ECLI:NL:RBLIM:2024:465

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/03/326347 FTRK 24-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een onderhands akkoord in een WHOA-zaak met betrekking tot een voetbalorganisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot homologatie van een onderhands akkoord op basis van artikel 383 van de Faillissementswet (Fw). De verzoekster, een organisatie die actief is in het betaald voetbal, heeft aanzienlijke financiële problemen ondervonden als gevolg van de COVID-19 crisis en degradatie uit de Eredivisie. Dit heeft geleid tot een sanering van haar schuldenlast door het aanbieden van een akkoord aan haar schuldeisers. Het akkoord houdt in dat schuldeisers op het concurrente deel van hun vordering een uitkering van 20% ontvangen, terwijl gelieerde vennootschappen afstand doen van enige uitkering.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd en vastgesteld dat de stemgerechtigden in vier klassen zijn ingedeeld. De stemming heeft plaatsgevonden tot en met 9 januari 2024, waarbij de meerderheid van de schuldeisers in de relevante klassen heeft ingestemd met het akkoord. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of aan de voorwaarden voor homologatie is voldaan, zoals het waarborgen van de nakoming van het akkoord en het correct informeren van de schuldeisers.

Na beoordeling van het verzoek en de bijbehorende stukken, heeft de rechtbank geconcludeerd dat geen van de afwijzingsgronden van toepassing is. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot homologatie toe te wijzen, waarmee het akkoord wordt gehomologeerd. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Verzoek homologatie ex artikel 383 Faillissementswet (Fw)
Zaaks-/rekestnummer: C/03/326347 FTRK 24-23
uitspraakdatum: 31 januari 2024
vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 Fw van:
[verzoekster] ,
statutair gevestigd [vestigingsplaats] ,
bezoekadres: [adres] , [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen verzoekster,
advocaat mr. J.P. Bakkers, kantoorhoudende te Venlo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
  • de startverklaring ex artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd op 2 augustus 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van 11 januari 2024 ex artikel 383 lid 1 Fw;
  • het stemverslag met bijlagen ex artikel 382 Fw, gedeponeerd op 11 januari 2024;
  • de beschikking van 12 januari 2024, dagbepaling behandeling homologatie;
  • de bij e-mail van 17 januari 2024 door mr. J.P. Bakkers ingediende aanvullende bijlagen bij het verzoekschrift;
  • de bij e-mail van 23 januari 2024 door mr. J.P. Bakkers ingediende aanvullende bijlagen bij het verzoekschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek bepaald op 24 januari 2024.
1.3.
De belanghebbenden zijn opgeroepen voor de zitting.
1.4.
Het verzoek is op voornoemde datum middels een online videoverbinding in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Daarbij zijn namens verzoekster verschenen:
  • de heer [naam bestuurder] , bestuurder, bijgestaan door mr. J.P. Bakkers,
  • de heer [naam 1] , werkzaam bij [naam 1] en
  • de heer [naam controller] , (externe) controller.
Als toehoorder was aanwezig de heer [naam 2] namens Van Tilburg Energie Design B.V., één van de (instemmende) schuldeisers.
1.5.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De bedrijfsactiviteiten van verzoekster betreffen het bevorderen van de beoefening, verbreiding en belangstelling voor de voetbalsport in het algemeen. Verzoekster neemt deel aan het betaald voetbal in de Keuken Kampioen Divisie.
Verzoekster heeft in de achterliggende jaren (2020 en 2021) als gevolg van het intreden van de COVID-19 crisis aanzienlijke verliezen geleden. Daarnaast is verzoekster in het seizoen 2020/2021 gedegradeerd uit de Eredivisie. Sinds het seizoen 2021/2022 komt zij uit in de Keuken Kampioen Divisie.
In de coronaperiode waren toeschouwers niet welkom in de voetbalstadions in Nederland. Dit leidde tot verminderde recettes en inkomsten uit de horeca-activiteiten op wedstrijddagen. Een (belangrijk) deel van de sponsorinkomsten zijn komen te vervallen, omdat sponsoren de wedstrijden niet mochten bijwonen en zij hun sponsorbijdrage niet of niet volledig hebben voldaan. Daarnaast konden er geen ruimtes in het stadion worden verhuurd aan derden, hetgeen ook tot verminderde (horeca)inkomsten leidde.
Door de degradatie uit de Eredivisie zijn de inkomsten vervolgens ook structureel lager komen te liggen. Hierbij dient gedacht te worden aan inkomsten uit sponsoring, wedstrijdrecettes en met name de bijdrage die betaaldvoetbalorganisaties krijgen voor het uitzenden van hun wedstrijden op televisie. Deze bijdrage is voor de clubs in de Keuken Kampioen Divisie aanmerkelijk lager dan die voor de clubs in de Eredivisie. Als gevolg van doorlopende contracten is een deel van de kosten op hetzelfde niveau gebleven en zijn tekorten ontstaan. Vanwege de financiële problemen die bij verzoekster zijn ontstaan heeft zij getracht haar schuldenlast te saneren door het aanbieden van een onderhands akkoord.

