilderwerk. [gedaagde sub 1] heeft naar aanleiding hiervan met Metrix afgesproken dat Metrix zorg zou dragen voor het herstel van het fillerwerk en daarnaast ook zou zorgen voor het schilderwerk. [eiser] kon om die reden zijn werkzaamheden niet uitvoeren.
2.5.
Op 29 juli 2022 stuurde [gedaagde sub 2] een Whatsapp bericht naar [eiser] met de mededeling dat Metrix geen schilder kon vinden en dat [eiser] het schilderwerk mocht doen (productie 23). [eiser] heeft zich bereid verklaard de natte ruimtes en slaapkamers te schilderen nadat hij het fillerwerk had hersteld.
2.6.
[eiser] heeft de werkzaamheden uitgevoerd. Bij Whatsapp-bericht van
3 augustus 2022 aan [gedaagde sub 2] heeft [eiser] laten weten op 4 augustus de facturen klaar te maken, waarop [gedaagde sub 2] antwoordt “
Maak je het ajb niet te gek....” (productie 2). [eiser] heeft [gedaagde sub 1] drie facturen gedateerd 4 augustus 2022 gestuurd:
  • een van € 1.907,50 incl. btw met als beschrijving “
  • een van € 4.647,76 incl. btw met als beschrijving “
  • een van € 6.971,64 incl. btw met als beschrijving “
2.7.
Op 10 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] het volgende bericht per WhatsApp aan [eiser] gestuurd (productie 6):

vraagje...Als je € 30 per meter vraagt en hebt gekregen van [gedaagde sub 1] en dan ook nog € 20 voor filler werk en dergelijke komt dat neer op € 50 m2. Dat is abject veel geld en kan niet kloppen. Je zit nu op ongeveer € 11.500,00 voor 213 m2. Is dat niet een beetje te? (...) Overigens had je me beloofd de contractontbinding van € 1750,00 NIET te tellen.
2.8.
Hierop heeft [eiser] telefonisch contact met [gedaagde sub 2] opgenomen en één en ander toegelicht (sub 12 dagvaarding).
2.9.
Op 31 augustus 2022 heeft [eiser] bij [gedaagde sub 2] gevraagd hoe het zit met de betaling van de twee nog openstaande facturen, waarop [gedaagde sub 2] hem liet weten alles uit handen aan een deskundige, te weten [naam deskundige] , h.o.d.n. Mela Projectbegeleiding B.V. (hierna: Mela), te hebben gegeven en dat [eiser] met Mela contact moet opnemen.
2.10.
Bij WhatsApp bericht van 18 november 2022 (productie 7) laat [eiser] aan [gedaagde sub 2] weten dat Mela niet reageert. [gedaagde sub 2] reageert daarop als volgt:

We zitten in de laatste fase van financiële afwikkeling. Daar zit jij ook bij. Verder weet ik
niks want alles is aan [naam deskundige] uitgegeven. Ik zal hem wèl berichten dat hij op jou moet reageren.
2.11.
Bij brief van 6 februari 2023 (productie 8) heeft [naam] (advies-coaching-interim management) in opdracht van [eiser] [gedaagde sub 1] - kort gezegd – verzocht binnen
3 dagen de twee openstaande facturen (te weten van € 1.907,50 en € 4.647,76) te betalen. Mocht het niet tijdig gebeuren dan zal de vordering ter incasso uit handen worden gegeven en zal aanspraak worden gemaakt op rente en buitengerechtelijke kosten. In de brief staat - voor zover thans van belang - voorts:

(...)
  • Cliënt heeft zijn werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van u ( [gedaagde sub 1] ) [toevoeging kantonrechter: zijnde [gedaagde sub 1] ]) en is op geen enkele (juridische wijze) verbonden aan Metrix Bouw BV. Er is dus sprake van een 1-op-1 relatie met u als opdrachtgever.
  • Cliënt heeft, na overleg met u in uw opdracht herstelwerkzaamheden uitgevoerd naar aanleiding van (niet conform kwaliteit) uitgevoerde werkzaamheden door Metrix Bouw BV (...)
