ECLI:NL:RBLIM:2024:421

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/03/325323 / KG ZA 23/452
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming gevorderd in kort geding door verhuurder na overlijden huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Weller Wonen en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]. Weller Wonen, de verhuurder, vorderde ontruiming van een woning die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] werd bewoond na het overlijden van de huurder, de stiefvader van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]. De huurovereenkomst was op grond van artikel 7:268 lid 6 BW van rechtswege geëindigd na het overlijden van de huurder. Weller Wonen stelde dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] zonder recht of titel in de woning verbleef en dat er overlast werd veroorzaakt voor de medebewoners. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de overleden huurder, waardoor de huurbescherming niet van toepassing was. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, gezien het spoedeisende belang van Weller Wonen om de woning opnieuw te verhuren aan een geschikte kandidaat. De kosten van de procedure werden toegewezen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder, die in het ongelijk werden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/325323 / KG ZA 23-452
Vonnis in kort geding van 30 januari 2024
in de zaak van
STICHTING WELLER WONEN,
te Heerlen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Weller Wonen,
advocaat: mr. L.M.I. Kerstges te Heerlen,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
BUDGET CONTROL 4U B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , vanaf 16 februari 2023 tot 15 september 2028,
te Geleen,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder,
advocaat: mr. D.G.A. Rossi te Kerkrade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in kort geding blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 december 2024 met de producties 1 t/m 8,
- de nagezonden producties 9 t/m 12 van Weller Wonen,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 18 januari 2024,
- de op de mondelinge behandeling genomen eis in reconventie,
- de spreekaantekeningen van Weller Wonen.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van de rechtbank Limburg van 9 februari 2023 is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1974, onder bewind gesteld, met benoeming van Budget Control 4U B.V. tot bewindvoerder.
2.2.
Weller Wonen is een instelling krachtens de Woningwet en onder meer belast met de verhuur van sociale woonruimte.
2.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] verblijft in de woning te [woonplaats] aan de [adres] (hierna: "de woning") en is daar op 6 oktober 2023 in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven. De woning werd laatstelijk door de stiefvader van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , de heer [naam stiefvader] , geboren op [geboortedatum 2] 1947, gehuurd van Weller Wonen. [naam stiefvader] voornoemd huurde de woning al geruime tijd (zie productie 2 dagvaarding). Sinds 2020 woonde hij er alleen, nadat zijn toenmalige partner mevrouw [naam partner] was verhuisd naar een verzorgingstehuis (productie 5 bij dagvaarding, huuropzegging mevrouw [naam partner] van 24 september 2020).
2.4.
Op [overlijdensdatum] 2023 is [naam stiefvader] overleden (productie 3 bij dagvaarding, akte overlijden [naam stiefvader] ). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] is in de woning blijven wonen en heeft Weller Wonen verzocht het huurcontract van de woning op zijn naam te zetten. Hij heeft Weller Wonen bericht de woning niet (zonder andere geschikte woonruimte) te verlaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Weller Wonen vordert – samengevat – dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , die volgens haar zonder recht of titel in de woning verblijft, de woning aan [adres] te [woonplaats] ontruimd. Weller Wonen legt aan het gevorderde ten grondslag dat de huurovereenkomst met [naam stiefvader] op grond van artikel 7:268 lid 6 BW van rechtswege is geëindigd op 1 januari 2024, twee maanden na diens overlijden.
3.2.
Weller Wonen stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevorderde ontruiming, aangezien buren van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] veel overlast van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ervaren. De woning is gelegen in het seniorengedeelte van het wooncomplex. Weller Wonen heeft mondelinge en schriftelijke klachten ontvangen (producties 10, 11 en 12). Reeds gelet hierop is sprake van een spoedeisend belang, aldus Weller Wonen. Het spoedeisend belang is verder gelegen in het feit dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft en Weller Wonen de woning, welke valt onder sociale woonruimte geschikt voor senioren, zo snel mogelijk aan een derde wil verhuren die in aanmerking komt voor de woning.
3.3.
Weller Wonen stelt verder dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] misbruik maakt van de ontstane situatie en dat gelet hierop, met inachtneming van het bovenstaande, zij recht en belang heeft bij toewijzing van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad, aldus Weller Wonen tijdens de mondelinge behandeling.
3.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder stellen – samengevat – dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] op grond van artikel 7:268 lid 2 BW huurbescherming geniet, zodat reeds gelet daarop het gevorderde moet worden afgewezen. De bewindvoerder voert voorts aan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] sinds november 2023 een vergoeding voor de woning aan Weller Wonen betaalt en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] de huur van de woning kan betalen. Betwist wordt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] overlast zou veroorzaken.
