Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
de pot die de ketel verwijt dat hij zwart ziet.
3.Het verzoek en het verweer
van betaling.
4.De beoordeling
ernstigeverwijtbaarheid (net) niet wordt gehaald. Van een doelbewust verzwijgen van zijn nevenwerkzaamheden als advocaat is immers geen sprake en de overige verwijten zijn ook niet van dien aard dat (in onderlinge samenhang bezien) zou moeten worden geoordeeld dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Blijkens de wetsgeschiedenis moet bij ernstige verwijtbaarheid gedacht worden aan een situatie waarbij “(…)de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, waarin de werknemer in strijd met eigen in de praktijk toegepaste en voor de werknemer kenbare gedragsregels van de organisatie van de werkgever, geld leent uit de bedrijfskas en zulks leidt tot een vertrouwensbreuk; waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat; waarin de werknemer veelvuldig en zonder gegronde reden te laat op zijn werk verschijnt, hierdoor de bedrijfsvoering wordt belemmerd en de werkgever de werknemer hier al tevergeefs heeft aangesproken (…). De kantonrechter is van oordeel dat de verwijten aan [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] minder ernstig zijn dan deze door de wetgever geschetste categorie.
ernstigverwijtbaar handelen van [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] . Hieruit volgt dat het verzoek van [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] om de gemeente te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding zal worden toegewezen. Tegen de hoogte van de door hem verzochte vergoeding van € 11.196,41 bruto heeft de gemeente geen afzonderlijk verweer gevoerd. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen. De wettelijke rente die [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] hierover vordert zal worden toegewezen. Niet vanaf de door [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] verzochte datum van opeisbaarheid, maar wel vanaf 1 september 2024 (zie art. 7:686a lid 1 BW).
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde