ECLI:NL:RBLIM:2024:480

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
10518492 / CV EXPL 23-2142
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een aannemingsovereenkomst voor de aanleg van een trapconstructie en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over een aannemingsovereenkomst voor de aanleg van een trapconstructie voor de hond van de eiseres. De eiseres vorderde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat deze ontbonden diende te worden. De gedaagde betwistte dat hij enige verplichting had en stelde dat het om een vriendendienst ging. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een aanneming van werk en dat de gedaagde tekort was geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. De eiseres had voldoende bewijs geleverd dat de traplift niet naar behoren functioneerde en dat de gedaagde zijn verplichtingen niet was nagekomen. De kantonrechter verklaarde de overeenkomst ontbonden en veroordeelde de gedaagde tot terugbetaling van het door de eiseres betaalde bedrag van € 1.822,80, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 871,98 werden begroot. De kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

zaaknummer: 10518492 / CV EXPL 23-2142
uitspraak: 31 januari 2024
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Maastricht,
in de zaak van:
[eiseres] ,
woonachtig te [woonplaats 1] ,
eiseres
gemachtigde: mr. J.E.C. Overhof te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
woonachtig te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.X.J. Zuidema te Heerlen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 16 producties,
  • de conclusie van antwoord met 1 productie,
  • de conclusie van repliek met 7 producties,
  • de conclusie van dupliek met 5 producties.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.
1.3.
[eiseres] heeft bij dagvaarding haar producties op een USB-stick in het geding gebracht. Voor in het geding te brengen film- of geluidsopnames is dat een geschikte wijze, maar voor schriftelijke stukken niet. Daarvoor geldt ingevolge artikel 3.4 van het landelijke procesreglement voor kantonzaken dat de producties schriftelijk in het geding moeten worden gebracht. In deze zaak zijn de belangrijkste stukken meermaals (ook door gedaagde) in het geding gebracht zodat de kantonrechter van die stukken kennis kan nemen. Van de overige schriftelijke stukken die per USB stick in het geding zijn gebracht kan de kantonrechter geen kennis nemen.

2.De vorderingen

2.1.
[eiseres] heeft gevorderd dat de kantonrechter bepaalt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van een tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst voor de aanleg van een trapconstructie voor de hond van [eiseres] . Ze vordert ook dat de kantonrechter bepaalt dat die overeenkomst is ontbonden. [eiseres] vordert verder dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het door haar betaalde bedrag van € 1.822,80 terug te betalen en om de buitengerechtelijke kosten en proceskosten te vergoeden.
2.2.
[gedaagde] betwist enig bedrag verschuldigd te zijn. Hij stelt dat sprake was van een vriendendienst en dat hij alleen materiaalkosten in rekening heeft gebracht. Verder hebben de door [eiseres] genoemde kosten betrekking op kosten van derden die door [eiseres] zelf zijn ingeschakeld.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zich heeft verbonden om voor [eiseres] een trapconstructie aan te leggen. Partijen zijn verdeeld over de vraag of dit een vriendendienst was of een overeenkomst van aanneming van werk, en over de vraag of [gedaagde] in de uitvoering van die overeenkomst tekort is geschoten. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van aanneming van werk en dat [gedaagde] in de uitvoering van de overeenkomst tekort is geschoten. De vorderingen van [eiseres] worden dus toegewezen. Hieronder legt de kantonrechter uit waarom dat zo is.
Partijen sloten een aannemingsovereenkomst
3.2.
[eiseres] was op zoek naar een systeem om haar hond naar haar bovenwoning te vervoeren en haar moeder heeft daartoe medio april 2022 een advertentie op facebook geplaatst. Daarop heeft [gedaagde] gereageerd; hun moeders waren kennissen en [gedaagde] was recent bij de moeder van [eiseres] geweest. [gedaagde] en [eiseres] kenden elkaar niet. [gedaagde] heeft dat weersproken maar alle contacten die hij ter onderbouwing daarvan aanvoert vinden plaats vanaf juni 2022. [gedaagde] is slechthorend dus alle contact verloopt via whatsapp. Op 8 juni schrijft [gedaagde] : “We hebben ons nog nooit gezien maar jouw moeder en aanhang verdienen het beste”. En op 2 augustus schrijft [gedaagde] : “Leuk je persoonlijk te ontmoeten (…)”. Uit deze contacten valt dus niet op te maken dat partijen voor juni 2022 contact hebben gehad. Dit uitgangspunt maakt al dat de kantonrechter de stelling van [gedaagde] dat sprake was van een vriendendienst, niet zonder meer aannemelijk acht. De informele en vriendschappelijke toon van de Whatsapp gesprekken leiden ook niet direct tot de conclusie dat sprake is van een vriendendienst, dit is blijkbaar de communicatiestijl van partijen.
3.3.
