4.2.Onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer?
4.2.1.De voorzieningenrechter moet in dit kort geding beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.2.Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagden 1] aan hun woning vier camera’s van het merk (en type) “Google Nest Outdoor” hebben bevestigd en dat deze camera’s de mogelijkheid bieden om beeld- en geluidopnames te maken. Vaststaat dat de camera’s deze beeld- en geluidopnames hebben gemaakt. De rechtmatigheid van de beeldopnames van de camera’s van [gedaagden 1] staan in onderhavige procedure niet ter discussie.
4.2.3.In onderhavige procedure gaat het om de vraag of [gedaagden 1] met het gebruik van geluidsopnamefunctie van hun camera’s inbreuk maken op het recht van privacy van [eisers]
4.2.4.Als wettelijk uitgangspunt geldt dat een ieder in beginsel gerechtigd is tot het plaatsen van camera’s op zijn perceel. Wel kan men onrechtmatig handelen jegens derden indien met de plaatsing van de camera de privacy van die derden wordt geschonden. Van een dergelijke schending kan sprake zijn indien gesprekken die derden voeren op een eigen terrein, door de microfoon van een camera worden opgenomen. Een dergelijke inbreuk op de privacy levert in beginsel een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of er sprake is van een dergelijke rechtvaardigingsgrond, moet worden beoordeeld door in het licht van de omstandigheden van het geval tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend (vgl. HR 31 mei 2002, NJ 2003/589). De aard van een inbreuk moet naar objectieve maatstaven worden bezien. De aard van de opnames en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan, dienen te voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 december 2014, NJF 2015/30).
4.2.5.[eisers] hebben hun stelling dat de camera’s van [gedaagden 1] gesprekken opnemen die [eisers] op hun eigen perceel voeren, onderbouwd door:
- het inbrengen van een door mr. Widdershoven gemaakte geluidsopname waaruit volgens hen volgt dat de door [gedaagden 1] gebruikte camera’s een bereik hebben tot minstens 31 meter;
- het inbrengen van 76 geluidsopnames die door de camera’s van [gedaagden 1] zijn gemaakt, waaruit volgens [eisers] volgt dat die camera’s daadwerkelijk geluiden c.q. gesprekken van [eisers] op hun eigen perceel opnemen.
Hieronder zal eerst de stelling van [eisers] worden besproken dat uit het door mr. Widdershoven uitgevoerde onderzoek blijkt dat de camera’s van [gedaagden 1] geluiden c.q. gesprekken van (meer dan) 31 meter verderop kunnen opnemen. De rechtbank zal vervolgens ingaan op de overgelegde 76 (beeld- en) geluidsopnames.
Reikwijdte geluidsfunctie camera’s
4.2.6.Tussen partijen bestaat discussie over de vraag of de camera’s van [gedaagden 1] hetzelfde model van de Google Nest Outdoor camera zijn als de camera waarmee mr. Widdershoven zijn onderzoek heeft uitgevoerd en of daarmee de resultaten van het onderzoek (indien dit al valide is uitgevoerd) bruikbaar zijn om gevolgtrekkingen te maken omtrent het bereik van de microfoons waarmee de camera’s van [gedaagden 1] zijn uitgerust.
4.2.7.Mr. Widdershoven heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd kenbaar gemaakt dat het door hem verrichte onderzoek is uitgevoerd met een (door hem gekochte) Google Nest Outdoor camera met batterij en dat het jaartal van deze camera waarschijnlijk 2023 is, althans het is de meest recente. Dit is volgens [eisers] dezelfde camera, met dezelfde kwaliteiten, als die [gedaagden 1] gebruiken. De omstandigheid dat de voor het onderzoek gebruikte camera is voorzien van een voeding per batterij in plaats van een voeding via een vaste kabel (zoals de camera’s van [gedaagden 1] ) doet volgens [eisers] niets af aan de geconstateerde reikwijdte van de microfoon, namelijk een bereik van (meer dan) 31 meter. Volgens [eisers] volgt daaruit dat de camera’s van [gedaagden 1] , gezien de (door [eisers] gestelde) afstand tussen de erfgrens en de woning, gemakkelijk de gesprekken van [eisers] onderling op hun eigen perceel opnemen.
