ECLI:NL:RBLIM:2024:524

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/03/313729 / HA ZA 23-42
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de werking van een exclusiviteitsbepaling in een bemiddelingsovereenkomst met een professionele voetballer

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap ROGON EUROPE B.V. en een professionele Duitse voetballer, aangeduid als [gedaagde]. ROGON vorderde schadevergoeding van [gedaagde] wegens vermeende schending van een bemiddelingsovereenkomst, waarin een exclusiviteitsbepaling was opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst onderworpen is aan Nederlands recht, maar dat ook Duitse dwingendrechtelijke bepalingen van toepassing zijn. De rechtbank oordeelde dat de exclusiviteitsbepaling in de overeenkomst geen werking heeft op grond van Duits recht, waardoor de vorderingen van ROGON zijn afgewezen. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] niet in gebreke is gebleven en dat ROGON de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de complexiteit van internationale contracten en de invloed van dwingend recht op contractuele afspraken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rolnummer: C/03/313729 / HA ZA 23-42
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROGON EUROPE B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
advocaat: mr. R. Klein te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. J. Blakborn te Amsterdam.
Partijen zullen hierna “Rogon” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 17 mei 2023,
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling ingediende producties 7 en 8 van de zijde van Rogon,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 november 2023, waarbij van de zijde van Rogon en van [gedaagde] spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rogon is een zakelijke dienstverlener op het gebied van begeleiding, bemiddeling en ondersteuning van professionele sporters. [gedaagde] is een professionele Duitse voetballer.
2.2.
Rogon en [gedaagde] hebben een “Management and Agency Agreement” gesloten (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is op 20 maart 2021 ondertekend door Rogon en op 16 april 2021 door [gedaagde] . In de overeenkomst is – voor zover van belang – onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
4. Contractual penalties
(1) In case the Player violates the exclusivity of the Management Services according to section 2.1(1), the Player shall pay ROGON NL as a contractual penalty without any notice of default being required an amount immediately payable that corresponds to 20% of all Net Revenues which the Player is entitled from such agreements (including follow-up contracts, contract extensions, adjustments, amendments). Section 3(3) and (6) applies accordingly.
(2) If the Player violates the exclusivity of the Agency Services, the Player will pay ROGON NL as a contractual penalty an amount that corresponds to 10% of the average gross annual salary including bonus and special payments, which the Player receives under the contract that was concluded in violation of the exclusivity as set out under section 2.1(2). The parties agree that the exclusivity is violated in particular if the Player concludes an employment contract with a football club without ROGON NL or a company or individual instructed by ROGON NL being party to an agency or intermediary agreement with the Player or the relevant club in connection with such transaction.

5.Duration and termination

(1) This agreement enters into force on 22.03.2021. It has a fixed duration of 2 years. It shall be extended by a further 2 years in each case if it is not terminated in writing and signed by no later than 3 months before the expiry of this period or of an extension period.
(2) Both parties expressly exclude the right of termination without just cause. The right of termination with just cause remains unaffected. A right for termination with just cause for ROGON NL exists in particular if one of the services described as exclusive according to section 2.1 cannot be provided exclusively due to one or more limiting existing contracts of the Player (e.g. management agreement with other party).
(…)
7. Miscellaneous
(…)
(3) Should any provision or regulation of this Agreement be invalid or unenforceable, the remaining provisions shall remain unaffected. The invalid or enforceable provision shall be replaced by a provision which comes as close as possible to the purpose of the invalid of unenforceable provision.
(…)
(5) This agreement is governed by Dutch law. Any disputes arising out of or in connection with this Agreement, or any agreement resulting here from, shall be submitted to the exclusive jurisdiction of the competent court in Maastricht, the Netherlands.
(…)”
2.3.
Op 30 april 2022 heeft [gedaagde] per WhatsApp-bericht de overeenkomst met Rogon opgezegd.
2.4.
