ECLI:NL:RBLIM:2024:3898

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
03/127480-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting met vrijspraak voor enkele onderdelen

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en seksuele uitbuiting. De verdachte, bijgestaan door mr. J.W.H. Peters, werd beschuldigd van het werven en uitbuiten van kwetsbare vrouwen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen naar een woning heeft gelokt met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte echter niet bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met derden, en sprak haar vrij van deze onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar laakbare gedragingen, niet strafbaar was vanwege haar eigen kwetsbaarheid en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank legde geen straf of maatregel op en hevelde de voorlopige hechtenis op. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet werd veroordeeld voor de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/127480-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres 1] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. J.W.H. Peters, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 en 28 mei 2024. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen op de zitting van 27 mei 2024. Op 28 mei 2024 is alleen de raadsman verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens gesloten op 21 juni 2024.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. R. Odink, advocaat kantoorhoudende te Maastricht. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de volgende medeverdachten:
  • [medeverdachte 1] , met parketnummer 03/085368-22 (hierna: [medeverdachte 1] );
  • [medeverdachte 2] , met parketnummer 03/085390-22 (hierna: [medeverdachte 2] );
  • [medeverdachte 3] , met parketnummer 03/120694-22 (hierna: [medeverdachte 3] );
  • [medeverdachte 4] , met parketnummer 03/120699-22 (hierna: [medeverdachte 4] ).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een of meer anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van het medeplegen van de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gewezen op de gedetailleerde, consequente en consistente verklaringen van [slachtoffer 1] . Voorts heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] over de daaropvolgende seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] . Zowel getuigen [naam 3] als [naam 6] hebben verklaard dat het de rol van de verdachte was om vrouwen voor de prostitutie te werven. Ten aanzien van het medeplegen van de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van [slachtoffer 2] , die worden gesteund door de verklaringen van de getuigen [naam 7] , [naam 3] en [naam 6] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Voor zover van belang voert de verdediging aan dat de verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar had gevraagd of zij wist of er ergens drugs te krijgen waren. In reactie op die vraag heeft de verdachte [slachtoffer 1] meegenomen naar de woning waar op dat moment volop drugs aanwezig waren en gebruikt werden. Er is geen enkel bewijs dat de verdachte betrokken was bij een mogelijke uitbuitingssituatie van [slachtoffer 1] . De verklaringen van [slachtoffer 1] dienaangaande vinden geen bevestiging in het dossier.
Met betrekking tot de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] slechts wordt ondersteund door een aantal algemene opmerkingen van getuige [naam 7] . Ook ten aanzien van de verweten seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] wordt het bewijsminimum niet gehaald.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen mensenhandel [slachtoffer 2] [1]
[slachtoffer 2]is driemaal gehoord in het onderzoek naar de verdenking van seksuele uitbuiting door de verdachte. Op 11 maart 2022 heeft er een eerste informatief gesprek mensenhandel met haar plaatsgevonden. Verbalisanten hebben daarover – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [2]
Betrokkene geeft aan dat ze op een vieze manier is gelokt, dit was in januari of februari 2021. Ze woonde op de [adres 2] in Roermond. Ze had problemen thuis en wilde weg. Toen kwam [bijnaam verdachte] , en zij lokte haar mee naar een zwarte man die zichzelf [bijnaam medeverdachte 2] noemt.
[bijnaam verdachte] omschrijft zij als heel mager, kort bruin haar (schouderlengte), een flinke gebruiker en zit ook in de prostitutie.
[bijnaam medeverdachte 2] omschrijft zij als donker en snel agressief.
Het meelokken lukte, omdat betrokkene toen nog heel erg gebruikte. Zij gebruikte toen cocaïne en heroïne en [bijnaam verdachte] beloofde haar drugs en een plek om te slapen, zodat ze niet op straat hoefde te slapen.
Ze was toen bij [bijnaam medeverdachte 2] in een flat op de [straatnaam 1] in Roermond. Er waren daar ook nog anderen, die zaten daar te roken. Ze waren ook in de keuken cocaïne aan het koken.
[bijnaam medeverdachte 2] zei tegen haar: “Je bent mijn kutje. Je mag niet weg. Je moet doen wat ik zeg.” Vervolgens werd ze daar de hele avond opgesloten op de kamer. Er is die avond niks gebeurd, en ze heeft kunnen vluchten. Dat lukte toen [bijnaam medeverdachte 2] wegging om dingen te regelen. Ze heeft toen tegen [bijnaam verdachte] een smoes verzonnen dat ze naar de wc moest, en is toen weg kunnen komen.