[eiseres] zocht iemand om een trapconstructie te maken en [gedaagde] is op die vraag ingegaan. De vraag is welke afspraken zij gemaakt hebben. Heldere afspraken ontbreken. Duidelijk is wel dat afgesproken is dat [eiseres] de materiaalkosten en andere kosten (transport en parkeergeld) zou voldoen. [eiseres] erkent dat zij [gedaagde] niet zou betalen voor het zoeken van een tweedehands traplift en voor het ophalen daarvan. Nu voor die werkzaamheden geen prijs is afgesproken (of betaald), kan de conclusie niet anders zijn dan dat dit deel van de werkzaamheden door [gedaagde] om niet werd verricht. Maar de overeenkomst moet in haar geheel worden bezien. Voor de montage schrijft [gedaagde] op 19 juni 2022: “Bij de montage maak ik een vaste prijs”. Dat accepteert [eiseres] . Dat betekent dat het montagewerk tegen betaling tot stand zou worden gebracht. Daarmee is tussen hen een overeenkomst ontstaan die valt aan te merken als aanneming van werk; [gedaagde] zou tegen betaling een werk van stoffelijke aard tot stand brengen. Alleen is het anders gelopen. [gedaagde] kon vanwege zijn rugklachten geen werkzaamheden verrichten en daarvoor zijn anderen, [naam 1] en [naam 2] , ingeschakeld. De vraag is of zij door [gedaagde] zijn ingeschakeld, zoals [eiseres] stelt, of door [eiseres] , zoals [gedaagde] stelt. In het eerste geval blijft [gedaagde] de contractspartij van [eiseres] ook waar het de montage betreft.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [naam 1] en [naam 2] door [gedaagde] zijn ingeschakeld en onder zijn verantwoordelijkheid hebben gewerkt. Ze zijn door [gedaagde] ingeschakelde hulppersonen, of ze ook kwalificeren als onderaannemer doet voor de beoordeling van deze zaak niet ter zake. De kantonrechter komt tot dit oordeel op grond van de verklaring van [naam 1] en de verschillende whatsapp berichten van [gedaagde] . Daarbij zijn met name van belang de volgende berichten:
  • 9 juni 2022 (bericht van [gedaagde] voor het ophalen van de eerste traplift): “ik heb wel een hulp nodig om het te demonteren”. En even later: “ [naam 1] 20 per uur”.
  • 27 juni 2022 (bericht van [gedaagde] over montage): “ [naam 1] vraagt 20 euro per uur [naam 2] 30”
  • 2 augustus 2022 (bericht van [gedaagde] over montage): “Donderdag montage traplift [naam 2] en [naam 1] ” en “wil je aub met [naam 1] en [naam 2] meteen afrekenen” en “ [naam 2] werkt voor deze keer 20 euro per uur”.
Uit verdere whatsapp berichten blijkt ook dat [eiseres] steeds contact heeft met [gedaagde] over de inzet van [naam 1] en [naam 2] , de tijden waarop ze komen en over het functioneren van de lift. [gedaagde] trad dus op als opdrachtnemer van dit project. De betalingen die aan [naam 1] en [naam 2] zijn gedaan hebben dus te gelden als betalingen die indirect aan hem zijn gedaan.
Dit is een gedeeltelijke resultaatsverbintenis
3.5.
De volgende vraag die de kantonrechter moet beantwoorden is of hier sprake was van een resultaatsverbintenis (dat betekent dat [gedaagde] gehouden is om een werkende oplossing te leveren) of van een inspanningsverbintenis. Uitgangspunt bij aanneming van werk is dat de opdrachtnemer (hier [gedaagde] ) een werk oplevert; een resultaatsverbintenis dus. Dat betekent dat het aan [gedaagde] is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hier enkel een inspanningsverplichting is aangegaan.
3.6.
[eiseres] stelt dat partijen hebben gesproken over de te kiezen constructie en dat [gedaagde] voorstelde een tweedehands traplift om te bouwen tot lift voor de hond. Voor [eiseres] was daarbij van belang dat de lift weinig lawaai zou maken zodat de hond niet zou schrikken. Partijen spraken, volgens [eiseres] , af dat [gedaagde] dit kon leveren; hij zou een traplift zoeken, ophalen en bij haar thuis monteren. [eiseres] zou materiaalkosten en arbeidsloon (voor montage en voor in te schakelen derden) betalen. [gedaagde] stelt dat sprake was van een experimenteel project. Hij ging proberen een oplossing te vinden, maar heeft nooit een resultaat toegezegd. Hij verwijst daartoe naar het app gesprek van 8 juni 2022 waar [eiseres] schrijft dat ze er echt geen verstand van heeft en [gedaagde] daarop reageert met “ik ook niet” en vervolgens “alles is een gok”. Dat beaamt [eiseres] met “ja is een gok”. In een app bericht van 9 augustus 2022 schrijft [gedaagde] vervolgens dat er sprake is van een experiment fase. [eiseres] stelt dat het experiment en ‘de gok’ zagen op het vinden van een manier om de hond met die lift te vervoeren. Niet op de montage van de lift als zodanig. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin. [gedaagde] heeft zich verbonden een lift te vinden en te monteren. Dat betekent dat [eiseres] mocht verwachten dat de lift zou werken. Of er ook een geschikte plaat of bak voor de hond op gezet kon worden en of de hond zo getransporteerd zou kunnen worden is door [gedaagde] niet toegezegd. Dat was een experiment.
