ECLI:NL:RBLIM:2024:5140

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
10860934 \ CV EXPL 24-51
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake wervings- en selectie fee tussen detacheringsbedrijf en opdrachtgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een detacheringsbedrijf, aangeduid als [eiseres], en een opdrachtgever, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een wervings- en selectie fee van € 8.500,00, die volgens haar was overeengekomen voor de plaatsing van een kandidaat, [naam 3]. De gedaagde betwistte de verschuldigdheid van deze fee en stelde dat er geen overeenstemming was bereikt over de hoogte ervan. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er onderhandelingen hadden plaatsgevonden, er geen bindende overeenkomst was gesloten over de fee. De primaire vordering van [eiseres] werd daarom afgewezen.

Echter, de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in strijd had gehandeld met de algemene voorwaarden van [eiseres] door [naam 3] in dienst te nemen zonder de overeengekomen fee te betalen. De rechter wees de subsidiaire vordering van [eiseres] toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een boete van € 15.000,00 wegens overtreding van de voorwaarden. De rechter oordeelde dat de algemene voorwaarden geldig waren en dat de gedaagde deze had ontvangen, ondanks haar betwisting. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die in totaal € 1.445,44 bedroegen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en communicatie tussen partijen in commerciële overeenkomsten, vooral in het kader van wervings- en selectieprocessen. De rechter bevestigde dat de algemene voorwaarden van toepassing waren en dat de gedaagde zich niet kon beroepen op vernietigbaarheid, omdat de voorwaarden tijdig waren verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10860934 \ CV EXPL 24-51
Vonnis van 31 juli 2024 – bij vervroeging
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.J.A. Gaber,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.A. Houben-Timmermans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 11 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij namens [eiseres] een pleitnota is overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een bedrijf dat is gespecialiseerd in het detacheren, werven en selecteren van kandidaten voor opdrachtgevers in onder meer de bouwkundige en technische arbeidsmarkt.
2.2.
[gedaagde] heeft in het verleden al eens gebruik gemaakt van de diensten van [eiseres] . Als gevolg daarvan is in 2020 [naam 1] bij [gedaagde] in dienst getreden in de functie van werkvoorbereider. [gedaagde] heeft toen aan [eiseres] daarvoor een wervings- en selectie fee betaald van € 8.500,00 excl. btw (in vier termijnen van € 2.125,00).
2.3.
[naam 1] heeft in juni 2023 namens [gedaagde] contact opgenomen met [eiseres] omdat [gedaagde] op zoek was naar een uitvoerder. Vervolgens heeft [eiseres] op 15 juni 2023 hierover telefonisch contact gehad met [directeur] (de directeur van [gedaagde] ).
2.4.
Op 19 juni 2023 heeft [naam 2] (business unit manager bouw van [eiseres] ) [gedaagde] bezocht. Hij heeft toen gesproken met [naam 1] .
2.5.
[eiseres] heeft daarna op 20, 21 en 27 juni 2023 van drie kandidaten cv-voorstellen naar [gedaagde] gezonden.
2.6.
Voor deze zaak is het cv-voorstel van 20 juni 2023 van belang. [eiseres] heeft op die datum via e-mail aan [naam 1] de kandidaat [naam 3] voorgesteld.
2.6.1.
De e-mail vermeldt dat deze twee bijlagen bevat: [bestandsnaam] pdf en Algemene Voorwaarden 2021.pdf.
2.6.2.
De e-mail bevat verder de volgende passages:
* [naam 3] komt graag langs voor een vrijblijvend kennismakingsgesprek!
Kort nog een toelichting over de werkwijze van [eiseres]:
De voorgestelde kandidaat kunt u voor duur van een vooraf afgestemde periode inlenen, waarbij wij u een uurtarief in rekening brengen. Dit uurtarief staat vermeld op het resumé van de kandidaat. U bent verder gevrijwaard van alle werkgeversverplichtingen. Proeftijd en opzegtermijn worden binnen de wettelijke kaders met u besproken. Nadat onze kandidaat 2.000 uur in dienst van [eiseres] werkzaamheden bij u heeft verricht, kunt u de kandidaat een dienstverband bij u aanbieden. Hiervoor zal [eiseres] u geen kosten in rekening brengen. Als u de kandidaat rechtstreeks in dienst wilt nemen, neem dan contact op voor de mogelijkheden. Indien [eiseres] niet slaagt in het vinden van de juiste kandidaat, dan wordt u niets in rekening gebracht. Wij benadrukken echter dat door het aangaan van een gesprek met één of meerdere kandidaten, u uitdrukkelijk erkent een zoekopdracht aan [eiseres] te hebben gegeven.
(…)
Op al onze diensten zijn de Algemene Voorwaarden van januari 2021 van toepassing. Om onduidelijkheden te voorkomen worden de Algemene voorwaarden als attachment bijgevoegd.”
2.6.3.
Onderaan de e-mail staat verder de volgende zin:
“Op al onze aanbiedingen, opdrachten en overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing.Disclaimer Algemene voorwaarden
2.7.
Op 7 juli 2023 heeft de kandidaat [naam 3] gesproken met [naam 1] van [gedaagde] .
2.8.
Op 17 juli 2023 heeft [naam 1] aan [naam 2] gevraagd om het cv van [naam 3] . [naam 1] heeft toen gezegd dat hij dat cv niet had ontvangen. In reactie hierop heeft [naam 2] de e-mail van 20 juni 2023 (zie hiervoor 2.6.) nogmaals naar [naam 1] gemaild.
2.9.
Daarna is nog een tweede gesprek gepland met [naam 3] op 28 juli 2023. Dat gesprek is niet doorgegaan aangezien [naam 2] op 26 juli 2023 aan [naam 1] via e-mail heeft laten weten dat [naam 3] “afziet van de procedure”.
2.10.
[naam 2] heeft op 3 november 2023 telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] en daarbij gevraagd of hij kon worden doorverbonden met [naam 3] . [naam 2] is daadwerkelijk doorverbonden met [naam 3] . [naam 3] heeft toen aan [naam 2] verteld dat hij sinds 2 oktober 2023 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor [gedaagde] en dat zijn proeftijd inmiddels verstreken is.
2.11.
In een daaropvolgend telefonisch onderhoud heeft [naam 2] aan [naam 1] medegedeeld ervan op de hoogte te zijn dat [naam 3] voor [gedaagde] werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst. [naam 2] heeft [naam 1] erop gewezen dat [gedaagde] een wervings- en selectie fee verschuldigd is. [directeur] heeft die verschuldigdheid betwist.
2.12.
Bij brief van 7 november 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een bedrag van overeengekomen werving- en selectie fee van € 8.500,00 excl. btw). In de brief staat ook dat [eiseres] aanspraak zal maken op een boete van minimaal € 15.000,00 als [gedaagde] de gemaakte afspraak over de wervings- en selectie fee blijft betwisten. Daarna heeft [eiseres] aan [gedaagde] een factuur voor een bedrag van
€ 8.500,00 (excl. btw) gestuurd.
2.13.
[gedaagde] heeft de factuur niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
  • primair: € 10.285,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 november 2023, althans vanaf de datum van betekening van de dagvaarding, tot de dag van betaling,
  • subsidiair: € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van betekening van de dagvaarding, tot de dag van betaling,
  • meer subsidiair: € 10.285,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van betekening van de dagvaarding, tot de dag van betaling,
  • in alle gevallen: € 1.542,75, althans € 877,85, althans een ander door de kantonrechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van betekening van het vonnis tot de dag van betaling.
  • de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vonnisdatum, tot de dag van betaling.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de primaire vordering
4.1.
Vast staat dat [gedaagde] aan [eiseres] de opdracht heeft gegeven kandidaten aan te dragen. [eiseres] heeft dat gedaan en vervolgens heeft [gedaagde] met één kandidaat, namelijk [naam 3] , een gesprek gevoerd. De tussen partijen gesloten overeenkomst gaat (standaard) uit van een detachering van een kandidaat voor (maximaal) 2.000 uur en een door [gedaagde] aan [eiseres] verschuldigd uurtarief. Dat tarief heeft [eiseres] vermeld onderaan het cv van [naam 3] dat zij aan [gedaagde] doorgestuurd heeft. Niet in geschil is dat [naam 1] dit tarief te hoog vond en dat hij op enig moment - nadat hij het cv (wellicht voor de tweede keer) ontving op 17 juli 2023 - aan [naam 2] gevraagd heeft of het mogelijk was [naam 3] onmiddellijk in dienst te nemen tegen betaling van een nog nader overeen te komen bedrag.
4.2.
Partijen verschillen van mening over wat er daarna gebeurd is. [eiseres] stelt in de dagvaarding dat [naam 2] en [naam 1] met elkaar onderhandeld hebben en dat zij “voor de bouwvak ’23” een eenmalige wervings- en selectiefee van € 8.500,00 (excl. btw) overeengekomen zijn. De primaire vordering van [eiseres] is gebaseerd op deze gestelde (nadere) overeenkomst. [gedaagde] betwist dat zij op deze grondslag een bedrag van € 8.500,00 (excl. btw) aan [eiseres] verschuldigd is. Volgens [gedaagde] is tussen [directeur] en [naam 2] geen akkoord bereikt over de eenmalige wervings- en selectiefee.