Betrokkene geeft aan op veel gebieden zwaar getraumatiseerd te zijn.
[slachtoffer 2]heeft vervolgens onder meer verklaringen afgelegd op 21 maart 2022 en 15 april 2022. [3] De rechtbank geeft hierna diverse onderdelen uit deze verklaringen zakelijk weer. Om dit leesbaar en begrijpelijk te maken, zal de rechtbank de relevante gebeurtenissen chronologisch presenteren. De rechtbank put dus afwisselend uit de verschillende verklaringen en vermeldt daarbij telkens de paginanummers van het procesdossier waar de betreffende passage staat gerelateerd:
U vraagt mij wat er is gebeurd in januari of februari 2021. Ik zat toen bij [naam 9] , [adres 3] , ik woonde op [adres 2] . Daar kwam [bijnaam verdachte] ook over de vloer. Zij heeft ook met [bijnaam medeverdachte 2] te maken. Vorig jaar was ik nog aan het gebruiken. Ik had ruzie met mijn ex, wij waren even uit elkaar en toen kon ik even bij [naam 9] terecht. [bijnaam verdachte] heeft mij gelokt. Ze wilde mij meenemen zodat ik rustig kon slapen in haar woning, zodat ik geen stress had. Wij stapten op de fiets, ik achterop. Toen kwamen we in de woning, ik wist meteen dat het niet haar woning was. [bijnaam medeverdachte 2] kwam naar mij. Hij zei tegen [bijnaam verdachte] , goed gedaan, trots op jou. Tegen mij zei hij: ”Je bent nu mijn kutje, je gaat voor mij werken, doen wat ik zeg, je bent van mij, van niemand anders”. Toen hebben ze mij opgesloten op een kamertje. [bijnaam medeverdachte 2] ging 's avonds weg om drugs te regelen. Ik verzon toen tegen [bijnaam verdachte] dat ik weg moest. Ze deed moeilijk en liet me niet uit de kamer. Toen heb ik verzonnen dat ik naar de wc moest om weg te komen, toen was de voordeur open en ben ik weggegaan. [bijnaam verdachte] liep me achterna om me naar binnen te trekken. Ik liep door en heb hard gepraat in de hoop dat mensen me konden horen. Ze kwam me achterna naar de [straatnaam 2] . Ze heeft [bijnaam medeverdachte 2] gebeld en hij kwam ook naar [straatnaam 2] , met vrienden van hem en auto’s om me mee te nemen weer. (p. 266)
U vraagt wat ik er mee bedoel dat ik door haar ben gelokt. Het ging toen niet zo goed met mij omdat ik verslaafd was. Het zou over een slaapplek gaan. Ze had me meegenomen op de fiets. Ik zou zogenaamd met haar naar haar woning gaan. Toen we daar aankwamen, zag ik dat het niet haar woning was. U vraagt mij waar deze woning was. In Roermond. [bijnaam medeverdachte 2] kwam meteen op haar af en zei tegen [bijnaam verdachte] dat heb je goed gedaan schat. [bijnaam medeverdachte 2] zei tegen mij ‘Je mag nu nergens meer heen. Je mag hier wonen en je bent mijn kutje. Je gaat doen wat ik zeg.’ En toen moest ik meteen mee naar achteren op de kamer. [bijnaam medeverdachte 2] wilde dat ik me uitkleedde. Ik wilde dat niet en toen ging hij mij harder aanpakken. Hij zei ‘je moet het doen, je bent mijn kutje’. [bijnaam medeverdachte 2] deed het knoopje van mijn broek open en toen kwam [naam 7] binnen en toen stopte hij weer en ging hij weg om drugs te gaan halen. U vraagt mij wat er in de woning is gebeurd. Ze lieten mannen komen om meisjes daar te laten werken. We moesten doen wat die mannen wilden. Ik bedoel met werken seks hebben voor geld. Met we bedoel ik onder anderen mezelf, [bijnaam verdachte] en [naam 7] . (p. 270 en 271)
Er was nog een kamer en daar had [bijnaam verdachte] seks met een man. Ze wilden eerst dat ik het deed maar [bijnaam verdachte] zei tegen mij: “Ik doe het nu wel want jij bent net hier’. Ik heb het zelf gezien dat [bijnaam verdachte] seks had met die man. (p. 271)
U vraagt mij wie ik bedoel met [bijnaam medeverdachte 2] . Soms noemen ze [bijnaam medeverdachte 2] ook [bijnaam medeverdachte 2] . Ik ben eerder slachtoffer van mensenhandel geweest. (p. 272)
[naam 7]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [4]
U vraagt mij of ik [verdachte] ken. Ja. Ik ken haar van [naam 10] . Ik weet dat ze [slachtoffer 2] een keer wilden opsluiten op een kamer in de [straatnaam 1] , maar dat heb ik voorkomen. Ik was in de woning van [naam 10] . [verdachte] kwam met [slachtoffer 2] langs. Volgens mij was [bijnaam medeverdachte 2] hier ook bij. Ze smiespelden wat in de slaapkamer. [naam 10] en [verdachte] hielden mij weg van haar. Zij bleven met [slachtoffer 2] in de slaapkamer en sloten zich op. Niet letterlijk opsluiten, maar vasthouden, vastlullen zeg maar. Haar beïnvloeden. [bijnaam medeverdachte 2] was waarschijnlijk ook in de woning.