De traplift functioneerde niet naar behoren
3.7.
Dan is het de vraag of [gedaagde] een werkende traplift heeft geïnstalleerd. [eiseres] stelt van niet en [gedaagde] betwist dat. Uit de whatsapp gesprekken blijkt dat de lift af en toe functioneerde en dat [naam 1] een aantal malen terug kwam om te pogen de lift aan de praat te krijgen. Op 16 augustus 2022 appt [eiseres] : “Het duurt 2 minuten voordat de lift boven is en [naam 1] komt vandaag de rail invetten zodat het hoge ‘flexgeluid’ weg is”. maar vervolgens op 26 augustus 2022: “Iedere week heb ik [naam 1] moeten bellen omdat de lift niet functioneert (…) Geen idee wie dit product aan jou verkocht heeft en wat die gekost heeft, maar dit is dikke vette ellende (…)”. En op 23 oktober 2022: “we zijn maanden verder en de lift functioneert nog steeds niet (…)”. [gedaagde] reageert niet meer op dit en volgende berichten. Uiteindelijk heeft [eiseres] de traplift laten verwijderen omdat deze de doorgang belemmerde.
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat de lift niet voldoende functioneerde met de whatsapp berichten en de verklaring van [naam 1] voldoende heeft onderbouwd. De verklaring van [naam 2] , die [gedaagde] in het geding heeft gebracht, is in dit verband te weinig specifiek. [naam 2] stelt dat de lift werkend is afgeleverd, en dat strookt ook met een filmpje, maar dat wordt door [eiseres] ook niet betwist. Zij stelt dat de lift steeds maar voor een korte periode functioneerde. Dat laatste is door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist.
Conclusie
3.9.
De conclusie uit het voorgaande is dat [gedaagde] niet aan zijn verplichting om een werkend liftsysteem te leveren heeft voldaan. [eiseres] stelt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming en vordert schadevergoeding, maar zij vordert ook ontbinding van de overeenkomst. Het toewijzen van deze beide vorderingen is onmogelijk, de kantonrechter gaat daarom uit van de meest verstrekkende vordering; de ontbinding. Bij ontbinding moeten partijen over en weer hun prestaties ongedaan maken. Dat betekent dat [eiseres] de traplift moet terug leveren en [gedaagde] de betaalde prijs moet terug betalen.
3.10.
Voor een geslaagd beroep op ontbinding is vereist dat sprake is van een tekortkoming die de ontbinding rechtvaardigt en dat sprake is van verzuim. Aan het eerste vereiste is voldaan. Ten aanzien van het verzuim heeft [eiseres] aangevoerd dat ze geen contact kreeg met [gedaagde] en pas in april 2023 zijn adres wist te achterhalen. Zij stelt dat uit de houding van [gedaagde] bleek dat aanmaning nutteloos was (hij reageerde op geen enkel bericht en had haar op Whatsapp geblokkeerd) zodat zij direct de aansprakelijkstelling kon sturen. Dit betwist [gedaagde] in die zin dat hij stelt dat de brief in april nog een termijn voor nakoming zou kunnen bevatten. [gedaagde] betwist niet dat hij vanaf 26 oktober 2022 voor [eiseres] niet meer bereikbaar was en dat [eiseres] niet over zijn adres beschikte. [gedaagde] heeft een geheim adres. De kantonrechter is van oordeel dat iemand die zich na herhaalde klachten over het geleverde werk vijf maanden onbereikbaar houdt, niet vervolgens kan stellen dat hem nog een termijn voor herstel gegund moet worden. [gedaagde] wist dat de lift nodig was voor transport van de hond en dat de lift veel ruimte in beslag nam op de trap die de opgang naar de woning van [eiseres] vormt. Een beroep op een termijn voor nakoming is in die omstandigheden naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dat betekent dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat de overeenkomst is ontbonden. Tegen de berekening van de vordering van [eiseres] heeft [gedaagde] geen gemotiveerd verweer gevoerd zodat die zal worden toegewezen als gevorderd. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding omdat de gevorderde ingangsdatum “datum verzuim” onvoldoende specifiek is.
De kosten
3.11.
[eiseres] heeft gevorderd om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het beslag, maar uit niets blijkt dat er beslag is gelegd. Er zijn geen beslagstukken in het geding gebracht en deze vordering is niet toegelicht. Deze vordering wordt dus afgewezen.
3.12.
[eiseres] heeft vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat de buitengerechtelijke werkzaamheden niet meer hebben omvat dan een enkele aanmaning en de gebruikelijke werkzaamheden in het kader van deze procedure. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
3.13.
[gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure moeten betalen. Die kosten worden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 871,98 (griffierecht € 244,-, explootkosten € 130,48 en salaris gemachtigde € 398,- plus de nakosten van € 99,50). Hier kan nog een bedrag aan nakosten bijkomen als de uitspraak wordt betekend, maar in deze uitspraak hoeft hierover niet apart te worden beslist (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat de tussen partijen bestaande aannemingsovereenkomst is ontbonden;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.822,80 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 871,98:
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.