ECLI:NL:RBLIM:2024:4810

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 3532
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op grond van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 25 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, een gezin uit Geleen, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen om hun woning te sluiten voor de duur van drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten tot sluiting omdat er een in werking zijnde hennepplantage met 168 hennepplanten was aangetroffen in de woning, evenals drugsgerelateerde attributen en diefstal van elektriciteit. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk is en dat de belangen van de verzoekers niet zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester bij handhaving van de openbare orde. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor drie maanden kan doorgaan. De uitspraak benadrukt dat de gevolgen van de sluiting voor rekening van de verzoekers komen, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeert dat het bestreden besluit in bezwaar waarschijnlijk in stand zal blijven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3532

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2024 in de zaak tussen

[naam], verzoeker, en
[naam], verzoekster, uit Geleen, samen: verzoekers
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, de burgemeester

(gemachtigde: mr. P.M. Hellenbrand).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 27 juni 2024 (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoekers is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft per emailbericht van 3 juli 2024 bericht dat met sluiting van de woning wordt gewacht totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de rechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang aanwezig is. Verzoekers en hun twee minderjarige kinderen moeten immers de woning verlaten en hebben dan drie maanden lang geen toegang meer tot de woning.
2.2
De voorzieningenrechter zal een voorlopig oordeel geven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit de woning te sluiten en aan de hand van een belangenafweging de vraag beantwoorden of – vooruitlopend op de beoordeling van het bezwaar van verzoekers tegen het bestreden besluit – een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
2.3
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
Relevante feiten en omstandigheden
3. Verzoekers wonen samen met hun twee minderjarige kinderen (1 kind van 11 jaar een 1 kind van 7 jaar) in de woning en zijn (beiden voor de helft) eigenaar van de woning. Uit de bestuurlijke rapportage van 23 mei 2024 volgt dat er een onderzoek is gestart door de politie omdat uit een positieve meting van Enexis bleek dat er waarschijnlijk een hennepkwekerij aanwezig was in nader onderzochte adressen op de [adres] te [plaats] . Samen met een fraude-inspecteur van Enexis zijn de adressen die in beeld kwamen één voor één bezocht. Daarbij is telkens met toestemming van de bewoners de meterkast bekeken. Zo ook op het adres van verzoekers. Ter plekke constateerde Enexis dat in de meterkast op het adres van verzoekers sprake was van fraude. Op 30 april 2024 werd door de politie de woning verder onderzocht. In de kelder van de woning werd een kweekruimte aangetroffen met een in werking zijnde hennepkwekerij met 168 hennepplanten. Ook waren er indicatoren voor een eerdere oogst. Het volgende werd aangetroffen in de woning:
  • 168 hennepplanten;
  • 749,22 gram hennep;
  • 7 armaturen;
  • 7 aangesloten assimilatielampen;
  • 1 snelheidsregelaar;
  • 7 koperen transformators (trafo’s);
  • 1 koolstoffilter;
  • 1 slakkenhuis;
  • 1 metalen ventilator;
  • 1 hygro/PC meter;
  • 11 knipscharen met hennepresten erop;
  • 1 weegschaal.
Uit een indicatieve analyse met de kleurreactie-testmethode die op 1 mei 2024 werd verricht kleurden de onderzochte stoffen in het testbuisje bruin/rood. Dit betreft een indicatie-vaststelling van de stof cannabis, genoemd op lijst II van de Opiumwet.
4. De burgemeester heeft hierop besloten de woning te sluiten omdat er in de woning een in werking zijnde hennepplantage is aangetroffen bestaande uit in totaal 168 hennepplanten, er drugsgerelateerde attributen zijn aangetroffen en er sprake was van diefstal van elektriciteit. De burgemeester heeft verzoekers op 30 mei 2024 laten weten dat hij het voornemen heeft de woning te sluiten. Verzoekers hebben schriftelijk hun zienswijze kenbaar gemaakt op 11 juni 2024. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning te sluiten voor drie maanden per 15 juli 2024.
5. Verzoekers hebben kort samengevat de noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting betwist en hebben aangevoerd dat de sluiting grote gevolgen heeft voor het gezin en hun minderjarige kinderen. De belangen van de kinderen dienen bij de besluitvorming te worden betrokken. Hun belang dient zwaarder te wegen dan het belang van de burgemeester bij sluiting van de woning. Verzoekers zijn bereid uit de woning te vertrekken maar willen daar de tijd voor krijgen. Zij verzoeken de woning te sluiten voor 1 maand omdat 3 maanden volgens hun onevenredig is.
6. De voorzieningenrechter komt tot het volgende (voorlopig) oordeel.
Toetsingskader
7. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten als – voor zover hier van belang – daarin een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
7.1
