3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdachte heeft een relatie gehad met dhr. [naam 2] . Uit deze relatie is 10 jaar geleden een dochter geboren waarover zij het ouderlijk gezag delen. Dhr [naam 2] heeft nadien een relatie onderhouden met mw. [slachtoffer 1] en mw. [slachtoffer 2] . Voor de belaging van beiden is de verdachte op 9 februari 2022 veroordeeld.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 1
[slachtoffer 1]– woonachtig in Nederland – heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard:
Op 10 maart 2022 kreeg ik een Whatsapp bericht van een mij onbekend nummer. Landcode was +44. In het bericht stond "Hi, Oh sorry wrong number"
[verdachte] probeert ook contact te krijgen met mij door [naam 2] e-mails te sturen met vragen
/ opmerkingen over mij. Met de intentie om de informatie bij mij te krijgen. Zij weet
dat [naam 2] en ik nog contact met elkaar hebben en informatie met elkaar delen.
Op 2 juni 2022 stuurde ze [naam 2] een e-mail waarin ze schreef dat ze probeert met
mij in contact te komen om zogenaamd haar excuses aan te bieden.
Op 11 juni 2022 stuurde ze een e-mail naar [naam 2] waarin ze schreef dat ze wist dat ik
bij de [naam 3] aanwezig was om te helpen bij het evenement.
Op 2 juli 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze vroeg of ik het
aanbod van haar excuses accepteerde.
Op 18 augustus 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze schreef dat ze
het fijn vond dat het weer goed met mij ging en dat ik een evenement mee georganiseerd had. En dat mijn werkgever dat ook fijn zou vinden.
Op 28 augustus 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin het ook over mij
ging.
Op 29 augustus 2022 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin het ook weer over mij ging.
Op 12 december 2022 kreeg ik wederom een Whatsapp bericht van een mij onbekend
nummer.
Op 27 januari 2023 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze schrijft dat het mijn schuld is dat de relatie van [naam 2] met een andere vrouw ook gestrand is.
Op 29 januari 2023, omstreeks 01.01 uur kregen zowel [naam 2] als ik allebei een
anonieme oproep.
Op 29 januari 2023 stuurde [verdachte] weer een e-mail naar [naam 2] waarin ze schreef dat het
aanbieden van haar excuses aan mij nog steeds gold en dat wij dat moesten weten.
Op 9 februari 2023 kreeg ik twee anonieme oproepen en [naam 2] kreeg een anonieme
oproep.
Verbalisant[naam 4] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
Ik zag dat op de volgende data en tijdstippen met het Duits
telefoonnummer + [nummer 1] gebeld was naar het telefoonnummer van [slachtoffer 1] :
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.41 uur
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.41.09 uur
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.41.22 uur
- dinsdag 7 maart 2023 om 23.45.54 uur
- woensdag 15 maart 2023 omstreeks 21.27 uur
Ik zag dat op donderdag 9 maart 2023, omstreeks 21.27 uur, met het Duits
telefoonnummer + [nummer 2] gebeld was naar het telefoonnummer van [slachtoffer 1] .
Deze nummers waren aan verdachte [verdachte] toebedeeld.
De verdachteheeft ter terechtzitting d.d. 22 juli 2024 zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Het klopt dat ik mevrouw [slachtoffer 1] meerdere keren anoniem heb gebeld en e-mails heb verstuurd naar meneer [naam 2] over mevrouw [slachtoffer 1] .
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 2
[slachtoffer 2]– woonachtig in Nederland – heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard:
Op 16 februari 2023 kreeg ik een bericht via Facebook messenger. Dit bericht kwam van een persoon met de naam [naam 5] en woont in [plaatsnaam] . Het bericht wat gestuurd werd is: "het spijt me maar [naam 2] heeft al 6 maanden een nieuwe." Ik wist meteen dat dit van [verdachte] af kwam. In 2021 kreeg ik ook soortgelijke berichten die ook afkomstig waren van [verdachte] . Het profiel van [naam 5] is een fake account. Het is allemaal dezelfde stijl als destijds in 2021.
Op 17 februari 2023 kreeg ik om 23.27 uur een bericht via Instagram van [naam 6] In
dit bericht stond het volgende: "het spijt me maar weet je dat [naam 2] sinds 6 maanden
al en nieuwe heeft... [naam 7] ." Ook dit is een fake account en dezelfde stijl van
berichtgeving als eerder.
De verdachteheeft ter terechtzitting d.d. 22 juli 2024 zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Het Facebookbericht en het Instagrambericht van 16 en 17 februari 2023 heb ik verstuurd naar mevrouw [slachtoffer 2] .
Bewijsoverwegingen t.a.v. feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). De rechtbank stelt aan de hand van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte tussen maart 2022 en maart 2023 mevrouw [slachtoffer 1] meerdere keren (anoniem) heeft gebeld en haar via meneer [naam 2] meerdere e-mailberichten heeft verstuurd. Voorts heeft de verdachte mevrouw [slachtoffer 2] op 16 en 17 februari 2023 een bericht via Facebook en een bericht via Instagram gestuurd over de mogelijk nieuwe liefde van meneer [naam 2] . De verdachte heeft deze feiten ook bekend.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de omstandigheden waaronder de gedragingen van de verdachte zijn verricht. Zo is de verdachte in februari 2022 eerder veroordeeld voor belaging van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat de huidige feiten in het verlengde daarvan en in hetzelfde verband bezien dienen te worden. Daaraan doet niet af dat het ten aanzien van mevrouw [slachtoffer 2] slechts om twee berichten gaat. De verdachte was immers al eerder voor belaging van mevrouw [slachtoffer 2] veroordeeld en zij zet naar het oordeel van de rechtbank door het verzenden van deze berichten via nota bene fake accounts de belaging voort. Uit de aangiften van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] blijkt bovendien dat zij de belaging hebben ervaren als een vergaande inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de tenlastegelegde feiten, omdat de verdachte gebeld heeft en berichten heeft verstuurd vanuit Duitsland. De pleegplaats Nederland is volgens de raadsman daarmee onjuist en kan niet bewezen worden.
De rechtbank is van oordeel dat de pleegplaats Nederland wel bewezen kan worden, omdat de slachtoffers, tevens ontvangers, in Nederland woonden ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De (anonieme) oproepen en berichten zijn in Nederland ontvangen en de gevolgen van deze feiten, de belagingen, hebben zich afgespeeld in Nederland.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging van mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt.