ECLI:NL:RBLIM:2024:483

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
10651204 CV EXPL 23-3429
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding na onrechtmatige daad door tanken zonder betaling

In deze zaak vordert de Stichting Service Organisatie Directe Aansprakelijkheidstelling (SODA) betaling van een schadevergoeding van de gedaagde, die eigenaar is van een auto waarmee op 27 augustus 2019 bij tankstation BP Vossedal te Beek is getankt zonder betaling. SODA heeft de schadevordering van BP Vossedal overgenomen en stelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door te tanken zonder te betalen. De gedaagde betwist aansprakelijkheid en voert aan dat zij haar auto had uitgeleend aan vrienden en niet weet wie er heeft getankt. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde als eigenaar van de auto aansprakelijk is voor de schade, omdat zij niet tijdig de identiteit van de bestuurder heeft bekendgemaakt. De kantonrechter wijst de vordering van SODA toe, inclusief de hoofdsom van € 100,10, afhandelingskosten van € 131,- en proceskosten van € 334,46. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van schade en de datum van dagvaarding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10651204 CV EXPL 23-3429
Vonnis van de kantonrechter van 31 januari 2024
in de zaak van:
STICHTING SERVICE ORGANISATIE DIRECTE AANSPRAKELIJKSTELLING,
te Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: J.J. Sikkema, gerechtsdeurwaarder,
tegen:
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘SODA’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van SODA van 26 juli 2023;
  • het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 16 augustus 2023;
  • de conclusie van repliek van SODA;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] op de conclusie van repliek.

2.De feiten

2.1.
SODA is een organisatie die zich onder meer richt op het afhandelen van schadeclaims van winkeliers, verzekeraars, het openbaar vervoer en houders van tankstations.
2.2.
[gedaagde] is de eigenaar van de auto met het kenteken [kenteken] .
2.3.
Op 27 augustus 2019 is met deze auto getankt bij het tankstation BP Vossedal te Beek voor een totaalbedrag van € 100,10. Dit bedrag is niet betaald.
2.4.
BP Vossedal heeft haar schadevordering gecedeerd aan SODA.

3.Het geschil

3.1.
SODA vordert om [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van:
  • een hoofdsom van € 100,10,- (aan schade);
  • de afhandelingskosten van € 131,-;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,-;
  • € 1,29 aan wettelijke rente tot 14 juli 2023 en de na deze datum op te lopen rente;
  • de proceskosten.
3.2.
SODA stelt – zakelijk weergegeven – dat [gedaagde] door te tanken zonder te betalen onrechtmatig heeft gehandeld jegens de pomphouder. De schade bestaat uit de tankkosten van € 100,10 en ook uit de afhandelingskosten van SODA, begroot op € 131,-. Ook stelt SODA dat de pomphouder recht heeft op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- en rente.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de nadere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, ingegaan.

4.De beoordeling

De hoofdsom
4.1.
Vast staat dat er met de auto van [gedaagde] is getankt bij het tankstation BP Vossedal op 27 augustus 2019 en dat daar niet voor is betaald. [gedaagde] betwist dat zij degene was die getankt heeft. Zij voert aan dat zij enige tijd dakloos is geweest en in die periode haar auto had uitgeleend aan vrienden, maar de persoon op de door BP Vossedal gemaakte foto’s herkent zij niet. Om die reden meent [gedaagde] dat zij niet aansprakelijk is voor de door BP Vossedal geleden schade en verzoekt zij om afwijzing van de vordering van SODA.
4.2.
De kantonrechter overweegt het volgende. Doorrijden zonder te betalen is onrechtmatig jegens de pomphouder, BP Vossedal (artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De pomphouder heeft schade geleden, in de vorm van een onbetaalde afname van brandstof. Deze schade is aan [gedaagde] , als eigenaar van de auto, toe te rekenen. Daarbij sluit de kantonrechter bij toepassing van artikel 6:162 lid 1 BW aan bij artikel 181 Wegenverkeerswet 1994. Hierin is bepaald dat als een verkeersovertreding wordt begaan door een onbekend gebleven bestuurder, de boete kan worden opgelegd aan de eigenaar of houder van het motorrijtuig, tenzij deze tijdig de naam en het volledige adres van de bestuurder bekendmaakt. Hieruit volgt dat de eigenaar of houder van het motorrijtuig dus aansprakelijk is als een onbekend gebleven bestuurder een verkeersovertreding heeft begaan en de naam en het adres van diegene niet tijdig door de eigenaar is bekendgemaakt. Nu [gedaagde] niet zegt te weten wie de persoon is die heeft getankt met haar auto blijft de aansprakelijkheid voor het niet betalen van de tankbeurt bij haar liggen als eigenaar van de auto.
4.3.
[gedaagde] heeft door het uitlenen van haar auto aan vrienden die op hun beurt, de auto kennelijk weer hebben uitgeleend aan een voor [gedaagde] onbekende, het risico genomen dat een derde, in dit geval de pomphouder, schade lijdt. Dit risico hoort voor haar rekening te komen, zodat [gedaagde] is gehouden de schade te vergoeden. De gevorderde hoofdsom van € 100,10 zal daarom worden toegewezen.
De wettelijke rente
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf 27 augustus 2019 tot aan de dag van volledige voldoening. Vanaf 27 augustus 2019 is [gedaagde] namelijk in verzuim met de betaling van de schadevergoeding, omdat op die datum de schade is ontstaan (artikel 6:83 sub b BW).
De afhandelingskosten
4.5.
SODA vordert een bedrag van € 131,00 aan afhandelingskosten. Zij meent dat deze kosten onder de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte vallen (artikel 6:96 lid 2 onder b en onder c BW).
4.6.
Dat heeft SODA voldoende gemotiveerd gesteld voor de werkzaamheden ter vaststelling van de aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 onder b), waarvoor zij € 131,- vordert (zoals het doen van aangifte en het achterhalen van de identiteit van [gedaagde] met behulp van de deurwaarder). De kantonrechter oordeelt dat dit redelijke kosten zijn die in redelijkheid zijn gemaakt en zal deze dan ook toewijzen. De gevorderde wettelijke rente hierover zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding (26 juli 2023) tot aan de dag van algehele voldoening.
De incassokosten
4.7.
Verder heeft SODA aanspraak gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 (artikel 6:96 lid 2 onder c BW). Deze kosten worden afgewezen, omdat SODA niet heeft gesteld dat zij meer of andere werkzaamheden heeft verricht dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590). Het betreft hier namelijk een vordering uit onrechtmatige daad. Het versturen van (standaard) aanmaningen is dan onvoldoende om aanspraak te maken op incassokosten. Voor andere werkzaamheden wordt al een vergoeding toegekend, zoals hiervoor is toegelicht.
De proceskosten
4.8.
Omdat SODA (grotendeels) in het gelijk wordt gesteld, wordt [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. Deze worden aan de kant van SODA op basis van het toewijsbare bedrag als volgt begroot:
explootkosten: € 108,96
griffierecht: € 128,00
salaris gemachtigde:
€ 78,00(2 punten ter waarde van € 39,-)
Totaal: € 314,96
4.9.
Voor kosten die SODA maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 19,50. Het totaal komt dus neer op € 334,46. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend, maar in deze uitspraak hoeft hierover niet apart te worden beslist (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SODA een bedrag van € 100,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente rekenen vanaf 27 augustus 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan SODA een bedrag van € 131,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van SODA begroot op
€ 334,46;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.