3.5.
Doordat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] geen zicht op een vervangende woonruimte heeft, voeren [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder verweer tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het belang van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] bij het hebben van een dak boven het hoofd dient te prevaleren op het belang van Weller Wonen om de woning te kunnen verhuren aan een derde, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder op de mondelinge behandeling.
in reconventie
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder vorderen – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding bepaalt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] op grond van artikel 7:268 lid 2 BW de huurovereenkomst van [naam stiefvader] van de woning aan de [adres] te [woonplaats] mag voortzetten, met veroordeling van Weller Wonen in de kosten en rente in reconventie.
3.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder leggen aan de vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] een gemeenschappelijke huishouding met [naam stiefvader] heeft gevoerd en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] gelet hierop ex artikel 7:268 lid 2 BW recht heeft de huur van de woning (ook na zes maanden na het overlijden van [naam stiefvader] ) voort te zetten. De gemeenschappelijke huishouding heeft echter maar kort geduurd, omdat [naam stiefvader] plotseling is overleden. Dit feit doet echter niet af aan de omstandigheid dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] bij [naam stiefvader] is gaan inwonen om hem te verzorgen (bijvoorbeeld om te helpen met het aantrekken van de steunkousen en het brengen naar de huisarts en ‘Maastro Kliniek’ in Maastricht). Ook hielp [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] met de dagelijkse huishouding en was het de bedoeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam stiefvader] om samen een gemeenschappelijke huishouding te gaan voeren. Zo betaalde [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , van het leefgeld van € 50,00 dat hij van de bewindvoerder ontvangt, mee aan de boodschappen, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] op de mondelinge behandeling.
3.8.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder stellen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , gelet op de in conventie gevorderde ontruiming door Weller Wonen van de woning, een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevorderde voorziening. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] beschikt niet over een vervangende woonruimte en heeft hierop ook geen vooruitzicht binnen korte termijn.
3.9.
Weller Wonen betwist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] als medehuurder of huurder kan worden gekwalificeerd en voert aan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] geen bescherming op grond van artikel 7:268 lid 2 BW toekomt. Weller Wonen concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder, met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder in de kosten van de procedure in reconventie.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Het gaat in conventie en reconventie om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de eisende partij ten tijde van dit vonnis bij de gevorderde voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.2.
Het spoedeisende belang volgt in conventie en reconventie uit de aard van de zaak, gelet op het navolgende.
4.2.1.
Weller Wonen kan door het gebruik van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] van de woning – volgens haar zonder recht of titel – die woning niet verhuren, terwijl de woning, welke in het seniorengedeelte van het complex ligt, een bijzondere status heeft en er een wachtlijst met gegadigden voor die woning is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] veroorzaakt bovendien ernstige overlast voor medebewoners, aldus Weller Wonen.
4.2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , die nog geen vervangende woonruimte heeft, dreigt door Weller Wonen op straat te worden gezet, terwijl hij de huur van de woning rechtens zou mogen voortzetten, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] .
4.3.
De voorzieningenrechter moet vervolgens in dit kort geding in conventie en reconventie beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
verder in conventie
4.4.
Dit betekent dat de vordering van Weller Wonen alleen dan kan worden toegewezen, indien in voldoende mate aannemelijk wordt dat geen sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam stiefvader] , en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft.
4.5.
Artikel 7:268 lid 2 BW bepaalt dat de persoon die in de woning zijn hoofdverblijf heeft en een gemeenschappelijke huishouding heeft gehad met de overleden huurder, de huur (in ieder geval) gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder kan voortzetten.
4.6.
Gelet op de stellingen over en weer is voorshands onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Ten eerste is onvoldoende voor het voetlicht gebracht dat sprake is van een
duurzamehuishouding. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam stiefvader] hebben immers maar zeer kort met z’n tweeën in de woning gewoond, per saldo slechts vier dagen. Aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder moet weliswaar worden toegegeven dat deze omstandigheid niet van doorslaggevende betekenis hoeft te zijn, maar had het gezien de op hen rustende verzwaarde stelplicht wel op hun weg gelegen om extra te motiveren waarom deze zeer korte duur er niet aan in de weg staat om de samenwoning als duurzaam te kwalificeren. Daarin zijn [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder echter niet geslaagd.
4.7.