[naam 3]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [5]
[bijnaam verdachte] [verdachte] is een loopvrouw. Ze heeft connecties met de Antilliaanse jongens. Zij heeft een soort relatie met [bijnaam medeverdachte 2] .
Naar aanleiding van bovenstaande verklaringen is onderzoek gedaan naar de kwetsbaarheid van
[slachtoffer 2]. Uit de informatie uit de politiesystemen komt naar voren dat [slachtoffer 2] staat geregistreerd als kwetsbaar. Verder is uit de BVH mutaties en haar verklaringen naar voren gekomen dat ze drugs gebruikt. Haar vermogen staat onder bewind en ze krijgt 40 euro per week. Verder heeft ze wat inkomsten door te bedelen. [6]
3.3.2
Bewijsoverwegingen mensenhandel [slachtoffer 2]
Identiteit van de verdachte
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte [verdachte] ook ‘ [bijnaam verdachte] ’ wordt genoemd.
Mensenhandel [slachtoffer 2]
Onder feit 1 wordt de verdachte verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 2] . Het verwijt van mensenhandel is in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰, 6⁰ en 9⁰. Het verwijt onder 1⁰ ziet op het werven, vervoeren en huisvesten van mensen met het oogmerk van uitbuiting. Het verwijt onder 4⁰ ziet op het zich beschikbaar laten stellen van mensen voor het verrichten van (in dit geval) seksuele handelingen met derden tegen betaling. Het verwijt onder 6⁰ ziet op het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander en onder 9⁰ gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden.
De vraag of sprake is van uitbuiting is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de feitelijke omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor [slachtoffer 1] meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. [7] Op basis daarvan moet de rechtbank onderzoeken of de feiten in deze zaak de conclusie van uitbuiting rechtvaardigen.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat [slachtoffer 2] een kwetsbare, verslaafde vrouw is, die destijds geen eigen woning had. De verdachte heeft van die kwetsbaarheid misbruik gemaakt door onder de valse belofte haar een veilige slaapplek te kunnen bieden mee te nemen naar een woning en haar aldaar over te dragen aan medeverdachte [bijnaam medeverdachte 2] . De verdachte, naar eigen zeggen zelf al jaren verslaafd en werkzaam in de prostitutie, wist dat dit gepaard zou gaan met seksuele uitbuiting. Door het slachtoffer onder valse voorwendselen mee te lokken en over te dragen aan de medeverdachte is ook het oogmerk van uitbuiting wettig en overtuigend bewezen. Aldus heeft zij zich schuldig gemaakt aan mensenhandel zoals strafbaar gesteld in artikel 273f, lid 1 sub 1⁰ Sr.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van (in dit geval) seksuele handelingen met derden tegen betaling (sub 4⁰), het opzettelijk voordeel trekken daaruit (sub 6⁰) en het bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen (sub 9°). Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer 2] op enig moment de woning uit is gevlucht nog voordat er enige seksuele handeling met een derde heeft kunnen plaatsvinden. De door de verdachte voorgenomen seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] is daardoor nooit tot uitvoering gebracht. Ook heeft [slachtoffer 2] zich niet beschikbaar gesteld voor de prostitutie, zodat hooguit sprake kan zijn van een voorbereiding van of een poging tot mensenhandel. De verdachte zal daarom van deze onderdelen worden vrijgesproken.
