ECLI:NL:RBLIM:2024:5304

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10961563 CV24-1120
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande eindafrekening en geschil over garantie op uitgevoerde werkzaamheden

In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N., betaling van een openstaand bedrag van € 6.400,00 van gedaagden, die werkzaamheden aan hun woning door eiser hebben laten uitvoeren. De werkzaamheden omvatten onder andere de afwerking van de gevel met cementstuc, sierpleister en verfwerk. Na de oplevering van het werk heeft gedaagde een deel van de eindafrekening niet voldaan, omdat hij meende dat het opgeleverde werk gebreken vertoonde. Eiser en gedaagden hebben op 2 mei 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat gedaagden het resterende bedrag na oplevering van het buitenwerk zouden betalen. Eiser heeft de garantie op het werk afgegeven, maar gedaagden hebben geweigerd het resterende bedrag te betalen, omdat zij van mening zijn dat de garantie niet voldoet en de gevel niet wit blijft.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de garantie die eiser heeft afgegeven, voldoet aan de afspraken in de vaststellingsovereenkomst. Gedaagden hebben geen recht op opschorting van betaling, omdat de vervuiling van de gevel niet onder de garantie valt. De kantonrechter heeft de vordering van eiser tot betaling van € 6.400,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De vordering in reconventie van gedaagden is afgewezen, omdat eiser niet verplicht was om de gevels te reinigen. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10961563 \ CV EXPL 24-1120
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] H.O.D.N. [handelsnaam],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] ,
gemachtigde: mr. R.H.M. Wagemans,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] (in mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. A.P. Houthuis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord, tevens eis in voorwaardelijke reconventie,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij zowel [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] als [gedaagden] foto’s in het geding gebracht hebben.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft in opdracht van [gedaagden] werkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagden] . Het werk bestond onder meer uit de afwerking van de gevel van de woning met cementstuc, sierpleister en verfwerk.
2.2.
Na afronding van deze werkzaamheden heeft [gedaagden] het destijds overeengekomen bedrag niet volledig aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] betaald omdat het opgeleverde werk volgens hem diverse gebreken vertoonde. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat [gedaagden] een gerechtelijke procedure is begonnen tegen [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [gedaagden] hebben vervolgens op 2 mei 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarna voornoemde procedure is beëindigd.
2.4.
De vaststellingsovereenkomst bevat de volgende (voor deze zaak) relevante passages:
  • De eindafrekening betreft € 18.500, door [gedaagden] aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] (privé) te voldoen
  • [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] neemt de verantwoordelijkheid voor en uitvoering van het herstel van het buitenwerk op zich, i.e. het reinigen en schilderen van alle stucwerk buiten. Hiertoe is het volgende afgesproken:
o (…)
o (…)
o (…)
o Voorafgaand aan de uitvoering van dit werk overlegt [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aan van [gedaagden] van de uitvoerende partij per mail ondertekende documentatie met betrekking tot de kwaliteitsgarantie (het “wit blijven van de muren”, 10-jarig maar minimaal 8-jarig) van het uit te voeren werk;
 Bovenstaand bedrag van de eindafrekening zal door van [gedaagden] worden voldaan na het oplevermoment van het buitenwerk;
2.5.
Na voltooiing van zijn werkzaamheden heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aan [gedaagden] verzocht de eindafrekening te betalen.
2.6.
[gedaagden] heeft zich in reactie hierop op het standpunt gesteld dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] eerst nog een document dient aan te leveren, met een tienjarige, maar minimaal achtjarige kwaliteitsgarantie.
2.7.
Omstreeks 20 februari 2023 heeft [gedaagden] een deel van de eindafrekening betaald, waarna nog een bedrag van € 6.400,00 openstond. Hij heeft toen aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] medegedeeld dat dit restantbedrag zou worden betaald nadat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de overeengekomen garantie verstrekt.
2.8.
Bij brief van 2 februari 2024 heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] een kwaliteitsgarantie afgegeven en [gedaagden] gesommeerd om binnen zeven dagen € 6.400,00 te betalen.
2.9.
[gedaagden] heeft bij brief van 14 februari 2024 aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] bericht dat de overgelegde garantieverklaring niet voldoet. Ook meldt [gedaagden] in deze brief dat de muren niet wit blijven. Hij heeft bij die brief enkele foto’s gevoegd van de volgens hem groen uitgeslagen gevels. Ook heeft hij in deze brief aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] verzocht om de groene aanslag te verwijderen en – zo nodig – de gevel opnieuw te schilderen.
2.10.
Bij e-mail van 15 februari 2024 heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] een nieuwe garantieverklaring naar [gedaagden] gezonden.
2.11.
Bij e-mail van 16 februari 2024 heeft [gedaagden] aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] medegedeeld dat hij niet is ingegaan op de melding van de gevel die “opnieuw groen is gekleurd”.