2.12.
Bij brief van 14 februari 2023 (productie 9) heeft Mela hierop als volgt - voor zover thans van belang - gereageerd:

(...) De door u genoemde facturen (...) bestemd voor Metrix Bouw B.V. zijn inderdaad bij ons als projectbegeleider ter informatie in bezit (...). Met betrekking tot deze facturen is al uitvoering gediscussieerd met dhr. [eiser] van voornoemd bedrijf aangezien deze niet voor mijn cliënten bestemd waren.
Uw cliënt is pas in beeld gekomen bij dit bouwproject medio begin juli 2022 nadat het fillerwerk dat in opdracht van aannemer Metrix Bouw B.V. was aangebracht door mijn cliënt- en aansluitend ook dor de onafhankelijke deskundige van het bureau TBA is afgekeurd.
In afwachting van het deskundige rapport van TBA is uw cliënt met zijn werkzaamheden gestart in de natte ruimtes-bijkeuken en de slaapkamer met het afmaken van het stuc c.q. fillerwerk, dat volgens afspraak voor rekening van Metrix Bouw was.
U cliënt heeft met factuur (...) ad € 4.647,76 en factuur (...) voor “offertevergoeding?” ad
€ 1.907,50, beide voor rekening van Metrix Bouw B.V. afwijkend van de gemaakte afspraak abusievelijk rechtstreeks bij mijn cliënt in rekening gebracht hetgeen hem ook is medegedeeld?
Mijn Cliënt heeft wél de door haar buiten de aannemer om aan dhr. [eiser] van [handelsnaam] opgedragen werkzaamheden, zijnde 213,2 m2 afwerking ad € 30,-- p/m2 door [handelsnaam] laten uitvoeren en hiervoor de ontvangen factuur (...) direct aan Marmi betaald en wel op 10 augustus 2022 middels een overboeking van
€ 6.971,64! (bijlage)
Vanaf 22 augustus 2022 zijn wij door cliënte ingeschakeld om als deskundige aannemer Metrix Bouw B.V. op al haar tekortkomingen te wijzen en ervoor zorg te dragen dat uiteindelijk de nieuwbouw gerealiseerd wordt zoals afgesproken.
Aangezien een onderdeel van deze afspraak inhield dat Metrix Bouw B.V. de kosten van de
herstelwerkzaamheden voor zijn rekening zou nemen hebben wij vanaf het moment dat dhr. [eiser] niet correct werd afgehandeld door Metrix Bouw B.V. ons sterk gemaakt om diens vordering alsnog betaald te krijgen. Hij was nl. wel degene die slecht werk van een ander heeft opgelost! Vanaf 30 november 2022 t/m 11 januari 2023 is uw cliënt door ondergetekende steeds per WhatsApp op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij de afhandeling met Metrix Bouw B.V., die beide facturen zijn door ons in overleg met uw cliënt op 15 december 2022 als onderdeel van een uitgebreide schadevergoeding mede ingediend. Telefonisch heeft ondergetekende eveneens contact hierover gehad met uw cliënt en hem steeds uitdrukkelijk medegedeeld dat zodra Metrix Bouw B.V. overgaat tot het uitkeren van de schade vordering wij ervoor zorg zouden dragen dat ook uw cliënt zou worden bediend.
Echter tot op de dag van vandaag is Metrix Bouw B.V. in gebreke gebleven (...)
Echter nu uw cliënt voorbijgaat aan de gemaakt afspraak “dat Mela zou ondersteunen bij het innen van de vordering van [handelsnaam] op Metrix Bouw B.V.” en dreigt met een onterecht incassotraject richting onze cliënt delen wij U middels dit schrijven mede dat wij géén ondersteuning meer zullen verlenen hieraan en dat uw cliënt nu zelf zijn vordering dient te verhalen op Metrix Bouw B.V.! (...)
2.13.
Bij brief van 6 maart 2023 (productie 10) heeft [eiser] aan [gedaagde sub 1] - kort gezegd - laten weten dat de twee facturen nog niet zijn voldaan en dat zij in verzuim is. Ze wordt verzocht het totaalbedrag binnen 14 dagen te voldoen. Mocht het binnen die termijn niet zijn betaald, dan wordt zij reeds nu voor alsdan in gebreke gesteld en is zij de incassokosten van € 817,60 en rente verschuldigd. Ten slotte laat [eiser] in de brief weten dat bij niet tijdige betaling de incasso uit handen zal worden gegeven aan AGIN Otten Gerechtsdeurwaarders (hierna: Agin) en dat er mogelijk gedagvaard zal worden met alle kosten van dien.
2.14.
Bij e-mailbericht van 6 maart 2023 (productie 11) heeft Mela - kort gezegd - aan [eiser] laten weten dat omdat [eiser] niet op de brief van 14 februari 2023 heeft gereageerd “
(...) wij er gevoeglijk van uitgingen dat onze uitleg verhelderend heeft gewerkt en U uw cliënt hiervan op de hoogte heeft gesteld. (...) Echter, uw cliënt valt wederom mijn cliënt hiermee lastig en heden vernamen wij van onze cliënt dat dhr. [eiser] (...) contact heeft gezocht met onze cliënt per mobiel/app (...)”. In de brief staat verder dat [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] per WhatsApp aan [eiser] heeft laten weten dat [eiser] echt bij [naam deskundige] moet zijn, waarop [eiser] heeft laten weten het betreurenswaardig te vinden dat er 7 maanden na factuurdatum en twee betaalherinneringen nog geen betaling heeft plaatsgevonden en dat hij een incasso/gerechtsdeurwaarder opdracht zal geven. Ten slotte staat in de brief dat [eiser] bij [gedaagde sub 1] aan het verkeerde adres is voor zijn vermeende vordering.
2.15.
Bij e-mailbericht van 6 maart 2023 (productie 13) laat [eiser] daarop aan Mela -
kort gezegd - weten dat hij de zienswijze van Mela niet deelt en dat hij de vordering ter incasso uit handen zal geven.
2.16.
Bij brief van 7 maart 2023 (productie 14) heeft [eiser] de inhoud van de brief
van 6 maart 2023 aan [gedaagde sub 1] (rov. 2.14) herhaald. Hierbij heeft hij meegestuurd de facturen, de aanmaningen en diverse andere correspondentie over en weer.
2.17.
[eiser] heeft vervolgens de vordering ter incasso aan Agin gegeven. Daarop
volgt een correspondentie tussen Mela, A.M.M. Deneer (namens [gedaagde sub 1] en Mela) en
Agin (producties 16, 17 en 18).
2.18.
Bij brief van 10 mei 2023 (productie 19) heeft de door [eiser] ingeschakelde advocaat [gedaagden] - kort gezegd - verzocht, en zo nodig gesommeerd,
€ 6.555,26 binnen 5 werkdagen over te maken. Mocht het niet binnen die termijn gebeuren, dan zal een procedure bij de kantonrechter worden gestart.
2.19.
Vervolgens wordt er over en weer nog gecorrespondeerd (producties 19 en 20), hetgeen - kort gezegd - neerkomt op een herhaling over en weer van de standpunten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het verschuldigde bedrag van € 6.555,26 incl. btw, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van € 702,76 en de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur, zijnde 8 augustus 2022, tot aan de dag de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde alsmede de nakosten.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Wie is opdrachtgever?
4.1.
Als eerste verweer is aangevoerd dat wat er ook van de vorderingen zij, [gedaagde sub 2] in ieder geval ten onrechte is gedagvaard. Zij hebben aangevoerd dat bij de oorspronkelijke opdracht alleen [gedaagde sub 1] opdrachtgever was. [gedaagde sub 2] is een (huis)vriend van [gedaagde sub 1] en is als zodanig opgetreden als spreekbuis voor [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 2] is geen (mede)eigenaar van de woning, heeft er geen zeggenschap over en is niet getrouwd met [gedaagde sub 1] . [eiser] wist dit, aangezien hij de facturen aan [gedaagde sub 1] heeft gestuurd en zij deze (voor zover ze terecht waren) heeft betaald. [gedaagde sub 2] is op geen enkele wijze aansprakelijk en de vorderingen jegens hem dienen daarom te worden afgewezen.
Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] ter zitting (nader) verklaard geen gevolmachtigde van [gedaagde sub 1] te zijn, de interactie met [eiser] te doen en alles voor [gedaagde sub 1] te regelen. Hij verklaarde ook geen zelfstandige beslissingen te kunnen nemen en niet te weten wie de rekening van deze schilderwerken moest krijgen. De advocaat van [gedaagden] heeft ter zitting (nader) verklaard dat de verhouding tussen [gedaagden] kan worden gezien als een volmacht.
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagden] al jarenlang klant bij hem zijn. Voor zowel de thans ter beoordeling voorliggende opdracht(en) als die uit het verleden heeft [eiser] steeds contact gehad met [gedaagde sub 2] . Er werd veelvuldig via WhatsApp met elkaar gecommuniceerd. De factuur ging op verzoek van [gedaagde sub 2] om financiële redenen naar [gedaagde sub 1] , aldus [eiser] .
Ter zitting is zijdens [eiser] (nader) verklaard dat [gedaagde sub 2] zélf (ook) steeds over “wij” en “ons” spreekt. [eiser] wist niet dat [gedaagde sub 2] , zoals hij aanvoert, op basis van
een volmacht handelde.
4.3.
De kantonrechter volgt [gedaagden] niet in hun verweer. Door hen is niet weersproken dat [eiser] in het verleden veelvuldig [gedaagden] als klant heeft gehad en dat het steeds [gedaagde sub 2] was met wie hij dan contact had. Uit niets dat [gedaagden] hebben aangevoerd, is af te leiden dat [eiser] wist dan wel behoorde te weten dat enkel [gedaagde sub 1] , en niet (ook) [gedaagde sub 2] , opdrachtgever was. Daarbij komt dat de verklaringen zijdens [gedaagden] ter zitting gegeven, tegenstrijdig zijn, waaruit de kantonrechter afleidt dat zij onderling (ook) geen duidelijkheid hadden wat betreft de beweerdelijke volmacht, laat staan dat [eiser] die duidelijkheid had of kon hebben. Gelet hierop hebben zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] beiden te gelden als opdrachtgever met wie [eiser] de oorspronkelijke overeenkomst tot het verrichten van de schilderwerken is aangegaan en zij zijn jegens [eiser] hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst.
De factuur van € 1.907,50 (“afkoop offerte”)
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij zijn overeengekomen dat [eiser] de schilderwerken in de woning zou uitvoeren voor een bedrag van € 20.250,00 exclusief btw en dat deze overeenkomst geen doorgang heeft gevonden omdat Metrix de muren niet schilderklaar had opgeleverd en vervolgens werd afgesproken dat Metrix zowel het herstel aan het fillerwerk als het schilderwerk zelf zou uitvoeren. Partijen zijn het niet eens of tussen hen is overeengekomen dat [eiser] een afkoopsom in rekening mocht brengen in verband met het niet doorgaan van de oorspronkelijke schilderopdracht.
4.5.
[eiser] heeft aangevoerd dat dit wel is overeengekomen en heeft daarom de rekening van € 1.907,50 inclusief btw aan [gedaagde sub 1] gestuurd. Op de mondelinge behandeling heeft hij nader uitgelegd dat de afgesproken afkoopsom aanvankelijk hoger was en neerkwam op ongeveer 22% van het offertebedrag. Omdat hij uiteindelijk een deel van het schilderwerk alsnog heeft uitgevoerd, heeft hij de afkoopsom berekend over het deel van de opdracht die niet is doorgegaan.
4.6.