3.3.3
Vrijspraak mensenhandel [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij in oktober 2020 een telefoontje heeft ontvangen van de verdachte en dat zij vervolgens samen met de verdachte naar de woning van [naam 10] is gegaan, waarna zij gedurende een aantal maanden seksueel is uitgebuit door [bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2] . Op basis van het dossier kan de rechtbank enkel vaststellen dat [slachtoffer 1] en de verdachte contact hebben gehad en dat zij vervolgens samen naar de woning van [naam 10] zijn gegaan en daar drugs hebben gebruikt. Niet is echter komen vast te staan dat de verdachte daarbij ook het oogmerk van seksuele uitbuiting zou hebben gehad. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 in de gemeente Roermond, door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
- [slachtoffer 2] heeft vervoerd en overgebracht met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°)
hebbende zij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] benaderd om mee naar de woning van [verdachte] te komen om daar te kunnen ontstressen en/of
- die [slachtoffer 2] achterop de fiets vervoerd en/of
- handelingen heeft verricht strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 2] in een gecontroleerde situatie;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1
mensenhandel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden. De officier van justitie heeft bij de formulering van zijn strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit, de daarmee gepaard gaande forse en ernstige schending van de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , alsook met de berekenende manier waarop de verdachte heeft geprofiteerd van hun kwetsbaarheid. De officier van justitie heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS, die uitgaan van een gevangenisstraf tussen de 14 en 30 maanden per slachtoffer. De officier van justitie heeft voorts gewezen op het forse strafblad van de verdachte waarop hoofdzakelijk vermogensdelicten staan. Daarnaast heeft hij melding gemaakt van haar haar ernstige verslaving en haar zware gezondheidsproblemen. Voorts bestaan er ook ten aanzien van de verdachte vermoedens dat ook van haar misbruik is gemaakt. Dit alles heeft haar er echter niet van weerhouden om het onderhavige feit te plegen.
De officier van justitie heeft verder geconstateerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM, maar dat deze voor conto van de verdediging komt.
Ten slotte heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair de integrale vrijspraak van de verdachte bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit om de verdachte geen straf op te leggen, gelet op de afhankelijkheidspositie waarin zij verkeerde. De verdediging heeft daartoe een beroep gedaan op het non-punishment-beginsel, inhoudende dat slachtoffers van mensenhandel niet mogen worden gestraft voor delicten die zij in een periode van uitbuiting onder dwang plegen. Ten slotte heeft de verdediging verzocht om bij oplegging van enige straf of maatregel de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, opdat de verdachte in vrijheid haar intensieve medisch behandeltraject kan ondergaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Zij heeft een kwetsbare vrouw onder valse voorwendselen naar een woning gebracht waar prostitutie werd bedreven met het oogmerk deze vrouw in een uitbuitingssituatie te brengen, waarbij de verdiensten werden ingehouden en drugs werden verstrekt. Hoewel het motief van de verdachte niet boven tafel is gekomen, lijkt dat te zijn gelegen in het onderhouden van haar zware drugsverslaving.
Deze omstandigheden rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Desondanks ziet de rechtbank in de uitzonderlijke situatie van de verdachte reden om daarvan af te wijken.
In de eerste plaats zien de gedragingen van de verdachte, hoe laakbaar ook, op het ‘slechts’ eenmaal op de fiets meelokken van een slachtoffer. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat uit het procesdossier aanwijzingen volgen dat de verdachte niet alleen pleger was, maar ook zelf slachtoffer lijkt te zijn en dat er misbruik is gemaakt van haar kwetsbaarheid. Ook de verdachte is ernstig drugsverslaafd, en zij heeft zelf jarenlang in de prostitutie gewerkt. Dat maakt dat ook de verdachte kwetsbaar is, alhoewel zij dat zelf nauwelijks kan toegeven. De verdachte heeft een pantser van ‘gehardheid’, waardoor zij zich al decennia lang kan handhaven in de wereld van verslaving, criminaliteit en prostitutie. Daarnaast speelt de medische toestand van de verdachte een rol. Zij is volgens het reclasseringsrapport van
17 januari 2024 ongeneeslijk ziek en uitbehandeld. Zij bevindt zich in een intensief zorgtraject en ondervindt ernstige gevolgen van haar medische situatie.