Dat geldt evenzeer voor het element
gemeenschappelijk. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft verklaard dat hij bij [naam stiefvader] is gaan inwonen om hem te verzorgen. Bovendien heeft hij gesteld dat hij zijn leefgeld van € 50,00 (deels) aanwendde om bij te dragen aan de boodschappen voor [naam stiefvader] en zichzelf. Dit is echter onvoldoende om te kunnen spreken van een gemeenschappelijke huishouding. Zo is onduidelijk of ook de vaste lasten werden gedeeld. Een gemeenschappelijke betaalrekening, iets wat kan bijdragen aan de inkleuring van het element
gemeenschappelijk, ontbreekt eveneens. Ook de ná het overlijden van [naam stiefvader] door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] verrichte betalingen aan Weller Wonen kunnen niet dienen om een gemeenschappelijke huishouding aan te tonen en te onderbouwen. Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] de huur van zijn vorige woning heeft opgezegd en officieel is ingeschreven op het adres van de woning van de heer [naam stiefvader] , maakt dat niet anders.
4.8.
Gelet op een en ander, mede in onderlinge samenhang beschouwd, is zoals gezegd onvoldoende gebleken dat sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, zodat niet is voldaan aan de criteria van artikel 7:682 lid 2 BW, zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder ingang hebben willen doen vinden. Voorshands leidt dit tot de conclusie dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] sinds 1 januari 2024 zonder recht en titel in de woning verblijft en de huur van de woning op grond van artikel 7:268 lid 6 BW op genoemde datum van rechtswege is geëindigd.
4.9.
Naast al het voorgaande heeft Weller Wonen aan de hand van verklaringen van meerdere bewoners aannemelijk gemaakt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] gedurende zijn verblijf in de woning overlast veroorzaakt – de voorzieningenrechter komt hierna nog terug op dit punt – op grond waarvan het ervoor moet worden gehouden dat de vordering van Weller Wonen tot ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen. In het licht hiervan ligt de vordering tot ontruiming in kort geding voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op een termijn als hierna onder 5.1 bepaald.
4.10.
De in conventie gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal eveneens worden toegewezen. Artikel 7:268 lid 2 BW sluit een uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel uit. Een belangenafweging kan dit echter anders maken wanneer sprake is van misbruik van omstandigheden door de huurder of andere voor de verhuurder zwaarwegende omstandig-heden. Bij de huidige stand van zaken is voorshands aannemelijk dat hiervan sprake is. Hiervoor is relevant dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft en hij – naar Weller Wonen zoals gezegd aannemelijk heeft gemaakt – als bewoner van de woning overlast veroorzaakt. Zo heeft Weller Wonen verklaringen van andere huurders van de flat in het geding gebracht, waarin deze klagen over de overlast die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en zijn hond in de woning veroorzaken en de geluidsoverlast die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ook nog in de nachtelijke uren veroorzaakt. In aanmerking genomen dat Weller Wonen rekening moet houden met de omstandigheid dat de flat bestemd is voor senioren die veelal een ander levenspatroon en dagritme hebben dan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , kan de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad worden toegewezen. De voorzieningenrechter acht bij deze belangenafweging tevens van belang dat Weller Wonen als sociale verhuurder de verplichting heeft om betaalbare woonruimte aan te bieden aan mensen “met een kleine beurs” (randnr. 1.1. spreekaantekeningen Weller Wonen), een verplichting die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] met zijn verblijf in de woning bemoeilijkt.
4.11.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder zijn de partijen die grotendeels ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Weller als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
totaal
1.924,85
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskosten-veroordeling die kosten omvat (HR 10-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).
verder in reconventie
4.12.
De reconventionele vordering en nevenvordering worden verworpen, gelet op het feit dat de vordering ex artikel 7:268 lid 2 – de verkrijging van een verklaring voor recht van de rechter dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] de huurovereenkomst van [naam stiefvader] rechtens (voor bepaalde tijd) voortzet – in een bodemprocedure dient te worden ingesteld bij de kantonrechter. Een dergelijke verklaring voor recht kan (bovendien) niet uit hoofde van een voorlopige voorziening (art. 254 Rv) door de voorzieningenrechter worden gegeven.
4.13.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Weller Wonen in reconventie worden tot dit vonnis vastgesteld op nihil, nu de advocaat van Weller Wonen in haar spreekaantekening voor de mondelinge behandeling in conventie, ook heeft kunnen reageren op de eis in reconventie, en het verweer in reconventie in hoofdzaak voortvloeit uit de stellingen van Weller Wonen in conventie.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Weller Wonen zijn, en de sleutels af te geven aan Weller Wonen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Weller tot dit vonnis vastgesteld op € 1.924,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Weller Wonen tot dit vonnis vastgesteld op nihil,
5.7.
verklaart dit uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken.
CM