4.2.8.[gedaagden 1] betwisten dat hun camera’s dezelfde geluidsopnamekwaliteit hebben als de camera waarmee mr. Widdershoven de geluidsmeting heeft gedaan. [gedaagden 1] stellen dat camera’s 1, 2 en 3 uit 2019 zijn en van de eerste generatie. Zij zijn voorzien van een vaste voedingskabel. Dit type camera is thans niet meer te koop in de winkel. Camera 4 is enige tijd geleden vervangen door een tweedehands Nest Cam Outdoor camera. Dit is een model uit 2021 (de tweede generatie) en is voorzien van een voeding door een batterij. Uit de door [gedaagden 1] overgelegde handleiding van camera 1 tot en met 3 blijkt volgens hen dat deze camera enkel geluiden kan opnemen in de buurt van de camera. [gedaagden 1] betogen dat uit de technische specificaties van camera 4 blijkt dat deze een hoogwaardige microfoon heeft en de bewegingsdetectie tot maximaal 7,5 meter reikt. Volgens hen reikt de microfoonfunctie niet verder dan deze afstand. Kortom, [gedaagden 1] betwisten dat hun camera’s geluiden tot 31 meter verderop kunnen opnemen dan wel dat hun camera’s geluiden c.q. gesprekken van het perceel van [eisers] kunnen opnemen.
4.2.9.De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het door mr. Widdershoven verrichte onderzoek blijkt dat de door hem gebruikte camera een bereik heeft van meer dan 7,5 meter. Uit het opnamebeeld (productie 45 van de dagvaarding) blijkt dat deze camera van het type “Nest” is. [eisers] hebben ter zitting niet betwist dat [gedaagden 1] drie camera’s van de eerste generatie uit 2019 heeft (welke niet meer verkrijgbaar zijn) en een camera van de tweede generatie uit 2021. Uit de opmerking van mr. Widdershoven ter zitting dat hij de meest recente camera van Nest Cam Outdoor heeft gekocht, volgt dat deze in ieder geval niet van hetzelfde model is als de camera’s 1, 2 en 3 van [gedaagden 1] Nu ter zitting geen specificaties zijn overgelegd van de door mr. Widdershoven gebruikte camera, kan zonder nadere bewijslevering, waarvoor in het kader van dit kort geding geen plaats is, niet worden vastgesteld of de door hem onlangs aangeschafte camera van hetzelfde model is als camera 4 van [gedaagden 1] , die van het model 2021 is. Van de zijde van [eisers] is verder ook geen informatie verschaft over de technische specificaties, waaronder die van de microfoon, van de door hen gebruikte camera. Daarmee is voorshands niet aannemelijk gemaakt dat het bereik van de microfoon van de door [eisers] gebruikte camera gelijk is aan het bereik van de camera’s van [gedaagden 1] Dat brengt mee dat de bevinding van [eisers] dat de door hen gebruikte camera een bereik heeft tot 31 meter (indien dit al een valide resultaat is) niet het oordeel kan rechtvaardigen dat ook de camera’s van [gedaagden 1] allen dit bereik hebben en daarmee dus allen gesprekken kunnen opnemen die worden gevoerd op het perceel van [eisers]
Overgelegde 76 (beeld- en) geluidsopnames
4.2.10.[eisers] stellen zich verder op het standpunt dat uit de 76 overgelegde (beeld- en) geluidopnames blijkt dat de camera’s van [gedaagden 1] geluiden c.q. gesprekken op het perceel van [eisers] daadwerkelijk hebben opgenomen. Volgens [eisers] zijn de camera’s wat beeld betreft gericht op het eigen perceel van [gedaagden 1] , waarbij de beeldopname van camera 3 reikt tot aan de erfgrens met het perceel van [eisers] Indien voor een opname geldt dat er iemand is te horen die spreekt, zonder dat die persoon in beeld is, dan betekent dat volgens hen dus dat de betreffende persoon zich bevindt op het perceel van [eisers] Daaruit volgt dus weer dat gesprekken op het perceel van [eisers] worden opgenomen. Voorts verwijten [eisers] het aan [gedaagden 1] dat zij de geluidopnames met derden (de [familie 1] - [familie 2] ) heeft gedeeld.
4.2.11.[gedaagden 1] betwisten deze stellingen. Volgens [gedaagden 1] registreren hun camera’s alleen harde geluiden op hun eigen perceel die plaatsvinden dichtbij de camera’s. [gedaagden 1] betwisten dat zij geluidsopnames met derden hebben gedeeld. [gedaagden 1] hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de [familie 1] - [familie 2] het (mede)beheer heeft van camera 4 en dat zij om die reden zelf toegang hebben tot de beeld- en geluidsopnames van deze camera. Hieromtrent wordt als volgt overwogen.