[gedaagde] heeft per 1 juli 2022 een transfer gemaakt van [naam club 1] naar [naam club 2] met behulp van de Duitse intermediair ICM Stellar Sports Germany.

3.3. Het geschil

3.1.
Rogon vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming
van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst en gehouden is de als gevolg daarvan door Rogon geleden schade aan Rogon te voldoen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
2. [gedaagde] zal veroordelen om aan Rogon te betalen 20% van de netto opbrengsten c.a. als bedoeld in artikel 4 (1) van de overeenkomst,
3. [gedaagde] zal veroordelen om aan Rogon te betalen 10% van het gemiddelde bruto jaarsalaris c.a. als bedoeld in artikel 4 (2) van de overeenkomst,
4. [gedaagde] zal veroordelen om de bewijsstukken die noodzakelijk zijn voor de berekening van de hiervoor onder 3 en 4 bedoelde vorderingen binnen 10 dagen na dagtekening van dit vonnis aan Rogon te verschaffen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- (duizend euro) voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke is,
5. [gedaagde] zal veroordelen om aan Rogon te voldoen de door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand ad € 3.920,91 inclusief BTW, zoals bedoeld onder randnummer 17, althans zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie mag vermenen te behoren,
6. voor recht zal verklaren dat de overeenkomst met ingang van 10 augustus 2022 is ontbonden, althans de ontbinding hierbij uit te spreken,
7. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis, althans vanaf de veertiende dag na datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
8. [gedaagde] zal veroordelen in de na de uitspraak vallende kosten (nakosten), voor wat betreft het salaris van de advocaat (nasalaris) forfaitair berekend op € 157,- zonder betekening en verhoogd met € 82,- in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de veertiende dag na datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
Rogon legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft de overeenkomst met Rogon zonder gegronde reden en dus onrechtmatig opgezegd. Vervolgens heeft [gedaagde] een transfer naar een andere voetbalclub gemaakt zonder tussenkomst van Rogon, maar wel onder begeleiding van intermediair ICM Stellar Sports Germany. Daarmee heeft [gedaagde] de contractuele afspraken uit de overeenkomst op het gebied van exclusiviteit geschonden, waardoor hij contractuele boetes verschuldigd is aan Rogon, aldus Rogon.
3.3.
[gedaagde] betwist de vorderingen van Rogon op diverse gronden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toepasselijk recht
4.1.
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld welk recht op de overeenkomst toepasselijk is.
4.2.
De rechtbank overweegt dat de onderhavige kwestie een internationale burgerlijke- of handelszaak betreft, waarbij beide partijen zijn gevestigd en hun gewone verblijfplaats hebben op het grondgebied van een Europese lidstaat, terwijl er sprake is van een overeenkomst die na 17 december 2009 is gesloten. Dit betekent dat de vraag welk recht van toepassing is moet worden beantwoord aan de hand van de regels van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europese Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). Artikel 3 van deze verordening staat een rechtskeuze toe. In de tussen partijen gesloten overeenkomst is een expliciete rechtskeuze voor Nederlands recht opgenomen.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen rechtskeuzebeding. Rogon stelt zich op het standpunt dat daar sprake van is, zodat Nederlands recht van toepassing is, maar [gedaagde] betwist primair dat er ten aanzien van dit aspect wilsovereenstemming tussen partijen bestaat.
4.4.
De rechtbank overweegt dat de rechtskeuze uitdrukkelijk is gedaan doordat deze is opgenomen in artikel 7 lid 5 van de overeenkomst, welke overeenkomst door beide partijen is ondertekend. Weliswaar heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij niet juridisch onderlegd is en de overeenkomst niet heeft nagelezen, maar dat, indien al juist, dient voor zijn rekening te blijven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat partijen wilsovereenstemming ten aanzien van het toepasselijke recht hebben bereikt en dat het rechtskeuzebeding voldoet aan de vereisten die Rome I aan een rechtskeuze stelt. Dat betekent dat Nederlands recht op de overeenkomst toepasselijk is.