[gedaagden] hebben betwist dat een afkoopsom is overeengekomen. Zij hebben aangevoerd dat zij niet handelden in het kader van bedrijf of beroep en dat zij gerechtigd zijn een overeenkomst op ieder moment op te zeggen zonder dat enige schadevergoeding verschuldigd is (art. 7:408 lid 1 en lid 3 BW). Dat [eiser] onkosten heeft gemaakt, is gesteld noch gebleken. Het is volgens [gedaagden] onjuist dat [eiser] veel tijd in het project heeft gestoken. [eiser] heeft niets van hen te vorderen.
4.7.
Ter zitting heeft [gedaagde sub 1] enerzijds nader verklaard niets te weten van een afkoopsom en anderzijds nader verklaard dat met [eiser] een afkoopsom is afgesproken en dat als er een andere schilder kwam, de aannemer hem een afkoopsom had moeten betalen.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van [gedaagden] op het bepaalde in artikel 7:408 lid 1 en 3 BW faalt. In het onderhavige geval is sprake van een overeenkomst tot aanneming van werk en is artikel 7:764 BW van toepassing. Op grond van
dit artikel mag een opdrachtgever weliswaar de overeenkomst te allen tijde opzeggen, maar
is hij wel verplicht om de voor het werk geldende prijs te betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien. Gelet op dit in de wet vastgelegd recht van [eiser] en zijn (niet weersproken) mededeling dat een afkoopsom van 20 tot 30% in de branche gebruikelijk is, is het op voorhand aannemelijk dat partijen over een afkoopsom hebben gesproken en daar afspraken over hebben gemaakt.
4.9.
Daarbij komt dat [gedaagde sub 2] in zijn WhatsApp-bericht van 10 augustus 2022 van 17:14 uur (productie 6 [eiser] ) aan [eiser] heeft meegedeeld dat [eiser] hem had “
beloofd de contract ontbinding van € 1.750 NIET te tellen”. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat partijen aanvankelijk wel degelijk afspraken hebben gemaakt over het in rekening brengen van een afkoopsom van € 1.750,00. Nu, zoals [eiser] heeft gesteld, de communicatie vaak per WhatsApp-bericht verliep en [gedaagde sub 2] niet heeft betwist dat hij dit bericht heeft verstuurd, valt niet in te zien dat en waarom, zoals [gedaagden] bloot hebben aangevoerd, “de WhatsApp-berichten niets zouden zeggen”, zodat de kantonrechter daaraan verder voorbijgaat.
4.10.
[gedaagde sub 1] heeft op de zitting tegenstrijdige uitspraken gedaan over het al dan niet overeengekomen zijn van de afkoopsom. Zij ontkent dit niet, maar stelt dat Metrix die zou moeten betalen.
4.11.
[gedaagden] hebben echter geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit is af te leiden dat [eiser] enige contractuele relatie had met Metrix, zodat niet valt in te zien waarom Metrix een afkoopsom aan [eiser] verschuldigd zou zijn voor een overeenkomst die [eiser] met [gedaagden] had gesloten. Dat [gedaagden] om hun moverende reden met Metrix dan wel Mela afspraken hebben gemaakt over de verdere afwikkeling van het bouwproject, regardeert [eiser] niet, nu hij enkel in een contractuele relatie stond met [gedaagden] .
4.12.
Gelet op het vooroverwogene is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] voldoende onderbouwd heeft gesteld en [gedaagden] onvoldoende hebben betwist dat [eiser] een afkoopsom in rekening mocht brengen. Dit volgt overigens ook uit de wet. Dat ook gesproken is over een bedrag van € 1.750,00 volgt uit het onder 4.9 weergegeven WhatsApp-bericht. Bovendien is dit bedrag ook alleszins redelijk. De oorspronkelijke opdracht had een aanneemsom van € 22.072,50 inclusief btw. Uiteindelijk heeft [eiser] werkzaamheden verricht waarvoor hij in totaal € 6.971,64 en € 4.647,76 heeft gefactureerd. Hij liep dus € 10.453,00 mis. [gedaagden] dienen de afkoopsom van € 1.750,00 excl. btw (zijnde € 1.901,50 incl. btw) dan ook te betalen. Dit deel van het door [eiser] gevorderde zal dan ook worden toegewezen.
