ECLI:NL:RBLIM:2024:4623

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
ROE 23/252
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot invordering verbeurde dwangsom met betrekking tot bestemmingsplan en handhaving

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem. Eiser, die woont aan een perceel grenzend aan de ijsboerderij van de derde-partij, had een verzoek ingediend om handhavend op te treden en een verbeurde dwangsom in te vorderen. Dit verzoek was afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen onderzoek ter plaatse was verricht en dat het verzoek te laat was ingediend. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op de relevante datum, Moederdag 2022, geen controle heeft uitgevoerd en ook geen onderzoek heeft gedaan naar de menukaart en het aanbod van de derde-partij. Dit was in strijd met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet deugde, omdat verweerder niet had kunnen vaststellen of er een dwangsom was verbeurd. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser en het griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering bij besluiten van bestuursorganen, vooral in gevallen waar handhaving en dwangsommen aan de orde zijn. De rechtbank heeft ook aangegeven dat verweerder in toekomstige besluiten rekening moet houden met eerdere uitspraken en de noodzaak van ter plaatse onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 252

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem, verweerder
(gemachtigden: mr. E.M.G. Haagmans en mr. A.A.C.M. Gidding-Baade).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij]

(gemachtigde: mr. W. Graafland).

Procesverloop

Bij het primaire besluit van 21 juli 2022 heeft verweerder het verzoek van eiser tot handhavend optreden dan wel het invorderen van een verbeurde dwangsom ten aanzien van de derde-partij afgewezen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep gevoegd met de zaken ROE 21 / 1166, ROE 21 / 1624,
ROE 21 / 3374 en ROE 22 / 135 op 3 juli 2024 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van verweerder, de derde-partij, de partner van de derde-partij en de gemachtigde van de derde-partij. Na de zitting heeft de rechtbanken de zaken gesplitst, zodat afzonderlijk uitspraak wordt gedaan.

Overwegingen

De feiten en besluitvorming
1. Eiser woont op het perceel aan de [adres 1] te [plaats 1] . Op 6 mei 2022 heeft hij een verzoek om handhaving dan wel een verzoek tot invordering van een verbeurde dwangsom gedaan. Dit verzoek is ingediend ten aanzien van de ijsboerderij van de derde-partij gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] . Eiser woont op het perceel aangrenzend aan het perceel van de ijsboerderij. Volgens eiser zal op 8 mei 2022 (Moederdag 2022) ter plaatse van de ijsboerderij het bestemmingsplan worden overtreden. Ter plaatse van de ijsboerderij geldt het bestemmingsplan ‘ [IJsboerderij] te [plaats 3] ’ [1] (hierna: het bestemmingsplan). Op grond van artikel 3.1, onder a, in samenhang met artikel 1.35 van het bestemmingsplan zijn de voor ‘Horeca’ aangewezen gronden bestemd voor horeca, met dien verstande dat ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – ijsboerderij' een ijsboerderij is toegestaan. Verweerder heeft deze bepaling in het bestemmingsplan nader geconcretiseerd in de op 23 september 2021 aan de derde-partij opgelegde last onder dwangsom, inhoudende dat om de ondergeschiktheid van de (kleine) gerechten en dranken zoals die volgt uit de artikelen 3.1, onder a, en 1.35 van het bestemmingsplan tot uitdrukking te doen komen, de derde-partij zijn totale aanbod uit 80% ijs en 20% overig aanbod dient te laten bestaan. Deze last onder dwangsom is onherroepelijk. Nu de menukaart c.q. het aanbod voor de lunch op 8 mei 2022 (Moederdag 2022) volgens eiser niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan dan wel de onherroepelijke last onder dwangsom van 23 september 2021 heeft eiser aan verweerder verzocht om handhavend op te treden dan wel om tot invordering van de verbeurde dwangsom over te gaan.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het onder 1 vermelde verzoek van eiser afgewezen. Aangezien verweerder het verzoek van eiser pas na Moederdag 2022 heeft ontvangen, namelijk op 10 mei 2022, heeft hij op die betreffende dag geen controle kunnen uitvoeren en is volgens verweerder handhavend optreden vanwege de Moederdag lunch niet meer aan de orde. Daarnaast heeft verweerder voorafgaand aan Moederdag 2022 ingestemd met de lunch onder verwijzing naar artikel 1.42 van het bestemmingsplan en ook daarom geen controle gehouden. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser, in navolging van het advies van de Intergemeentelijke Adviescommissie Bezwaarschriften, ongegrond verklaard. Verweerder heeft het standpunt dat er op de betreffende Moederdag geen controle is gehouden waardoor niet is vast te stellen of op die dag een overtreding heeft plaatsgevonden dan wel een dwangsom is verbeurd gehandhaafd. Dat het verzoek om handhaving dan wel tot invordering van de verbeurde dwangsom verweerder te laat heeft bereikt, heeft hij niet meer aan eiser tegengeworpen.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd zal de rechtbank hierna ingaan.
Gronden van beroep
5. Eiser stelt zich - samengevat - op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om ter plaatse van de ijsboerderij onderzoek te doen en een controlerapport op te stellen naar aanleiding van het verzoek van eiser. Verder stelt zich eiser zich op het standpunt dat nu de stukken, die het verzoek van de derde-partij tot het houden van de Moederdag lunch zouden moeten onderbouwen, ontbreken en ook niet duidelijk is wat de toezegging van verweerder op dit verzoek is geweest, het ervoor gehouden moet worden dat dit verzoek niet is gedaan en de derde-partij ook geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen.
Beoordeling
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep van eiser zowel ziet op het ten onrechte afwijzen van zijn verzoek om handhaving als op het ten onrechte niet overgaan tot het invorderen van een verbeurde dwangsom.
6.1.
Gelet op de gedingstukken en hetgeen tijdens de zitting aan de orde is geweest, beperkt het geschil zich tot de vraag of verweerder terecht niet is over gegaan tot invordering van een verbeurde dwangsom in verband met de last onder dwangsom van
23 september 2021.
6.2.
Voor de relevante regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
7. De rechtbank stelt vast dat de vraag over de invordering in verband met de last onder dwangsom van 23 september 2021 ook voorlag in de uitspraak van deze rechtbank van 23 november 2023 [2] .
8. De last onder dwangsom van 23 september 2021 is als volgt geformuleerd:

