ECLI:NL:RBLIM:2024:5200

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
03.089116.23 en 03.158344.21 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking van ex-partners met gevangenisstraf en contactverbod

Op 5 augustus 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die is veroordeeld voor stalking van twee ex-partners van haar ex-partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 134 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 40 uren. Daarnaast is er een maatregel opgelegd die de vrijheid van de verdachte beperkt, in de vorm van een contactverbod met beide ex-partners voor een periode van drie jaren. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 juli 2024, waarbij de verdachte en haar raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen herhaaldelijk te bellen en berichten te sturen, wat hen vrees heeft aangejaagd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten meegewogen in de strafmaat. De benadeelde partij, een van de slachtoffers, heeft een schadevergoeding van 3.500 euro gevorderd, maar de rechtbank heeft dit bedrag vastgesteld op 750 euro, met de mogelijkheid van wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet naar een taakstraf van 200 uren, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.089116.23
Parketnummer : 03.158344.21 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1977,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E. Gorsselink, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 juli 2024. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. [naam 1] is op verzoek van de verdediging ter terechtzitting als getuige gehoord.
De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is op de zitting gehoord. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld. Zij heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht als slachtoffer.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] was niet ter terechtzitting aanwezig. Namens [slachtoffer 2] is het spreekrecht uitgeoefend door het slachtoffer [slachtoffer 1] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft belaagd;
Feit 2:[slachtoffer 2] heeft belaagd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 en feit 2. Daartoe heeft zij ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verdachte mevrouw [slachtoffer 1] meerdere malen anoniem heeft gebeld en mailtjes heeft gestuurd naar meneer [naam 2] waarvan er meerderen gaan over mevrouw [slachtoffer 1] . De verdachte heeft dit ook bekend.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat mevrouw [slachtoffer 2] op 16 en 17 februari 2023 een bericht kreeg van de verdachte op Facebook en op Instagram over de mogelijk nieuwe liefde van meneer [naam 2] . De verdachte heeft bekend deze berichten te hebben gestuurd aan mevrouw [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 op het standpunt gesteld dat de verdachte mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] dwong dit contact te ondergaan, iets wilde bereiken bij hen en hen vrees heeft aangejaagd. Er is sprake van een stelselmatige inbreuk, omdat de verdachte al eerder is veroordeeld voor belaging van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] tot voorwaardelijke gevangenisstraffen, contact- en locatieverboden. De nieuwe feiten zijn gedurende de proeftijd gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1 en feit 2. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de pleegplaats zoals ten laste is gelegd niet Nederland is, maar Duitsland. De verdachte heeft immers gebeld en de berichten verstuurd vanuit Duitsland. Voorts heeft de verdachte ten aanzien van feit 1 verklaard dat verdachte in december 2022 heeft gebeld en de e-mailberichten heeft verzonden en niet eerder. Ook ten aanzien van feit 2 dient de pleegperiode beperkt te worden, namelijk tot 16 en 17 februari 2023 omdat de twee berichten op die data zijn verzonden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
De verdachte heeft een relatie gehad met dhr. [naam 2] . Uit deze relatie is 10 jaar geleden een dochter geboren waarover zij het ouderlijk gezag delen. Dhr [naam 2] heeft nadien een relatie onderhouden met mw. [slachtoffer 1] en mw. [slachtoffer 2] . Voor de belaging van beiden is de verdachte op 9 februari 2022 veroordeeld.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 1
[slachtoffer 1]– woonachtig in Nederland – heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard: [2]
Op 10 maart 2022 kreeg ik een Whatsapp bericht van een mij onbekend nummer. Landcode was +44. In het bericht stond "Hi, Oh sorry wrong number"
[verdachte] probeert ook contact te krijgen met mij door [naam 2] e-mails te sturen met vragen
/ opmerkingen over mij. Met de intentie om de informatie bij mij te krijgen. Zij weet
dat [naam 2] en ik nog contact met elkaar hebben en informatie met elkaar delen.
Op 2 juni 2022 stuurde ze [naam 2] een e-mail waarin ze schreef dat ze probeert met
mij in contact te komen om zogenaamd haar excuses aan te bieden.
Op 11 juni 2022 stuurde ze een e-mail naar [naam 2] waarin ze schreef dat ze wist dat ik
bij de [naam 3] aanwezig was om te helpen bij het evenement.
Op 2 juli 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze vroeg of ik het
aanbod van haar excuses accepteerde.
Op 18 augustus 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze schreef dat ze
het fijn vond dat het weer goed met mij ging en dat ik een evenement mee georganiseerd had. En dat mijn werkgever dat ook fijn zou vinden.
Op 28 augustus 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin het ook over mij
ging.
Op 29 augustus 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin het ook weer over mij ging.
Op 12 december 2022 kreeg ik wederom een Whatsapp bericht van een mij onbekend
nummer.
Op 27 januari 2023 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze schrijft dat het mijn schuld is dat de relatie van [naam 2] met een andere vrouw ook gestrand is.
Op 29 januari 2023, omstreeks 01.01 uur kregen zowel [naam 2] als ik allebei een
anonieme oproep.