4.3.
De betwisting van [gedaagde] treft doel. Op basis van het verhandelde ter zitting moet het er namelijk voor gehouden worden dat partijen geen (nadere) overeenkomst hebben gesloten voor een bedrag van € 8.500,00 (excl. btw). [naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling namelijk verklaard dat hij dit bedrag (op basis van de eerdere plaatsing van [naam 1] ) aan [naam 1] heeft voorgesteld. Dit was volgens [naam 2] al aanmerkelijk lager dan het gebruikelijke bedrag van circa € 11.000,00. Volgens [naam 2] vond [naam 1] ook het lagere bedrag van € 8.500,00 (excl. btw) te hoog en heeft [naam 1] toen een tegenbod gedaan van ongeveer € 6.000,00. Verder heeft [naam 2] verklaard dat hij daarna er geen vertrouwen meer in had en dat [eiseres] daarom geen nieuwe kandidaten meer heeft aangeboden aan [gedaagde] . Ook heeft hij verklaard dat [naam 3] niet meer verder wilde omdat [eiseres] en [gedaagde] er onderling niet uit kwamen. De kantonrechter is van oordeel dat uit dit relaas genoegzaam blijkt dat partijen weliswaar onderhandeld hebben over de hoogte van de eenmalige fee, maar dat zij daarbij niet tot overeenstemming gekomen zijn. Hieruit volgt dat de primaire vordering van [eiseres] niet toewijsbaar is.
de subsidiaire vordering
4.4.
Niet in geschil is dat de algemene voorwaarden (versie januari 2021) van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.5.
[eiseres] baseert haar subsidiaire vordering op art. 5 van de algemene voorwaarden. Daarin staat het volgende:
Wanneer [eiseres] in het kader van de Zoekopdracht (een) Kandida(a)t(en) aan Opdrachtgever voorstelt c.q. bij Opdrachtgever aandraagt, heeft te gelden dat het Opdrachtgever en aan hem Gelieerde Vennootschappen niet is toegestaan om een arbeidsovereenkomst aan te gaan met of op basis van een andersoortige overeenkomst werkzaamheden te laten verrichten door deze Kandida(a)t(en), ongeacht de aard, naam en inhoud van de functie. Het bepaalde in de vorige volzin geldt ongeacht of de natuurlijke persoon met wie een arbeidsovereenkomst dan wel een andersoortige overeenkomst is aangegaan op het moment daarvan nog kwalificeert als Kandidaat in de zin van deze Algemene Voorwaarden.
Het bepaalde in de vorige zin geldt niet indien meer dan 12 maanden zijn verstreken nadat Kandidaat is voorgesteld. De termijn van 12 maanden vangt aan op het moment dat tussen [eiseres] of Kandidaat en Opdrachtgever, voor het laatst contact is geweest in het kader van de Zoekopdracht.
Opdrachtgever is bij overtreding van het bepaalde in dit artikel een direct opeisbare boete verschuldigd ter grootte van zes bruto-maandsalarissen, zoals begroot door [eiseres] en gebaseerd op een voltijddienstverband, met een minimum van € 15.000,00. Deze bepaling laat de mogelijkheid voor [eiseres] om schadevergoeding te vorderen onverlet.
4.6.
Vast staat dat [naam 3] op basis van een door [gedaagde] aan [eiseres] gegeven opdracht als kandidaat is voorgesteld in juli 2023. Ook staat vast dat [naam 3] met ingang van 2 oktober 2023 op grond van een tussen hem en [gedaagde] gesloten arbeidsovereenkomst in dienst van [gedaagde] is getreden. Hieruit volgt dat art. 5 lid 1 van de algemene voorwaarden is overtreden door [gedaagde] . [gedaagde] is daarom op grond van art. 5 lid 3 van de algemene voorwaarden een boete van minimaal € 15.000,00 aan [eiseres] verschuldigd.
4.7.