4.2.12.De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [eisers] dat [gedaagden 1] een geluidsopname zou hebben gedeeld met de [familie 1] - [familie 2] . [eisers] hebben dit standpunt niet nader gespecificeerd door te vermelden door welke camera deze geluidsopname is gemaakt. Nu [gedaagden 1] tijdens de mondelinge behandeling onbetwist als verweer hebben gevoerd dat de [familie 1] - [familie 2] het medebeheer heeft van camera 4, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat de [familie 1] - [familie 2] uit dien hoofde toegang had tot de litigieuze geluidsopname(s) en dat [gedaagden 1] geen geluidsopname(s) van andere camera’s hebben gedeeld.
4.2.13.[eisers] hebben 76 geluidsopnames overgelegd, waarvan vier opnames alleen geluidsopnames betreffen zonder beeld. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan deze geluidsopnames, omdat niet duidelijk is waar deze geluidsopnames zijn opgenomen dan wel op welk perceel de persoon die praat, zich bevindt.
4.2.14.De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van camera 1, 2 en 4 als volgt (zoals in 2.6 is overwogen wordt hiermee de nummering uit productie 4 van [gedaagden 1] gevolgd). [eisers] hebben 24 geluidsopnames overgelegd die betrekking hebben op camera’s 1, 2 en 4. De geluidsopnames 3/5/9/118 hebben betrekking op camera 1, de geluidsopnames 6/14/18/92 op camera 2 en de geluidsopnames 19/20/23/25/29/30/35/37/40/
46/52/54/62/64/65/93/97 op camera 4. [eisers] hebben ten aanzien van deze camera’s niet gesteld dat het beeld tot aan de erfgrens filmt. Uit de beeld- en geluidopnames van camera’s 1, 2 en 4 volgt veeleer dat deze camera’s niet tot aan de erfgrens filmen. Voor deze opnames geldt dus dat (eventueel) geregistreerd stemgeluid, anders dan door [eisers] is gesteld, niet noodzakelijk afkomstig is van het perceel van [eisers] Het is om die reden niet duidelijk op welk perceel de persoon zich bevindt van wie (eventueel) het stemgeluid is te horen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dragen de geluidsopnames van camera 1, 2 en 4 om die reden niet bij aan de onderbouwing van de stelling van [eisers] dat de camera’s geluiden c.q. gesprekken op het perceel van [eisers] kunnen opnemen.
4.2.15.Ten aanzien van camera 3 hebben [eisers] 47 geluidsopnames overgelegd. De voorzieningenrechter constateert dat uit de opnames van camera 3 blijkt dat
het beeld gericht is op het perceel van [gedaagden 1] en tot de erfgrens filmt en wel daar waar het pad uitkomt op het perceel van [eisers]
4.2.16.Bij 20 van de geluidsopnames van camera 3 is duidelijk constateerbaar dat de geluidsopnamefunctie niet aanstaat. Dit betreft de opnames 50/53/56/59.1/59.2/63/66/67/68
/69.1/69/95/96/112/114/115/119/120/121/122. Het is voor de voorzieningenrechter onduidelijk waarom deze opnames zonder geluid zijn overgelegd nu juist het geluid van de opnames in onderhavige procedure voorwerp van geschil is. Deze geluidsopnames kunnen daarmee niet dienen ter onderbouwing van de stelling van [eisers] dat hun recht op privacy door de geluidsopnames wordt geschonden. De voorzieningenrechter benadrukt dat het op de weg van (de advocaat van) [eisers] had gelegen om een relevante selectie te maken van de
geluidsfragmenten.
4.2.17.De overige overgelegde fragmenten afkomstig van camera 3 bevatten wel geluidopnames. De opnames 26/90/91/94/116/117 tonen dat [eisers] met de auto over het pad (op het terrein van [gedaagden 1] ) rijdt naar het eigen perceel. Het motorgeluid van de auto blijft hoorbaar op het moment dat de auto uit beeld verdwijnt en het eigen perceel van [gedaagden 1] oprijdt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft het duidelijk een dieselmotor, zodat hieruit niet kan worden afgeleid dat eventueel gevoerde gesprekken op die locatie worden opgenomen op een wijze die verstaanbaar is. Om die reden kunnen deze geluidsopnames niet dienen ter onderbouwing van de stelling van [eisers] dat de camera’s geluiden c.q. gesprekken op het perceel van [eisers] kunnen opnemen. Op de opnames 11/13/16/17/21/26/34/45/47/48/51 van camera 3 is stemgeluid dan wel gefluit hoorbaar. Duidelijk is te zien dat [eiseres] in beeld is op de camera en zij zich op het perceel van [gedaagden 1] bevindt. Ook deze geluidsopnames dragen dus niet bij aan de onderbouwing van de stelling van [eisers] dat de camera’s geluiden c.q. gesprekken op het perceel van [eisers] kunnen opnemen.