Ter uitvoering van deze bevoegdheid heeft de burgemeester het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (Damoclesbeleid) vastgesteld en dat in werking getreden is op 5 januari 2024. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Uit het kopje ‘Artikel 13b lid 1 sub a Opiumwet (HANDEL), ‘Woningen-handel in softdrugs’ onder punt 20 van het Damoclesbeleid volgt:
Indien bij een eerste constatering van een overtreding sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, wordt een waarschuwing gegeven indien sprake is van t/m 10 hennepplanten, t/m 10 gram softdrugs of t/m 10 ampullen lachgas, tenzij anderszins sprake is van een ernstig geval. Indien sprake is van een ernstig geval, wordt de woning zonder waarschuwing gesloten voor de duur van drie maanden. De woning wordt in ieder geval voor de duur van 3 maanden gesloten indien sprake is van meer dan 10 hennepplanten, meer dan 10 gram softdrugs of meer dan 10 ampullen lachgas.”
7.2
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter het toetsingskader in acht zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) die in de uitspraak van 28 augustus 2019 [1] (hierna: de overzichtsuitspraak) uiteen heeft gezet. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet dan beoordeeld worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van de woning noodzakelijk is, dan moet de sluiting ook nog evenredig te zijn.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
8. De voorzieningenrechter stelt hierover vast dat verzoekers de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet betwisten. De gronden van verzoekers zijn gericht op de noodzaak en de evenredigheid van de sluiting.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
9. Volgens verzoekers is er geen noodzaak tot sluiting voor de duur van drie maanden.
10. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [2] In de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 is ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van sluiting. Daarna is dit toetsingskader verduidelijkt. [3] Daaruit volgt dat alle relevante omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
11. In verband met de ernst en omvang van de overtreding is ook van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. Verder kunnen ook andere omstandigheden van belang zijn, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidive situatie of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en om de openbare orde te herstellen. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een ernstig geval in de zin van het beleid. Vast staat dat een in werking zijnde hennepplantage is aangetroffen bestaande uit in totaal 168 hennepplanten. Verder is 749,22 gram hennep aangetroffen. Daarnaast is er sprake geweest van een eerdere oogst met een berekend wederrechtelijk verkregen voordeel van € 16.800,-. Dit is een ruime overschrijding van de ondergrens van 5 hennepplanten voor eigen gebruik. Het betrof hier een professionele in werking zijnde hennepkwekerij van een behoorlijke omvang. Bij een hennepplantage van deze omvang en professionaliteit is aannemelijk dat de woning van verzoekers een schakel heeft gevormd in de productie van drugs, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert. [4] De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzing dat de hoeveelheid aangetroffen hennep niet juist is gewogen zoals ter zitting is gesteld. De enkele stelling dat er ook afval bij de gewogen hennep zat en een gedeelte bestemd was voor eigen gebruik is daartoe onvoldoende nu verzoekers dit standpunt niet hebben onderbouwd. De burgemeester heeft daarom bij het bestreden besluit uit mogen gaan van de door de politie vastgestelde hoeveelheid in beslag genomen drugs zoals vermeld in de bestuurlijke rapportage.
13. De burgemeester heeft dan ook aannemelijk kunnen vinden dat de woning een rol vervulde in het criminele circuit. Ook is sprake van diefstal van elektriciteit en door de illegale aftakkingen/aansluitingen in de meterkast is een gevaarlijke situatie ontstaan.
14. Verder bevindt de woning zich in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk waarover sinds 2018 al 48 rapportages over overtredingen van artikel 13b van de Opiumwet zijn ontvangen, waarvan 6 op de [adres] te [plaats] . De woning ligt in de nabijheid van de grensstreek waardoor deze een aantrekkelijke locatie vormt voor drugscriminaliteit en drugstoerisme. Door de sluiting wordt de openbare orde hersteld en kan worden bewerkstelligd dat de handel wordt beëindigd en dat daarmee de woning wordt onttrokken aan het illegale, criminele circuit. De sluiting is daarmee ook een duidelijk signaal dat de niet gedoogde handel onder geen enkele voorwaarde wordt getolereerd en de in het kader van de beëindiging noodzakelijke maatregelen worden getroffen wat een herhaling van de overtreding voorkomt. De voorzieningenrechter ziet gelet op alle feiten en omstandigheden voldoende de noodzaak van de sluiting.
Is sluiting van de woning evenredig?
15. De voorzieningenrechter beoordeelt ook of de sluiting van de woning evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid [5] van verzoekers en de gevolgen van de sluiting van belang.
Verwijtbaarheid