[gedaagde] voert aan dat [eiseres] de algemene voorwaarden niet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan haar ter hand heeft gesteld. Zij doet daarom een beroep op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. Dit verweer wordt verworpen. Het moet er namelijk voor gehouden worden dat die voorwaarden wel degelijk als bijlagen bij de e-mails van 20 juni 2023 en 17 juli 2023 aan [gedaagde] ter hand gesteld zijn. De e-mail die [eiseres] op 20 juni 2023 verzonden heeft, vermeldt namelijk twee pdf-bestanden als bijlagen: het cv van [naam 3] en de algemene voorwaarden. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat die bijlagen door Outlook bij verzending worden omgezet in één download-link die (in verband met de privacyregels) maar gedurende een aantal dagen werkt. De stelling van [gedaagde] dat de downloadlink niet werkte, is geen gemotiveerde betwisting van de ontvangst van de algemene voorwaarden. [naam 1] heeft immers simpelweg te laat op de downloadlink geklikt. [naam 1] heeft dat ter zitting ook niet betwist. [gedaagde] ’s stelling dat de tweede e-mail van 17 juli 2023 geen algemene voorwaarden als bijlage (via de downloadlink) bevat, moet eveneens als een ongemotiveerde betwisting worden beschouwd aangezien met die e-mail de eerste e-mail van 20 juni 2023 is doorgezonden. Zelfs als via deze e-mails de algemene voorwaarden niet als bijlagen aan [gedaagde] gestuurd zijn, dan nog zijn deze algemene voorwaarden wel degelijk aan [gedaagde] ter hand gesteld. Immers, in de e-mails staat ook het volgende:
“Op al onze aanbiedingen, opdrachten en overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing.Disclaimer Algemene voorwaarden(zie hiervoor 2.6.3.).
Het is een feit van algemene bekendheid dat in een dergelijk geval op de onderstreepte woorden kan worden geklikt om zodoende (in dit geval) de algemene voorwaarden van [eiseres] te raadplegen. De betwisting van [gedaagde] dat de onderstreepte woorden “Algemene voorwaarden” geen link bevatten naar de algemene voorwaarden, wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Ter zitting heeft de namens [eiseres] verschenen [naam 2] namelijk op die woorden geklikt waarna, zo stelde hij, werd doorgelinkt naar de website van [eiseres] met de algemene voorwaarden. Daar heeft [gedaagde] niets relevants tegenin gebracht. Het beroep van [gedaagde] op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden wordt dus verworpen.
4.8.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat er sprake is van een werving- en selectieovereenkomst. Volgens haar is bij een dergelijke overeenkomst art. 5 lid 1 van de algemene voorwaarden niet van toepassing. Dit verweer kan [gedaagde] evenmin baten. In art. 2 lid 10 van de algemene voorwaarden staat de definitie van de werving- en selectieovereenkomst. Dat een dergelijke overeenkomst tussen partijen is gesloten, is niet komen vast te staat aangezien [gedaagde] met succes het verweer heeft gevoerd dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de fee. Wel vast staat dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] kandidaten heeft gezocht en voorgedragen aan [gedaagde] en dat [gedaagde] vervolgens binnen een jaar daarna een arbeidsovereenkomst met één van die kandidaten heeft afgesloten.
4.9.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de subsidiaire vordering om [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 15.000,00 worden toegewezen. De wettelijke handelsrente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 15 december 2023 (de dag van betekening van de dagvaarding) tot de dag van betaling. De meer subsidiaire vordering behoeft daarmee geen bespreking meer.
4.10.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van art. 6:96 lid 2 BW. Dit onderdeel zal grotendeels worden afgewezen aangezien [eiseres] geen buitengerechtelijk werk heeft verricht (laten verrichten) ter incassering van de boete van
€ 15.000,00. Zij maakt namelijk voor het eerst in deze procedure aanspraak op dit bedrag. Op basis van art. 6:96 lid 4 BW zal wel een bedrag van € 40,00 worden toegewezen. Ook zonder aanmaning/incassowerk is [gedaagde] dit bedrag namelijk verschuldigd. De gevorderde wettelijke handelsrente op dit onderdeel zal worden afgewezen omdat de vergoeding van
€ 40,00 verschuldigd is op grond van de wet (art. 6:96 BW) als schadevergoeding en niet op grond van de tussen partijen gesloten handelsovereenkomst.
4.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
Totaal
1.445,44
4.12.
De primair gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten zal worden afgewezen aangezien de verschuldigdheid van deze kosten niet voortvloeit uit de tussen partijen gesloten handelsovereenkomst. Wel zal de wettelijke rente op grond van art. 6:119 BW worden toegewezen op de wijze zoals vermeld in de beslissing.
4.13.
In dit vonnis wordt geen aparte beslissing genomen over de verzochte nakosten. Een kostenveroordeling levert immers ook een executoriale titel op voor de nakosten. De kantonrechter verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 15.040,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over
€ 15.000,00, met ingang van 15 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.445,44, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.