ECLI:NL:RBLIM:2024:4592

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
C/03/331263 / KG ZA 24-186
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen en eigendomsrecht met betrekking tot overhangende takken

In deze zaak, die zich afspeelt in Roermond, betreft het een kort geding tussen twee buren, [eiser] en [gedaagde], die in een geschil verwikkeld zijn over overhangende takken van bomen. [gedaagde] heeft [eiser] eerder veroordeeld gekregen om de takken te snoeien, maar stelt dat [eiser] niet aan deze veroordeling heeft voldaan. De voorzieningenrechter moet beoordelen of [eiser] daadwerkelijk aan de veroordeling heeft voldaan en of [gedaagde] executiemaatregelen mag treffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [eiser] niet aan de veroordeling heeft voldaan. Het doel van de veroordeling is niet het innen van dwangsommen, maar het waarborgen van het ongestoorde genot van het eigendomsrecht van [gedaagde]. De voorzieningenrechter verbiedt [gedaagde] om executiemaatregelen te treffen totdat onomstotelijk is vastgesteld dat [eiser] niet aan de veroordeling voldoet. Tevens worden de proceskosten toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/331263 / KG ZA 24-186
Vonnis in kort geding van 18 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaatsnaam X] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P.W.M. Broekmans,
tegen
[gedaagde],
te [plaatsnaam Y] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A. de Rooij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 6
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1 t/m 22
- de akte overlegging aanvullende productie 7 van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2024 ter gelegenheid waarvan namens [eiser] spreekaantekeningen zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn eigenaars van twee aan elkaar grenzende percelen, gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaatsnaam X] . [eiser] woont ter plaatse, [gedaagde] woont elders.
2.2.
[gedaagde] ondervindt overlast van de bomen die dicht tegen de erfgrens staan. Partijen hebben hierover een procedure gevoerd, waarbij [gedaagde] heeft gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld tot het snoeien van de overhangende takken en deze gesnoeid te houden op straffe van een dwangsom.
2.3.
De kantonrechter heeft [eiser] bij vonnis van 18 november 2020 veroordeeld tot het snoeien van de takken die boven het perceel van [gedaagde] hangen tot een hoogte van zes meter en het teruggesnoeid houden van de overhangende takken tot een hoogte van zes meter, op straffe van een dwangsom van € 100,- tot een maximum van € 2.500,- voor iedere dag dat [eiser] niet aan de veroordeling voldoet, ingaande veertien dagen na betekening van het vonnis.
2.4.
[gedaagde] heeft tegen het oordeel van de kantonrechter hoger beroep ingesteld en heeft gevorderd [eiser] te veroordelen om álle overhangende takken te snoeien en gesnoeid te houden. Hangende het hoger beroep hebben partijen afspraken gemaakt ter beëindiging van hun geschil. Die afspraken heeft het hof vastgelegd in het eindarrest van 6 februari 2024. Kort gezegd is de uitspraak van de kantonrechter vernietigd en [eiser] veroordeeld om álle overhangende takken die boven het perceel van [gedaagde] hangen te snoeien en teruggesnoeid te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [eiser] na betekening van het arrest niet aan de veroordeling voldoet met een maximum van € 2.500,-.
2.5.
[eiser] heeft de bomen in februari gesnoeid. Partijen hebben hierover gecorrespondeerd. [gedaagde] heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat niet alle takken zijn gesnoeid. Vervolgens heeft [eiser] op 2 maart 2024 een loonwerker ingeschakeld om de bomen te snoeien.
2.6.
[gedaagde] heeft op 8 maart 2024 de grosse van het arrest aan [eiser] betekend en de deurwaarder heeft bevel gedaan dat [eiser] moet voldoen aan het arrest onder aanzegging van executiemaatregelen voor het geval [eiser] hier niet aan voldoet.
2.7.
In opdracht van [gedaagde] is door een deurwaarder op 5 april 2024 een proces-verbaal van constatering opgemaakt van de bomen en de erfafscheiding ter plaatse.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal verbieden enige executiemaatregelen tegen [eiser] te nemen althans de reeds getroffen executiemaatregelen te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde] zich hier niet aan houdt. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – samengevat – in reconventie dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan verbeurde dwangsommen en dat de voorzieningenrechter het maximum van de in het arrest van het hof opgelegde dwangsommen zal verhogen tot € 25.000,- dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening staat niet tussen partijen ter discussie en volgt afdoende uit de door [gedaagde] aangezegde executiemaatregelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Tussen partijen is in geschil of [eiser] behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan hetgeen waartoe hij bij arrest van het hof ‘s-Hertogenbosch van 6 februari 2024 is veroordeeld en waaraan een dwangsom is verbonden. Beantwoording van die vraag dient volgens vaste jurisprudentie plaats te vinden door hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (vgl. Hoge Raad 15 november 2002 ECLI:NL:HR:2002:AE9400). De tenuitvoerlegging van het arrest levert in dat geval misbruik van recht op. Bij beantwoording van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd moeten vervolgens de ter uitvoering van de veroordeling verrichte handelingen worden getoetst aan de inhoud van de veroordeling, zoals die is uitgelegd. Daarbij geldt dat geen dwangsommen zijn verbeurd indien het onredelijk zou zijn van de veroordeelde meer inspanningen en zorgvuldigheid te vergen dan hij heeft betracht.