2.12.
Nog dezelfde dag heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] via e-mail aan [gedaagden] medegedeeld dat het gaat om “een van buitenaf optredende groenaanslag veroorzaakt door regenval op het naast liggende groene gazon”.
2.13.
[gedaagden] heeft daarna nog een voorstel gedaan om de zaak minnelijk te regelen, maar dat voorstel heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] afgewezen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 6.400,00 aan hoofdsom en € 695,00 incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
in voorwaardelijke reconventie
3.3.
[gedaagden] vordert [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te veroordelen tot betaling van € 2.115,00 en de proces- en nakosten.
3.4.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Uit de vaststellingsovereenkomst vloeit voort dat [gedaagden] na oplevering van het werk het overeengekomen bedrag van € 18.500,00 aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] dient te betalen.
4.2.
Niet in geschil is dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de met [gedaagden] overeengekomen werkzaamheden heeft opgeleverd in april/mei 2022. [gedaagden] heeft aanvankelijk geweigerd om het overeengekomen bedrag te betalen omdat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] geen garantieverklaring verstrekte.
4.3.
Inmiddels heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de garantieverklaring afgegeven. De in eerste instantie afgegeven verklaring was onvoldoende duidelijk, maar partijen zijn het erover eens dat de daarna op 15 februari 2024 afgegeven verklaring wel voldoet aan hetgeen zij in de vaststellingsovereenkomst hebben afgesproken. Desondanks weigert [gedaagden] het restantbedrag van € 6.400,00 aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te voldoen. Hij stelt in dat verband dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de garantieverklaring niet nakomt aangezien [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] weigert de groen uitgeslagen muren weer wit te maken. [gedaagden] wijst in dat verband erop dat de garantieverklaring “onvoorwaardelijk” is. Dit verweer kan [gedaagden] niet baten op grond van de navolgende overwegingen.
4.4.
In de vaststellingsovereenkomst staat inderdaad dat de af te geven kwaliteitsgarantie betrekking heeft op het “wit blijven van de muren” gedurende 10 jaar (minimaal 8 jaar). [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft ter uitvoering van deze vaststellingsovereenkomst een dergelijke garantie afgegeven op 15 februari 2024. Wat partijen hebben beoogd met deze overeengekomen kwaliteitsgarantie, dient te worden uitgelegd aan de hand van de haviltex-maatstaf. Die maatstaf komt erop neer dat bij de uitleg van hetgeen partijen zijn overeengekomen niet alleen de zuiver taalkundige uitleg van de afspraak van belang is, maar ook de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze afspraak mogen toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten.
4.5.
De uitleg die [gedaagden] geeft aan de tussen partijen overeengekomen garantie is zuiver taalkundig. Die uitleg ligt niet erg voor de hand aangezien [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] dan, ook als de gevel alleen maar door vervuiling verkleurt, verplicht zou zijn die vervuiling ongedaan te maken. Zonder nadere toelichting, die [gedaagden] niet gegeven heeft, valt niet in te zien waarom partijen een dergelijke voor [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] zeer bezwarende garantie overeengekomen zouden zijn. In dit verband is ook relevant te vermelden dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat de gevels zijn afgewerkt met een structuur waar makkelijk vuil in achter kan blijven. Het is niet of nauwelijks voorstelbaar dat de garantie zou moeten behelzen dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gedurende minimaal acht jaar periodiek de gevel van de woning van [gedaagden] zou moeten reinigen. [gedaagden] heeft verder gesteld dat hij met de overeengekomen garantie voor ogen had dat zijn huis net zo wit zou blijven als andere huizen bij hem in de straat. Vast staat echter dat [gedaagden] deze verwachting voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst niet met [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] besproken heeft, zodat dit voor de uitleg die aan de overeengekomen garantie moet worden gegeven weinig waarde heeft.
Tegenover dit alles staat dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] tijdens de mondelinge behandeling heeft uitgelegd wat de voorgeschiedenis is geweest van de overeengekomen garantie. Die voorgeschiedenis komt erop neer dat de gevel eerst verkleurde doordat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gebruik had gemaakt van een witte verf met een verkeerde samenstelling, die enige tijd na het aanbrengen begon te verkleuren. De Duitse fabrikant van die verf heeft die fout erkend. Vervolgens heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de gevel opnieuw geverfd met witte verf met de juiste samenstelling. Dit betoog heeft [gedaagden] niet betwist. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] geschetste achtergrond, partijen met de overeengekomen garantie kennelijk hebben willen vastleggen dat eventuele toekomstige verkleuringen (in een periode van minimaal acht jaar) van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gebruikte witte verf, voor rekening en risico van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] komen.
4.6.