Op 29 januari 2023 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze schreef dat het
aanbieden van haar excuses aan mij nog steeds gold en dat wij dat moesten weten.
Op 9 februari 2023 kreeg ik twee anonieme oproepen en [naam 2] kreeg een anonieme
oproep.
Verbalisant[naam 4] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [3]
Ik zag dat op de volgende data en tijdstippen met het Duits
telefoonnummer + [nummer 1] gebeld was naar het telefoonnummer van [slachtoffer 1] :
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.41 uur
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.41.09 uur
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.41.22 uur
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.45.54 uur
- woensdag 15 maart 2023 omstreeks 21.27 uur
Ik zag dat op donderdag 9 maart 2023, omstreeks 21.27 uur, met het Duits
telefoonnummer + [nummer 2] gebeld was naar het telefoonnummer van [slachtoffer 1] .
Deze nummers waren aan verdachte [verdachte] toebedeeld.
De verdachteheeft ter terechtzitting d.d. 22 juli 2024 zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Het klopt dat ik mevrouw [slachtoffer 1] meerdere keren anoniem heb gebeld en e-mails heb verstuurd naar meneer [naam 2] over mevrouw [slachtoffer 1] .
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 2
[slachtoffer 2]– woonachtig in Nederland – heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard: [4]
Op 16 februari 2023 kreeg ik een bericht via Facebook messenger. Dit bericht kwam van een persoon met de naam [naam 5] en woont in [plaatsnaam] . Het bericht wat gestuurd werd is: "het spijt me maar [naam 2] heeft al 6 maanden een nieuwe." Ik wist meteen dat dit van [verdachte] af kwam. In 2021 kreeg ik ook soortgelijke berichten die ook afkomstig waren van [verdachte] . Het profiel van [naam 5] is een fake account. Het is allemaal dezelfde stijl als destijds in 2021.
Op 17 februari 2023 kreeg ik om 23.27 uur een bericht via Instagram van [naam 6] In
dit bericht stond het volgende: "het spijt me maar weet je dat [naam 2] sinds 6 maanden
al en nieuwe heeft... [naam 7] ." Ook dit is een fake account en dezelfde stijl van
berichtgeving als eerder.
De verdachteheeft ter terechtzitting d.d. 22 juli 2024 zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Het Facebookbericht en het Instagrambericht van 16 en 17 februari 2023 heb ik verstuurd naar mevrouw [slachtoffer 2] .
Bewijsoverwegingen t.a.v. feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
De rechtbank stelt aan de hand van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte tussen maart 2022 en maart 2023 mevrouw [slachtoffer 1] meerdere keren (anoniem) heeft gebeld en haar via meneer [naam 2] meerdere e-mailberichten heeft verstuurd. Voorts heeft de verdachte mevrouw [slachtoffer 2] op 16 en 17 februari 2023 een bericht via Facebook en een bericht via Instagram gestuurd over de mogelijk nieuwe liefde van meneer [naam 2] . De verdachte heeft deze feiten ook bekend.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de omstandigheden waaronder de gedragingen van de verdachte zijn verricht. Zo is de verdachte in februari 2022 eerder veroordeeld voor belaging van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat de huidige feiten in het verlengde daarvan en in hetzelfde verband bezien dienen te worden. Daaraan doet niet af dat het ten aanzien van mevrouw [slachtoffer 2] slechts om twee berichten gaat. De verdachte was immers al eerder voor belaging van mevrouw [slachtoffer 2] veroordeeld en zij zet naar het oordeel van de rechtbank door het verzenden van deze berichten via nota bene fake accounts de belaging voort. Uit de aangiften van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] blijkt bovendien dat zij de belaging hebben ervaren als een vergaande inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de tenlastegelegde feiten, omdat de verdachte gebeld heeft en berichten heeft verstuurd vanuit Duitsland. De pleegplaats Nederland is volgens de raadsman daarmee onjuist en kan niet bewezen worden.