3.Het akkoord en de stemming

3.1.
Verzoekster heeft op 19 december 2023 een akkoord aangeboden aan haar schuldeisers, die zijn onderverdeeld in vier klassen. Het aangeboden akkoord houdt, kort weergegeven, in dat iedere schuldeiser op het concurrente deel van zijn/haar vordering (dat wil zeggen het niet met zekerheid gedekte deel van zijn/haar vordering) een uitkering van 20% ontvangt. De schuldeisers uit klasse 4 (gelieerde vennootschappen) doen daarentegen afstand van enige uitkering onder het ontwerpakkoord.
3.2.
Verzoekster heeft de (vorderingen van de) stemgerechtigden ingedeeld in de volgende klassen:
klasse 1: preferente schuldeiser;
klasse 2: schuldeiser met een eigendomsvoorbehoud;
klasse 3: concurrente schuldeisers (inclusief MKB-schuldeisers);
klasse 4: gelieerde vennootschappen.
3.3.
De stemgerechtigden konden tot en met dinsdag 9 januari 2024 stemmen.
3.4.
Verzoekster heeft het stemverslag op 11 januari 2024 op de griffie van de rechtbank gedeponeerd.
3.5.
De uitslag van de stemming is als volgt.
Alle schuldeisers in klasse 1, klasse 2 en klasse 4 hebben vóór het akkoord gestemd.
In klasse 3 is van 58 schuldeisers een reactie ontvangen, waarvan 54 schuldeisers vóór het akkoord hebben gestemd en 4 schuldeisers tegen. Van 8 schuldeisers met een totale vordering van euro 27.389,00 (5,57% van de vorderingen uit klasse 3), is geen reactie ontvangen.

4.Het verzoek

4.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank bij beschikking te bepalen dat het ontwerpakkoord wordt gehomologeerd.

5.De beoordeling

5.1.
Onderhavig verzoek is een verzoek op basis van de tweede afdeling titel IV van de Faillissementswet (Homologatie van een onderhands akkoord, artikel 369 e.v. Fw).
5.2.
Nu de rechtbank zich in het kader van deze akkoordprocedure buiten faillissement eerder (relatief) bevoegd heeft verklaard, is zij gelet op artikel 369 lid 8 Fw eveneens bevoegd kennis te nemen van het voorliggende verzoek.
5.3.
Uit de uitslag van de stemming op het akkoord volgt dat alle klassen hebben ingestemd met het akkoord. Twee van deze klassen (namelijk klasse 1 en 2) zijn 'in the money' klassen zoals bedoeld in artikel 383 lid 1 Fw. Nu ten minste één 'in the money' klasse als bedoeld in artikel 383 lid 1 Fw heeft voorgestemd, kan de rechtbank worden verzocht tot homologatie over te gaan.
5.4.
Ingevolge artikel 384 lid 1 Fw wijst de rechtbank bij vonnis een verzoek tot homologatie toe, tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 384 lid 2 tot en met 4 Fw zich voordoet of een stemgerechtigde schuldeiser met succes een beroep doet op een van de afwijzingsgronden die zijn opgenomen in de leden 3 en 4.
5.5.
Geen van de schuldeisers heeft een beroep gedaan op (een van) de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 3 en 4 Fw.
5.6.
De afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw zien op de vraag of het besluitvormingsproces rondom het akkoord zuiver is geweest. Toegespitst op het hier voorliggende verzoek zal de rechtbank in dat kader moeten beoordelen of:
- de onderneming van verzoekster in de toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan (artikel 384 lid 2 sub a jo. artikel 370 lid 1 Fw);
- alle schuldeisers op wie het akkoord betrekking heeft, tijdig voorafgaand aan de stemming daarvan in kennis zijn gesteld en op de juiste wijze op de hoogte zijn gebracht van de behandeling van het homologatieverzoek (artikel 384 lid 2 sub b jo. artikel 381 lid 1 en artikel 383 lid 5 Fw);
- de informatie die in het akkoord en de bijlagen is opgenomen toereikend was en de stemming correct is uitgevoerd (artikel 384 lid 2 sub c jo. artikel 375 en artikel 381 Fw);
- de schuldeisers op een correcte wijze zijn onderverdeeld in klassen (artikel 384 lid 2 sub c jo. artikel 374 Fw);
- de schuldeisers voor het juiste bedrag tot de stemming zijn toegelaten (artikel 384 lid 2 sub d Fw);
- de nakoming van het akkoord voldoende is gewaarborgd (artikel 384 lid 2 sub e Fw);
- er andere redenen zijn om de homologatie af te wijzen (artikel 384 lid 2 sub i Fw).
5.7.
Op basis van de inhoud van het verzoekschrift, de nader toegezonden stukken en de tijdens de behandeling in raadkamer gegeven toelichting, komt de rechtbank tot het oordeel dat geen van de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw van toepassing is. Dit betekent dat het verzoek tot homologatie zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
homologeert het door verzoekster aangeboden akkoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen, voorzitter,
mr. I.C. Prenger-de Kwant en mr. G.M. Drenth, rechters en in het openbaar uitgesproken door mr. J. Schreurs-van de Langemheen op 31 januari 2024 in tegenwoordigheid van P.E.G. Bertrand, griffier.