16. De voorzieningenrechter is met de burgemeester van oordeel dat verzoekers een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [6] volgt dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding, afzonderlijk of samen met andere omstandigheden, kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij of zij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van die situatie hier geen sprake is. Verzoekers waren bekend met de hennepplantage in de kelder van de woning en zijn dus verwijtbaar.
Gevolgen van de sluiting, vervangende woonruimte
17. Verzoekers stellen dat zij niet de financiële middelen hebben om een alternatieve woonruimte (en daarmee dubbele lasten) te bekostigen. Via Moveoo, Partners in Welzijn, en diverse woningbouwverenigingen hebben zij geen alternatieve woonruimte kunnen vinden.
Er is ook geen sociaal netwerk waar verzoekers tijdelijk op kunnen terugvallen.
18. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting moet de burgemeester informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 februari 2022 [7] daaraan toegevoegd dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken.
19. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de woning een eigendomswoning betreft en verzoekers en hun kinderen na drie maanden terug kunnen naar hun woning.
20. De voorzieningenrechter overweegt dat de gevolgen van de sluiting in beginsel voor rekening en risico van verzoekers komen. Niet is gebleken dat verzoekers en hun minderjarige kinderen gebonden zijn aan de woning. Dat de zoon van verzoekers medische klachten heeft, zoals voor het eerst ter zitting werd gesteld, is niet onderbouwd en evenmin is gebleken dat verzoekers vanwege deze problematiek aan de woning zelf gebonden zijn.
21. De burgemeester heeft verzoekers bij het vinden van vervangende woonruimte op weg willen helpen door hen een telefoonnummer van Partners in Welzijn door te geven waarmee zij contact kunnen opnemen voor ondersteuning bij het vinden van andere woonruimte en/of andere problematiek (bijvoorbeeld financiële problemen).
22. De burgemeester heeft in het aanvullend verweerschrift van 9 juli 2024 naar voren gebracht dat niet is gebleken dat verzoekers vóór 3 juli 2024 actie hebben ondernomen terwijl het voornemen al dateert van 30 mei 2024. In het aanvullend verweerschrift heeft de burgemeester verder opgemerkt dat er beschikbare huurwoningen in de omgeving zijn, waarbij de burgemeester heeft verwezen naar bijlagen, bijvoorbeeld via Maximus.
23. Aan het sluiten van de woning is inherent dat verzoekers de woning (tijdelijk) moet verlaten, andere woonruimte zullen moeten zoeken en dat dit kosten met zich meebrengt. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers onvoldoende hebben onderbouwd dat zij door de sluiting van de woning voor drie maanden onevenredig financieel worden geraakt. Verzoekers hebben bovendien (sinds het voornemen van de sluiting) bijna twee maanden de tijd gehad om vervangende woonruimte te vinden. Het is in de eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid om daarnaar te zoeken. Verzoekers hebben niet onderbouwd dat het voor hun (financieel) niet mogelijk is om iets te vinden of dat zij dit in die tijd wel, maar zonder succes, hebben geprobeerd.
Gevolgen, minderjarige kinderen
24. Verzoekers hebben verder aangevoerd dat de sluiting een zeer ontwrichtende werking met zich meebrengt voor hun kinderen. Sluiting van de woning kan negatieve effecten hebben op hun schoolprestaties en mentale gezondheid.
25. De aanwezigheid van minderjarige kinderen wordt niet zonder meer beschouwd als een bijzondere omstandigheid die maakt dat moet worden afgeweken van het beleid. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het EVRM en het IVRK wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Echter ook hier geldt dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen.
26. In het bestreden besluit staat vermeld dat de burgemeester Team Jeugd heeft ingeschakeld en dat op 19 juni 2024 een huisbezoek heeft plaatsgevonden door een medewerkster van Team Jeugd. Verder heeft de politie een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis over het gezin, zodat de situatie bij de relevante instanties onder de aandacht wordt gebracht en een crisissituatie wordt voorkomen. Ook is melding gedaan bij Team Leerplicht. De burgemeester heeft in het bestreden besluit naar voren gebracht dat ook nog de mogelijkheid bestaat om van de noodopvang via Moveoo gebruik te maken. Moveoo heeft een opvanglocatie waar ouders met (minderjarige) kinderen terecht kunnen. Dat de belangen van de minderjarige kinderen niet zijn betrokken bij het bestreden besluit deelt de voorzieningenrechter gelet hierop niet. Verzoekers verwijzing naar uitspraken van andere rechtbanken waarbij het verzoek om voorlopige voorziening werd toegewezen treft geen doel omdat de daarin genoemde omstandigheden niet vergelijkbaar zijn met de door verzoekers aangevoerde omstandigheden.

Conclusie en gevolgen

27. De voorzieningenrechter verwacht bij de huidige stand van zaken dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven en dat het bezwaar weinig kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter weegt daarom het belang van de burgemeester om het bestreden besluit te handhaven zwaarder dan het belang van verzoekers bij het treffen van een voorlopige voorziening.
28. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten voor de duur van drie maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2024.
griffier
Voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 juli 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.De uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.