De rechtbank is van oordeel dat de pleegplaats Nederland wel bewezen kan worden, omdat de slachtoffers, tevens ontvangers, in Nederland woonden ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De (anonieme) oproepen en berichten zijn in Nederland ontvangen en de gevolgen van deze feiten, de belagingen, hebben zich afgespeeld in Nederland.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
in de periode van 10-03-2022 t/m 31-03-2023 in Nederland wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- meermalen (al dan niet anoniem) naar [slachtoffer 1] te bellen en
- meermalen emailberichten via [naam 2] aan [slachtoffer 1] te versturen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen en te dulden;
Feit 2
in de periode van 16-02-2023 t/m 01-03-2023 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- één Facebookbericht via messenger naar die [slachtoffer 2] te versturen en
- één bericht op Instagram naar die [slachtoffer 2] te versturen
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets de dulden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
belaging
Feit 2:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten. Over de verdachte is op 19 december 2023 een Pro Justitia rapport opgemaakt door klinisch psycholoog J.C.L.M. Duijkers. Volgens de rapporteur is er geen sprake van psychische stoornissen en kan het tenlastegelegde volledig aan de verdachte worden toegerekend.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van veertien dagen met aftrek van het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met als bijzondere voorwaarden een contactverbod en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zulks met een proeftijd van drie jaren én een taakstraf voor de duur van 120 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Deze vrijheidsbeperkende maatregel houdt in een contactverbod en locatieverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor de duur van maximaal vijf jaren met een vervangende hechtenis van drie weken per overtreding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name dat de verdachte nog een behandeling voor stalking gaat krijgen. De verdediging heeft de rechtbank voorts verzocht rekening te houden met de beperkte duur van de belaging en een straf op te leggen lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan belaging. De verdachte heeft de slachtoffers gedwongen te dulden dat zij meerdere malen weer direct of indirect contact met hen zocht. Belaging is een ernstig feit, gericht tegen de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. De slachtoffers zijn door de feiten in hun privacy aangetast en er is een inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
Het is niet de eerste keer dat de verdachte deze strafbare feiten ten aanzien van deze beide slachtoffers heeft gepleegd. De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 18 juni 2024 en daaruit volgt dat de verdachte op 9 februari 2022 tweemaal is veroordeeld voor belaging. Hierbij is een contactverbod en een locatieverbod ten aanzien van beide slachtoffers opgelegd als bijzondere voorwaarden én als vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank houdt rekening met de bevindingen van de rapporterend psycholoog. Deze adviseert om het de kans op herhaling van stalkingsgedrag te verminderen door een op dat thema gerichte cognitieve gedragstherapie. De verdachte is momenteel bezig met het volgen van gedragstherapie. Zij heeft een baan en heeft om de week de zorg voor haar dochter. In die zorg voor haar dochter en ter uitvoering van de omgangsregeling ontvangt zij hulp in Duitsland.
De rechtbank acht alles overwegend passend een gevangenisstraf op te leggen bestaande uit een groot voorwaardelijk deel. Zij zal een gevangenisstraf van 134 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren opleggen. Als bijzondere voorwaarden verbindt de rechtbank aan deze straf een contactverbod met [slachtoffer 1] en met [slachtoffer 2] . Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 40 uren opleggen.
De rechtbank zal als extra waarborg en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, namelijk een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Gelet op de ernst van het feit en ter bescherming van de slachtoffers, zal de rechtbank die maatregel opleggen voor een periode van drie jaren. De vervangende hechtenis per overtreding van het verbod zal de rechtbank op één week bepalen. De rechtbank zal op grond van artikel 38v lid 4 van het Wetboek van Strafvordering bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert schadevergoeding tot een bedrag van 3.500 euro aan immateriële schade ter zake van feit 1.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen kan worden. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering ziet op meerdere gebeurtenissen dan enkel het tenlastegelegde. De vordering dient dus gematigd te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Op grond van de onderbouwing en hetgeen ter terechtzitting door de benadeelde partij naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat sprake is van immateriële schade. De rechtbank acht tegen de achtergrond van de bewezenverklaarde periode en de aard van de belaging het gevorderde bedrag bovenmatig, althans onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de schade naar billijkheid vaststellen op 750 euro.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank vergt het overige deel van de vordering nader onderzoek en dit levert een onevenredige belasting van het strafgeding op dat leidt tot niet-ontvankelijkverklaring. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 9 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering gewijzigd met dien verstande dat de gevangenisstraf van drie maanden wordt omgezet naar een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is. De rechtbank ziet wel aanleiding tot omzetting van de vrijheidsstraf in een taakstraf. Daarom zal de rechtbank in plaats van het bevelen van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van drie maanden, de tenuitvoerlegging gelasten van een taakstraf van 200 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, conform de LOVS-oriëntatiepunten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] ;
een contactverbod met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] ;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- legt op een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor een periode van drie jaren, inhoudende het bevel dat de veroordeelde zich
onthoudt van iedere vorm van contact, direct of indirect,met de navolgende personen:
  • [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] ;
  • [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] ;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de duur van deze vervangende hechtenis
  • beveelt dat de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid

Vordering tenuitvoerlegging

- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, zal worden omgezet naar een
taakstrafvoor de duur van
200 uren, subsidiair
90 dagen vervangende hechtenis, en zal worden
tenuitvoergelegd;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 augustus 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
zij in of omstreeks 10-03-2022 t/m 31-03-2023 te Venlo,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door
- één of meermalen (al dan niet anoniem) naar [slachtoffer 1] te bellen en/of
- één of meermalen emailberichten aan en/of ter attentie van en/of via [naam 2] aan
[slachtoffer 1] te versturen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
Feit 2:
zij in of omstreeks 16-02-2023 t/m 31-03-2023 te Hegelsom, gemeente Horst aan de
Maas,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door
- één of meermalen Facebookbericht(en) via messenger naar die [slachtoffer 2] te
versturen en/of
- één of meermalen bericht(en) op Instagram naar die [slachtoffer 2] te versturen
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023026536, gesloten d.d. 17 mei 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 410.
2.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 17 februari 2023, pagina 40 t/m pagina 42.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2023, pagina 245.
4.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 7 maart 2023, pagina 47 en pagina 48.