Voormelde omstandigheden maken dat de rechtbank aan de verdachte geen straf of maatregel zal opleggen.
De rechtbank zal ten slotte het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert primair schadevergoeding tot een bedrag van
€ 30.000,-, bestaande uit immateriële schade, onder verwijzing naar uitspraken in de ANWB-Smartengeldgids en naar de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De immateriële schade volgt de facto uit de aard van de normschending jegens de benadeelde partij, bestaande uit haar seksuele uitbuiting gedurende een periode van 1,5 jaar lang. Subsidiair vordert de benadeelde partij toewijzing van een in goede justitie vast te stellen bedrag ten aanzien van de geleden immateriële schade, met niet-ontvankelijk verklaring van het meer of anders gevorderde.
De benadeelde partij heeft verzocht om de vordering hoofdelijk toe te wijzen. De vordering is niet gedifferentieerd, omdat het aan de verdachten in deze zaak is om tot verdeling van de door ieder te dragen schade te komen. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht tot vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 25.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Het geestelijk letsel is niet onderbouwd zijdens de benadeelde partij, maar gelet op de aard van de strafbare feiten kan fysiek en psychisch letsel worden verondersteld. De officier van justitie heeft aansluiting gezocht bij de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, te weten bij categorie 3 (€ 5.000,-) voor zedenfeiten en bij categorie 5 (€ 20.000,-) voor mensenhandel / seksuele uitbuiting. Voor het overige heeft de officier van justitie niet-ontvankelijkverklaring van de vordering geëist.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ter zake het bewezenverklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker en mr. M.H.C. van den Munckhof, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juni 2024.
Buiten staat
mr. B. de Groot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 1 januari 2022 in de gemeente Roermond en/of Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, een of meer anderen te weten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- ( telkens) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- ( telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of haar medeverdachte wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten
van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- ( telkens) heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen verdachte en of haar medeverdachte(n) te bevoordelen uit de opbrengst van haar/hun [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (sub 6°),
zijnde of hebbende zij, verdachte, en/of een of meer van haar medeverdachte(n)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] benaderd of zij ( [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) gemakkelijk geld wilde verdienen en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een woning gelokt om verdovende middelen te gebruiken en/of die [slachtoffer 2] benaderd om mee naar de woning [verdachte] te komen om daar te kunnen ontstressen en/of
- die [slachtoffer 2] achterop de fiets vervoerd met een zodanige snelheid dat die [slachtoffer 2] niet zelfstandig kon afstappen en/of
- een advertentie van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gemaakt en/of geplaatst op een (of meer) sekswebsite(s) en/of
- afspraken met klanten gemaakt en/of klanten geregeld voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde(n) gebracht en/of laten brengen en/of
- de woning van die [slachtoffer 1] overgenomen (en gebruikt als sekswerkplek) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opdracht gegeven en/of onder druk gezet en/of ertoe aangezet en/of gebracht om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie, in elk geval een aantal dagen per week en/of een aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (meermalen) mishandeld en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) (anaal) verkracht en/of
- verdovende middelen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] verstrekt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd:” 'je bent van mij” en/of je doet wat ik zeg, anders gebeurt er iets” en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd: ”Je bent mijn kutje, je mag niet weg, je moet doen wat ik zeg,” en/of
- een mes gedragen en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of
- de GSM van die [slachtoffer 1] vernield en/of
- een pistool getoond aan die [slachtoffer 2] en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of haar medeverdachte(n), althans die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten laten behouden, en/of
- verhinderd dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen beëindigen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een kamer en/of woning op te sluiten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (nooit) alleen te laten en/of (aldus) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een door verdachte en/of haar medeverdachte(n) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar medeverdachte(n) afhankelijke positie;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, proces-verbaalnummer LBRCC21010-266, onderzoek Lampedusa, gesloten d.d. 30 september 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 807.
2.Proces-verbaal informatief gesprek mensenhandel d.d. 15 maart 2022, p. 255 en 256.
3.Processen-verbaal van verhoor aangever d.d. 21 maart 2022 en 15 april 2022, p. 262-275.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] van 30 maart 2022, p. 403 en 405.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 25 november 2021, p. 356.
6.Proces-verbaal van bevindingen van kwetsbaarheid [slachtoffer 2] d.d. 17 mei 2022, p. 297-301.
7.HR 15 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:39