Op de door [gedaagden] bij antwoord in conventie overgelegde foto’s is te zien dat de gevel van de woning vlak bij de grond een groene aanslag vertoont dat (vermoedelijk) is veroorzaakt door opspattend regenwater en de nabijheid van een gazon. [gedaagden] heeft zelf verklaard dat deze vervuiling met enige moeite te verwijderen is. Van een verkleuring van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aangebrachte witte verf is dus geen sprake. [gedaagden] kan zich voor wat betreft deze vervuiling dan ook niet met succes beroepen op een opschortingsrecht. Ook heeft [gedaagden] dan niet het recht om de kosten van het schoonmaken te verrekenen met de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] . Datzelfde geldt voor door [gedaagden] eerst ter zitting overgelegde foto’s waarop eveneens (maar dan op hogere delen van de gevel) vervuiling te zien is. Het betoog van [gedaagden] dat hij deze vervuiling niet makkelijk kan verwijderen en daarvoor tegen extra kosten een hoogwerker zal moeten gebruiken, is verder niet relevant. Het is nu eenmaal zo dat de kosten van het schoonhouden van het huis niet via de garantiebepaling voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gebracht kunnen worden.
4.7.
Omdat het verweer van [gedaagden] niet slaagt, zal de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gevorderde hoofdsom van € 6.400,00 worden toegewezen.
4.8.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] vordert daarnaast [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over € 6.400,00 vanaf 16 augustus 2022. Deze ingangsdatum baseert [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] op een door hem gestuurde aanmaningsbrief van die datum, waarbij hij [gedaagden] in gebreke gesteld heeft. Op deze grondslag is de wettelijke rente niet toewijsbaar met ingang van 16 augustus 2022. [gedaagden] is toen weliswaar in gebreke gesteld, maar hij verkeerde toen dus nog niet in verzuim. Daarnaast staat ook vast dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] op dat moment de overeengekomen garantieverklaring nog niet had afgegeven zodat [gedaagden] zich op dat moment met succes op een opschortingsrecht kon beroepen. Ook daarom was er op dat moment nog geen sprake van verzuim aan de zijde van [gedaagden] . Aangezien de wettelijke rente niet toewijsbaar is vanaf 16 augustus 2022 en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] geen andere ingangsdatum gesteld heeft, zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van 21 februari 2024 (de dag van dagvaarding).
4.9.
Ten aanzien van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gevorderde vergoeding van incassokosten van
€ 695,00 wordt als volgt overwogen. Een dergelijke vergoeding is alleen toewijsbaar als is voldaan aan art. 6:96 lid 6 BW. Daarin staat dat de schuldeiser de schuldenaar eerst schriftelijk dient aan te manen tot betaling binnen een termijn van veertien dagen onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van de betaling, waaronder de vergoeding die de schuldenaar dan volgens de nadere regels verschuldigd zal zijn. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft niet gesteld dat hij een dergelijke brief aan [gedaagden] gestuurd heeft. Hieruit volgt dat de gevorderde vergoeding van incassokosten van € 695,00 niet toewijsbaar is.
4.10.
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,81
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
Totaal
1.064,81
4.11.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.12.
[gedaagden] heeft de vordering in reconventie ingediend voor het geval in conventie zijn verrekenings- en opschortingsverweer niet slaagt. Aangezien aan die voorwaarde is voldaan, zal hierna de vordering in reconventie beoordeeld worden.
4.13.
[gedaagden] vordert [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van
€ 2.115,00. Hij voert daartoe aan dat hij [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] meermaals heeft verzocht de groene aanslag van de gevels te verwijderen. Omdat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] niet aan dat verzoek voldaan heeft, vordert [gedaagden] als vervangende schadevergoeding de kosten voor “het herstel van de gevels”. Hij verwijst daartoe naar een offerte van de firma AZ-Group.
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering in reconventie niet toewijsbaar is. Anders dan [gedaagden] veronderstelt, was [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] namelijk niet verplicht om de gevels van de woning van [gedaagden] te reinigen. [gedaagden] gaat daarbij immers uit van een onjuiste uitleg van de overeengekomen garantiebepaling (zie hiervoor in rechtsoverweging 4.5.). [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is dus geen schadevergoeding aan [gedaagden] verschuldigd.
4.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagden] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] tot op heden begroot op € 204,00 (2,00 punten x € 204,00 x ½) salaris gemachtigde.
in conventie en in reconventie
4.16.
In dit vonnis hoeft geen aparte beslissing te worden genomen over de verzochte nakosten. Een kostenveroordeling levert immers ook een executoriale titel op voor de nakosten. De kantonrechter verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te betalen een bedrag van € 6.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van
21 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 1.064,81, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 204,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling,
5.7.
verklaart onderdeel 5.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
RW