De factuur van € 4.264,00 (herstel fillerwerk)
4.13.
[eiser] heeft aangevoerd dat op het moment dat Metrix geen schilder bleek te kunnen vinden, hij alsnog door [gedaagden] gevraagd is om de natte ruimtes en slaapkamers te schilderen. Daarbij is afgesproken dat hij ook zou zorgdagen voor de fillerwerkzaamheden in die ruimtes, omdat er anders niet kon worden geschilderd. [eiser] heeft de werkzaamheden conform afspraak met gedaagden uitgevoerd en aan [gedaagde sub 2] laten weten dat de factuur eraan zou komen. Daarop heeft [gedaagde sub 2] hem op 3 augustus 2022 laten weten “
Maak het ajb niet te gek” (productie 2). Op 4 augustus 2022 heeft [eiser] drie afzonderlijke facturen gestuurd (productie 3, 4 en 5). Op 10 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] het onder rechtsoverweging 2.7. weergegeven WhatsAppbericht aan hem gestuurd. [eiser] heeft [gedaagde sub 2] vervolgens telefonisch uitgelegd dat stuken / fillerwerkzaamheden iets heel anders is dan schilderen en dat de werkzaamheden steeds apart in rekening worden gebracht. [eiser] is vervolgens op vakantie gegaan en bij terugkomst op 31 augustus 2022 heeft hij gevraagd hoe het zat met de betaling van de twee openstaande facturen, waarop [gedaagde sub 2] hem liet weten dat zij alles uit handen hadden gegeven aan Mela ( [naam deskundige] ) en dat alles aan Mela moest worden doorgeleid. Pas op 14 februari 2023 reageerde Mela (productie 14). [gedaagden] (en Mela) blijven, ook na de tweede aanmaning van [eiser] , volhouden dat [eiser] wat betreft zijn vordering niet bij hun moet zijn. [eiser] heeft echter alle werkzaamheden in opdracht van [gedaagden] uitgevoerd en heeft geen overeenkomst met Metrix (zie ook productie 24).
4.14.
[gedaagden] hebben als verweer aangevoerd dat [gedaagde sub 1] en Metrix in juli 2022 een bouwoverleg hebben gehad, waarbij twee opties voor het herstel van het fillerwerk zijn besproken (zie productie 22). Op 11 juli 2022 heeft TBA vastgesteld dat het fillerwerk niet deugde. [eiser] had dit al op of omstreeks 4 juli 2022 vastgesteld en concludeerde toen dat de plafonds en muren niet schilderklaar waren. Hoewel [eiser] nog enige voorbereidende werkzaamheden heeft verricht, is hij naar Italië vertrokken omdat zijn vader daar plotseling was overleden. Bij terugkomst hebben [gedaagden] met Metrix en [eiser] gesproken, hetgeen erin heeft geresulteerd dat Metrix aan [eiser] de opdracht heeft gegeven om het fillerwerk in de natte ruimtes en slaapkamer te herstellen voor rekening van Metrix. Hierbij is geen prijsafspraak gemaakt, maar Metrix heeft [eiser] gevraagd om de prijs binnen de perken te houden. [eiser] heeft het fillerwerk uitgevoerd en daarna ook het schilderwerk in die ruimtes gedaan. De kosten voor het fillerwerk had [eiser] dan ook bij Metrix in rekening moeten brengen, niet bij [gedaagde sub 1] . Mela heeft al in augustus 2022 contact gehad met [eiser] , niet pas op 30 november zoals [eiser] heeft gesteld. [eiser] en Mela hebben toen gesproken over het feit dat het fillerwerk was opgedragen door en voor rekening van Metrix. Om [eiser] toen tegemoet te komen heeft Mela met [eiser] afgesproken dat zijn vordering op Metrix zou worden meegenomen bij de schadevordering van [gedaagde sub 1] op Metrix. Bij
e-mailbericht van 31 augustus 2022 (productie 1) heeft [eiser] de originele Excel-facturen naar Mela gestuurd, zodat Mela daarin de naam van Metrix als opdrachtgever en geadresseerde kon opnemen, zoals was afgesproken tussen [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , Metrix en Mela. [eiser] wist dat Mela beide facturen zou aanpassen. Het is dus niet zo dat Mela zonder zijn medewerking met de facturen heeft geknoeid, zoals [eiser] heeft gesteld. In de vijf daarop volgende maanden hebben Mela en [eiser] meermaals daarover gesproken. Als [eiser] het niet eens zou zijn geweest met de gang van zaken, dan zou hij zijn vordering beslist eerder ter incasso hebben gesteld, aldus [gedaagden] .