4.2.18.Gelet op het voorgaande blijven ter beoordeling alleen nog over de opnames 22/24/27/28/31/32/33/36/38/39/113. Op deze opnames is stemgeluid hoorbaar. Hoewel in theorie de bron van dit geluid zich op het perceel van [gedaagden 1] kan ophouden (en wel links van de camera) is het duidelijk dat de persoon die praat zich op het perceel van [eisers] bevindt (doordat op de erfgrens nog net de voeten zichtbaar zijn) of voorshands voldoende aannemelijk dat de persoon die praat zich op bedoeld perceel bevindt (het praten begint nadat [eisers] met de auto net waarneembaar het eigen perceel is opgereden). Ten aanzien van die fragmenten geldt het volgende.
- 22: Op het fragment is hard gefluit hoorbaar en het starten van een motor, alsmede het roepen van ‘kut camera’.
- 24: Hoorbaar (en zichtbaar) is de auto die het perceel van [eisers] oprijdt en het getoeter van de auto (die schijnbaar zonder reden onder de camera heen en weer wordt gereden). Aan het einde van het fragment is hoorbaar dat er wordt gesproken, maar het gesprek is niet te verstaan.
- 27: Idem als bij 24. De bestuurster van de auto spreekt daarbij vanuit de auto luid naar de camera. Ook in dit fragment is te horen dat er op het perceel van [eisers] wordt gesproken, maar hetgeen wordt gezegd is niet te verstaan, terwijl het er wel op lijkt dat de betreffende personen zich dicht bij de erfgrens bevinden.
- 28: Er is geroep hoorbaar van [eiseres] vanaf haar eigen perceel met de kennelijke bedoeling dat de camera het opneemt. Een deel van het stemgeluid is opgenomen, terwijl zij zich in beeld op het perceel van [gedaagden 1] bevindt. Enkele zinnen die op normaal volume worden gesproken, zijn niet verstaanbaar. Opvallend is dat de geluidsfunctie in het 4 minuten en 13 seconden durende fragment herhaaldelijk enige tijd uitschakelt, wellicht wegens het ontbreken van een onvoldoende sterke geluidsbron.
- 31: Het betreft een fragment van 6 seconden. Op het moment dat [eiseres] het eigen perceel oploopt spreekt ze op normale toon. De woorden zijn niet verstaanbaar.
- 32: Te zien en te horen is hoe de auto heen en weer wordt gereden over het pad op het perceel van [gedaagden 1] Tegelijkertijd is er geroep van [eiseres] hoorbaar. Het is niet verstaanbaar wat ze zegt en belangrijker, niet is duidelijk of zij zich op haar eigen perceel (buiten de auto) bevindt of dat zij de bestuurster is van de auto die zich, op het moment dat er wordt geroepen, op het perceel van [gedaagden 1] bevindt.
- 33: Er wordt op normale toon gesproken, maar niet is verstaanbaar wat er wordt gezegd.
- 36: Er wordt ‘dikke papzak’ geroepen, duidelijk bedoeld dat de camera het opneemt. De overige enkele woorden die worden gesproken, zijn niet verstaanbaar.
- 38: Er wordt, schijnbaar onnodig, met de auto heen en weer gereden onder de camera. Nadat de motor is uitgezet, is het stemgeluid van [eiseres] te horen die hard spreekt. Het zijn opmerkingen die gericht zijn aan [gedaagden 1] en kennelijk bedoeld om te worden opgenomen door de camera.
- 39: Te horen is gefluit en een krabbend geluid (het schoonmaken van een bevroren voorruit?), terwijl de persoon die fluit zich zichtbaar op of nabij de perceelsgrens bevindt.
- 113: Ook dit fragment laat weer de auto zien die schijnbaar onnodig onder de camera heen weer wordt gereden en er wordt getoeterd. Na het uitstappen op het perceel van [eisers] is mopperend stemgeluid van [eiseres] hoorbaar, terwijl ze voor de auto (in beeld en dus op het perceel van [gedaagden 1] ) langs loopt. Het is niet verstaanbaar wat ze zegt.
4.2.19.Uit de voorgaande bespreking van de fragmenten volgt niet dat camera 3 in staat is om gesprekken op te nemen die op het perceel van [eisers] op normale conversatie-niveau worden gevoerd. Slechts harde geluiden en hard stemgeluid (kennelijk bedoeld om te worden opgenomen) zijn hoorbaar respectievelijk verstaanbaar. Deze waarnemingen bevestigen bovendien het oordeel dat uit het onderzoek van mr. Widdershoven niet de conclusie kan worden getrokken dat de camera’s dan wel camera 3 een bereik heeft tot 31 meter.