Wij gelasten u om te voldoen aan artikel 3.1 van de planregels van het vigerend bestemmingsplan door uw bedrijfsvoering dusdanig aan te passen dat u (uitsluitend) een ijsboerderij exploiteert. Dat betekent dat ijs de hoofdmoot/het hoofdbestanddeel dient te zijn van hetgeen u aanbiedt in uw horecagelegenheid. Daarnaast zijn ondergeschikt (kleine) gerechten en dranken toegestaan. (…) Om die ondergeschiktheid van de (kleine) gerechten en dranken tot uitdrukking te doen komen, dient uw totale aanbod uit80% ijsen20 % overig aanbodte bestaan (…)”.
9. De rechtbank heeft in de uitspraak van 23 november 2023, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 [3] , overwogen dat verweerder het totale aanbod aan (kleine) gerechten ter plaatse van de ijsboerderij in kaart moet brengen met behulp van de menukaart, de website en onderzoek ter plaatse en verweerder moet beoordelen of dit aanbod nog ondergeschikt is aan het totale aanbod van ijs. Verweerder moet dus, om vast te stellen of de derde-partij heeft voldaan aan de 80 procent-20 procent verhouding uit de last onder dwangsom van 23 september 2021, kijken naar de menukaart en de website. Verder dient verweerder onderzoek ter plaatse te verrichten. De rechtbank ziet geen reden om daar in de onderhavige zaak anders over te oordelen.
10. Ter zitting is met partijen besproken dat verweerder op 8 mei 2022 (Moederdag 2022 of in de dagen erna) niet ter plaatse van de ijsboerderij aan de [adres 2] te [plaats 2] een controle heeft gehouden. Verweerder heeft ook de website en de menukaart niet onderzocht. Dit is door verweerder ook niet betwist. Verweerder heeft dus geen onderzoek verricht en heeft dus niet onderzocht of er een dwangsom is verbeurd in verband met de last onder dwangsom van 23 september 2021. Het bestreden besluit is dus in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel (artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Deze beroepsgrond slaagt.
11. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat er op Moederdag 2022 geen controle ter plaatse van de ijsboerderij heeft plaatsgevonden, omdat verweerder aan de derde-partij heeft toegezegd dat deze de betreffende lunch mocht organiseren, volgt de rechtbank verweerder hierin niet. Van een dergelijke toezegging is de rechtbank namelijk niet gebleken.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep van eiser is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met
de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
13. De rechtbank ziet gelet op de aard van het gebrek geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing in deze zaak te nemen.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar van eiser moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat en hoe hij in het kader van het nieuw te nemen besluit naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 23 november 2023 is omgegaan met de controles over / de vaststelling van de 80 procent-20 procent verhouding. Verweerder zou bij het nemen van een nieuw besluit op het bezwaar van eiser hierbij kunnen aansluiten.
15. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Genders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 19 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Bestemmingsplan ‘ [IJsboerderij] te [plaats 3] ’
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca, met dien verstande dat ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – ijsboerderij' uitsluitend een ijsboerderij is toegestaan;
edrijfswoningen;
een buitenterras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, die tenminste in het plangebied geparkeerde auto's aan het zicht vanaf de openbare weg onttrekken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – landschappelijke inpassing' overeenkomstig het inrichtingsplan opgenomen als Bijlage 1 bij deze regels;
met daaraan ondergeschikt:
verkoop van eigen daar vervaardigde en geproduceerde (streek)producten, met een maximum gebruiksoppervlakte van 40 m², ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
kleinschalige agrarische activiteiten;
kleinschalig (agrarisch) gebruik;
en de daarbij behorende voorzieningen.
Artikel 1.35 ijsboerderij
Specifieke vorm van horeca ter plekke van een voormalige agrarische functie waarbij in hoofdzaak ijs en daarnaast ondergeschikt (kleine) gerechten worden verstrekt.

Voetnoten

1.Vastgesteld op 20 december 2018 en onherroepelijk geworden op 24 april 2019.