4.15.
De kantonrechter volgt [gedaagden] niet in hun verweer. Onder verwijzing naar al het vooroverwogene staat vast dat [eiser] een overeenkomst had met [gedaagden] . Uit niets is gebleken dat [eiser] een overeenkomst met Metrix is aangegaan met betrekking tot het fillerwerk, zoals [gedaagden] (overigens
bloot) hebben aangevoerd.
4.16.
Dat [gedaagden] een afspraak hebben gemaakt met Metrix over het
betalen van herstelwerkzaamheden die door [eiser] zijn uitgevoerd, regardeert [eiser] niet, aangezien hij enkel een contractuele relatie met [gedaagden] had. [gedaagden] hebben niet betwist dat [eiser] de herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd. Nu niet is gebleken dat zij daarvoor een prijs zijn overeengekomen, zijn zij ingevolge het bepaalde in artikel 7:752 lid 1 BW een redelijke prijs verschuldigd. Anders dan zij lijken te veronderstellen, is het verrichten van de fillerwerkzaamheden iets totaal anders dan schilderwerk. Zonder nadere onderbouwing, die [gedaagden] echter niet hebben gegeven, valt dan ook niet in te zien dat en waarom de door [eiser] voor deze werkzaamheden gehanteerde prijs van € 20,00 per meter (zie rov. 2.8.) onredelijk zou zijn.
4.17.
Bezien in het licht van hetgeen [eiser] (gemotiveerd) heeft gesteld, acht de kantonrechter het onaannemelijk dat, zoals [gedaagden] (bloot) hebben aangevoerd, [eiser] met Mela, [gedaagden] zou hebben afgesproken dat Mela de facturen van [eiser] zou “aanpassen” door Metrix als opdrachtgever en geadresseerde in de facturen op te nemen in plaats van [gedaagde sub 1] , zodat de kantonrechter hieraan verder voorbijgaat. Voor de beoordeling van het geschil is dit verder ook niet relevant.
4.18.
Gelet op het vooroverwogene ligt het gevorderde bedrag van € 4.647,76 incl. btw eveneens voor toewijzing gereed.
Buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente
4.19.
[gedaagden] betwisten buitengerechtelijke kosten en rente verschuldigd te zijn. De zijdens [eiser] aan [gedaagde sub 1] gezonden aanmaningen voldoen niet aan de wettelijke voorschriften en moeten om die reden worden afgewezen.
4.20.
Dit verweer slaagt. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De door [eiser] verzonden aanmaning van 7 maart 2023 (r.o. 2.13) voldoet niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu hierin een hoger bedrag aan incassokosten wordt genoemd dan op grond van het Besluit is toegestaan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
4.21.
Anders dan [gedaagden] over de gevorderde rente aanvoeren, heeft [eiser] in het petitum de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen, zijnde
8 augustus 2022, gevorderd. Dit hebben [gedaagden] niet weersproken, zodat het zal worden toegewezen.
Proceskosten en nakosten
4.22.
[gedaagden] zullen worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
  • kosten exploot € 107,91
  • griffierecht € 244,00
  • salaris gemachtigde
toepasselijke liquidatietarief)
Totaal € 1.011,91
4.23.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3.).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 6.555,26 incl. btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende facturen (zijnde 8 augustus 2022) tot de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.011,91,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.
JC