4.3.
[eiser] stelt enerzijds dat hij uitvoering heeft gegeven aan de veroordeling en anderzijds dat het vrijwel onmogelijk is om bomen te snoeien boven een hoogte van 10-12 meter omdat de machines van de loonwerker niet hoger kunnen komen. Volgens [eiser] zou onverkorte tenuitvoerlegging van het arrest onder de gegeven omstandigheden leiden tot misbruik van bevoegdheid door [gedaagde] .
4.4.
[gedaagde] betwist dat [eiser] uitvoering heeft gegeven aan het arrest. [gedaagde] heeft daartoe een proces-verbaal van constatering overgelegd van de deurwaarder. [gedaagde] betwist niet dat er gesnoeid is, maar stelt dat er thans nog steeds of weer sprake is van overhangende takken.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] in februari van dit jaar de bomen heeft gesnoeid. Partijen hebben hierover gecorrespondeerd en heeft [gedaagde] aangegeven dat er onvoldoende is gesnoeid. [eiser] heeft vervolgens een loonwerker ingeschakeld, die de takken (nogmaals en met gebruik van een hoogwerker) heeft gesnoeid. Door [eiser] zijn een factuur en meerdere foto’s overgelegd waaruit dit blijkt.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
De veroordeling van [eiser] in het arrest van 6 februari 2024 heeft tot doel te bewerkstelligen dat [eiser] niet langer inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [gedaagde] door het niet verwijderen en verwijderd houden van overhangende takken over diens erf. Vaststaat dat [eiser] de bomen heeft gesnoeid. Door [eiser] is onbetwist gesteld dat hij de bomen niet (veel) verder kan terugsnoeien dan hij thans heeft gedaan. Wanneer hij dit wel zou doen, zou hij de volledige toppen van de bomen eraf moeten halen en dat zouden de bomen niet overleven. Door twee keer per jaar te snoeien zal [eiser] de takken kort houden, maar kan hij niet voorkomen dat er op enig moment door weer of wind takken voor een klein deel zullen overhangen. Verder is ter zitting door [eiser] aangegeven dat hij de bomen twee keer per jaar zal snoeien om aan de veroordeling te voldoen. [gedaagde] heeft daarop aangegeven dat het voor hem volstaat dat de bomen een keer per jaar worden gesnoeid.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op de stellingen van partijen niet zonder redelijke twijfel komen vast te staan dat [eiser] niet aan de veroordeling heeft voldaan en heeft [eiser] bovendien de nodige inspanningen daartoe geleverd en zorgvuldigheid betracht. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat het niet de bedoeling van de veroordeling kan zijn dat iedere overhang van takken door welke oorzaak dan ook onmiddellijk leidt tot het verbeuren van dwangsommen. Het doel van de veroordeling is immers niet het kunnen innen van dwangsommen door [gedaagde] , maar het ongestoorde genot van zijn eigendomsrecht. Bovendien dienen partijen zich in redelijkheid tot elkaar te verhouden en is het niet de bedoeling dat partijen periodiek met een liniaal langs de erfgrens lopen om te bezien of er takken overhangen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vormt het incidenteel en minimaal overhangen van enkele takken (al dan niet op grote hoogte) geen inbreuk op het eigendomsrecht van [gedaagde] . Wanneer [gedaagde] in een dergelijk geval het arrest onverkort ten uitvoer zou leggen, dan levert dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter misbruik van recht op.
4.8.
Dat betekent dat [gedaagde] geen executiemaatregelen (meer) mag treffen totdat onomstotelijk is komen vast te staan dat het arrest van 6 februari 2024 niet wordt nageleefd. De voorzieningenrechter zal dit ook op die wijze vermelden in het dictum.
Dwangsom
4.9.
[eiser] vordert een dwangsom te verbinden aan de veroordeling. Door [gedaagde] is geen verweer gevoerd tegen deze vordering.
4.10.
De voorzieningenrechter zal deze vordering dan ook toewijzen. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om de gevorderde dwangsom te maximeren en te matigen zoals hierna in de beslissing is bepaald.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.310,72
in reconventie
Vordering tot veroordeling [eiser] tot betaling en verhoging van de dwangsommen
4.12.
De vordering tot betaling van de in het arrest opgelegde dwangsom van
€ 2.500,00 wordt afgewezen, nu in conventie is geoordeeld dat niet gebleken is dat [eiser] niet aan de veroordeling heeft voldaan.
4.13.
De vordering tot verhoging van de in het vonnis opgelegde dwangsom wordt eveneens afgewezen, nu daartoe, gelet op het oordeel in conventie, geen grond bestaat.
Proceskosten
4.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat
357,50
(factor 0,5 × 715,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
496,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt [gedaagde] enige executiemaatregelen in de richting van [eiser] uit te voeren dan wel uit te doen voeren totdat onomstotelijk is komen vast te staan dat het arrest van 6 februari 2024 niet wordt nageleefd, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 2.500,-,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.310,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 496,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1, 5.2, 5.5 en 5.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.
MS