4.5.
Subsidiair voert [gedaagde] aan dat, ondanks dat sprake is van een rechtskeuze voor Nederlands recht, op grond van artikel 3 lid 3 Rome I toch niet kan worden afgeweken van dwingendrechtelijke Duitse bepalingen Volgens [gedaagde] bevonden zich op het moment van het sluiten van de overeenkomst alle overige aanknopingspunten in Duitsland. Rogon betwist die stelling en voert aan dat zij een Nederlandse entiteit is.
4.6.
Artikel 3 lid 3 Rome I bepaalt dat, indien alle overige op het tijdstip van de rechtskeuze bestaande aanknopingspunten zich bevinden in een ander land dan het land waarvan het recht is gekozen, de door de partijen gemaakte rechtskeuze de toepassing van de rechtsregels van dat andere land waarvan niet bij overeenkomst mag worden afgeweken,
onverlet laat. De strekking van dit artikel is dat het mogelijk is dat partijen in een nationaal geval een rechtskeuze maken voor een ander land dan het land waarmee alle overige elementen van de overeenkomst zijn verbonden, maar dat daardoor niet dwingendrechtelijke bepalingen van dat laatste land terzijde kunnen worden geschoven. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het onderhavige geval formeel beschouwd geen nationaal geval, maar is feitelijk wel sprake van een daarmee gelijk te stellen situatie zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 Rome I. De rechtbank overweegt als volgt.
4.7.
Niet in geschil is dat Rogon in juridische zin een Nederlandse entiteit is vanwege haar bedrijfsvorm en plaats van vestiging in Nederland (Maastricht). Dat maakt in dit geval echter niet dat [gedaagde] geen beroep op artikel 3 lid 3 Rome I zou toekomen. Tijdens de mondelinge behandeling is immers gebleken dat Rogon geen medewerkers in dienst heeft en dat haar bestuurder, de heer [naam bestuurder] , slechts op tijdelijke basis voor Rogon werkt. Voorts is vast komen te staan dat het enige dat Rogon (mogelijk) vanuit Nederland heeft verzorgd, het opstellen en aan [gedaagde] toezenden van de overeenkomst is. Alle overige werkzaamheden zijn door ROGON GmbH & Co. KG, enig aandeelhouder van Rogon, in Duitsland uitgevoerd. Daar komt bij, zoals [gedaagde] terecht heeft betoogd, dat op het moment van sluiting van de overeenkomst, geen andere aanknopingspunten richting Nederland wezen. Het betreft immers een overeenkomst met een Duitse voetballer, die in Duitsland voetbalt bij Duitse voetbalclubs en die enkel contact heeft gehad met medewerkers van ROGON GmbH & Co. KG. Ook de feitelijk begeleider van [gedaagde] , de heer [naam] , is woonachtig en werkzaam in Duitsland. De overeenkomst ten slotte is door [gedaagde] in Duitsland ondertekend.
4.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 3 lid 3 Rome I zich voordoet. Dit heeft tot gevolg dat het onderhavige geschil naar Nederlands recht beoordeeld dient te worden, maar dat op die beoordeling ook Duitse dwingendrechtelijke bepalingen van invloed kunnen zijn.
Exclusiviteitsbeding
4.9.
Rogon heeft haar vorderingen gebaseerd op de door haar gestelde schending van contractuele afspraken op het gebied van exclusiviteit.
4.10.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat de overeenkomst een naar dwingend Duits recht onrechtmatig exclusiviteitsbeding bevat en dat het gevolg daarvan is dat de gehele overeenkomst nietig is (randnummer 32 conclusie van antwoord).
4.11.
De rechtbank dient op grond van artikel 10:2 BW het door de regels van internationaal privaatrecht aangewezen recht ambtshalve toe te passen. In rov. 4.8. heeft de rechtbank geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst, in combinatie met relevante Duitse dwingendrechtelijke bepalingen. De rechtbank dient daarom te onderzoeken of, zoals wordt gesteld door [gedaagde] , § 297 nr. 4 Sozialgesetzbuch III (hierna: SGB III) van toepassing is op onderhavig geval en of deze bepaling van dwingend recht is. § 297 SGB III luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Unwirksam sind
4.
Vereinbarungen, die sicherstellen sollen, dass ein Arbeitgeber oder eine Person, die eine Ausbildung oder Arbeit sucht, sich ausschließlich eines bestimmten Vermittlers bedient.”
4.12.
Uit deze bepaling moet worden afgeleid dat naar Duits recht geldt dat een overeenkomst tussen een werkgever en een werkzoekende geen werking heeft, indien die overeenkomst ertoe strekt dat de werkzoekende uitsluitend gebruik maakt van een bepaalde tussenpersoon (vgl. Deutscher Bundestag Drucksache 14/8546, pg. 6-7). Dit artikel geldt ook voor professionele atleten als werknemers en meer in het bijzonder ook voor professionele voetballers (vgl. IEL Sports Law, K. Vieweg en A. Krause, Wolters Kluwer, 2013, pg. 171-172). Naar het oordeel van de rechtbank is § 297 SGB III derhalve van toepassing op de overeenkomst, nu het een overeenkomst betreft tussen een professionele voetballer en een bemiddelaar.
4.13.
Ten tweede moet worden beoordeeld of de bepaling van Duits dwingend recht is. Uit een uitspraak van het Oberlandesgericht Hamm van 7 januari 2010 (ref. 12 U 124/09), waarnaar [gedaagde] onweersproken heeft verwezen, leidt de rechtbank af dat zulks inderdaad het geval is. Het is partijen niet toegestaan om afwijkende contractuele afspraken te maken.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat de overeenkomst derhalve een exclusiviteitsbeding bevat, waaraan geen werking toekomt. Of dit ook tot gevolg heeft dat de gehele overeenkomst tussen partijen nietig is, kan in het midden blijven, omdat de vorderingen van Rogon (zo goed als, waarover hierna) uitsluitend geënt zijn op de vermeende schending van dit exclusiviteitsbeding. Nu niet geoordeeld kan worden dat [gedaagde] het exclusiviteitsbeding geschonden heeft, stranden de vorderingen van Rogon.
4.15.
In het verlengde van het voorgaande heeft Rogon tijdens de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat [gedaagde] gehouden was om op grond van artikel 7 lid 3 van de overeenkomst te heronderhandelen over het exclusiviteitsbeding dat, naar thans is gebleken, ongeldig is en dat, nu hij dat ten onrechte niet heeft gedaan, hij om die reden schadeplichtig is geworden. [gedaagde] betwist dat een verplichting tot heronderhandeling op hem zou rusten en dat hij die geschonden heeft.
4.16.
Uit de tekst van artikel 7 lid 3 van de overeenkomst volgt weliswaar dat een ongeldige of onuitvoerbare bepaling in de overeenkomst wordt vervangen door een bepaling die zo dicht mogelijk in de buurt komt van de oorspronkelijke bepaling, maar naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit geen concrete plicht voor [gedaagde] tot heronderhandeling. Los daarvan is ook moeilijk voor te stellen dat de uitkomst van een eventuele heronderhandeling anders zou zijn geweest dan dat de overeenkomst géén exclusief karakter meer zou dragen, nu het gaat om een beding dat naar zijn aard volstrekt zwart-wit is. Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat [gedaagde] in dit verband een contractuele verplichting jegens Rogon geschonden heeft.
4.17.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vorderingen van Rogon dan ook afwijzen. Aan de behandeling van alle overige stellingen van Rogon komt de rechtbank niet meer toe.
Proceskosten
4.18.
Rogon is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2 punten × € 598,00)
Totaal
2.497,00
4.19.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst alle vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Rogon in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op € 2.497,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot en met de dag van volledige voldoening,
5.3.
verklaart het vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: DS