ECLI:NL:RBLIM:2024:3817

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
ROE 24/1831 en ROE 24/1176
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over handhaving van geluidsnormen en lichthinder door een Medisch Centrum

In deze zaak heeft eiser, wonende aan de [adres] in [plaats], een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf vanwege geluid- en lichthinder van een nabijgelegen Medisch Centrum. Het primaire besluit van 21 juni 2022, waarin het handhavingsverzoek werd afgewezen, leidde tot bezwaar van eiser. Op 9 januari 2024 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, maar de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand gelaten. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 18 april 2024 en een nadere zitting gehouden op 29 mei 2024. Tijdens deze zittingen is gesproken over de geluidsoverlast en de noodzaak van nieuwe geluidsmetingen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft kunnen afzien van handhavend optreden, gezien de eerdere overtredingen van de geluidsnormen. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen, waarbij maatwerkvoorschriften worden opgelegd om de geluidsproductie te beperken. De uitspraak is gedaan op 28 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummers: ROE 24/1831 en ROE 24/1176
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juni 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R.A. Arntz),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Costongs-Muris).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[naam]uit [woonplaats] namens het [naam] .

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek van eiser van 3 juni 2022 over geluid- en lichthinder van het adres [adres] in [plaats] afgewezen. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de afwijzing van het handhavingsverzoek onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (ROE 24/1176) en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ROE 24/1831).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam] van de [naam]
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de voorzieningenrechter de zaak aangehouden in afwachting van een te verrichten nader onderzoek door verweerder en de derde-partij in verband met de door eiser gestelde geluidsoverlast. Ter zitting heeft verweerder toegezegd nieuwe geluidsmetingen uit te voeren en heeft de derde-partij toegezegd nader onderzoek te doen naar mogelijk te nemen maatregelen ter beperking van geluidsoverlast. De voorzieningenrechter is, ter voorbereiding op een nadere zitting, schriftelijk van de resultaten daarvan in kennis gesteld. Eiser heeft daarop gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op een nadere zitting behandeld op 29 mei 2024. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam] van de [naam] Ter zitting is onder meer gesproken over te nemen maatregelen en mogelijke oplossingen om de geluidsoverlast te beperken naar aanleiding van de nieuwe geluidsmetingen van verweerder.
Na afloop van de nadere zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

Overwegingen

Inleiding
1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser woont op het perceel aan de [adres] in [plaats] . Eiser heeft op 3 juni 2022 aan verweerder verzocht om handhavend op te treden vanwege activiteiten die plaatsvinden op het naastgelegen adres aan de [adres] . Op dit adres is een Medisch Centrum met een apotheek gevestigd. In het handhavingsverzoek heeft eiser aangevoerd dat hij lichthinder ondervindt van de belichting en dat bij geluidsoverlast ondervindt van de bevoorrading van de apotheek die ’s nachts plaatsvindt, waarbij het gaat om het openen en sluiten van de toegangspoort, de zijdeur, de autoportieren en laaddeuren, en het verplaatsen van kratten en voertuigbewegingen. Eiser heeft daarom verzocht om handhavend op te treden op grond van het Activiteitenbesluit [1] .
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiser om handhavend op te treden afgewezen. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van zowel het aspect licht als geluid geen sprake is van een overtreding. Verweerder heeft daarvoor verwezen naar voorafgaande uitgevoerde controles, waarbij verweerder geen overtredingen heeft vastgesteld. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en heeft in aanvulling op zijn bezwaar een rapport ingediend van adviesbureau Reubsaet van
17 augustus 2022 ter onderbouwing van de gestelde overtredingen van de normen uit het artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiser nader onderzoek verricht naar de door eiser gestelde geluidsoverlast en lichthinder. Verweerder heeft daarbij, in afwachting van de bezwaarprocedure, opdracht verstrekt aan de [naam] om de gestelde geluidsoverlast en lichthinder nader te onderzoeken. Op 9 december 2022 heeft de [naam] een rapportage opgesteld over in november 2022 uitgevoerde geluid- en lichtmetingen ter plaatse van de woning van eiser. Uit de bevindingen van de [naam] is gebleken dat sprake is van overschrijding van de geluidsnormen en lichthindergrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft verweerder bij brief van 4 januari 2023 een voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom kenbaar gemaakt aan het [naam] . Verweerder heeft daarbij het voornemen kenbaar gemaakt om het [naam] , onder oplegging van een dwangsom van € 500,- per overtreding, te gelasten om de overtredingen te beëindigen door het treffen van maatregelen om piekgeluiden te voorkomen en de lichthinder te beëindigen.
Het bestreden besluit
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de afwijzing van het handhavingsverzoek onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Verweerder heeft naar aanleiding van het advies van de commissie bezwaarschriften, nader gemotiveerd waarom van handhavend optreden wordt afgezien. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de eerder door de [naam] geconstateerde overtredingen gedurende de bezwaarprocedure zijn beëindigd. Verweerder heeft daarbij onder meer gewezen op maatregelen die tijdens de bezwaarprocedure zijn getroffen door de derde-partij om piekgeluiden te voorkomen en de lichthinder te beëindigen. Verweerder heeft zich daarbij ten aanzien van het aspect geluid gebaseerd op een instructie van de derde-partij aan de betreffende leverancier en de toezegging van de leverancier, waaruit blijkt dat de laad- en losactiviteiten (zo veel mogelijk) zullen plaatsvinden zonder de geldende geluidsnormen van het Activiteitenbesluit te overschrijven. Verweerder heeft daarbij ook betrokken dat door eiser sindsdien geen meldingen meer zijn ingediend over geluidshinder. Ten tijde van het bestreden besluit was vanwege de getroffen maatregelen volgens verweerder geen sprake (meer) van een overtreding. Voorts heeft verweerder daarom geen zodanige kans op herhaling aanwezig geacht, dat alsnog handhavend moet worden opgetreden om herhaling daarvan te voorkomen.
Omvang van het geding
5. De voorzieningenrechter beoordeelt, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, of verweerder bij het bestreden besluit van handhavend optreden heeft kunnen afzien.
5.1.
Het aspect licht is tussen partijen niet langer in geschil. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de door hem ervaren overlast met name is gelegen in het aspect geluid en dat eiser voor het aspect licht een nieuw verzoek om handhaving heeft ingediend vanwege een gewijzigde situatie. Het geschil ziet dus op het aspect geluid waarbij is afgezien van handhaving. Eiser voert aan dat verweerder dit bij het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De vraag die voorligt is of verweerder van handhavend optreden heeft kunnen afzien, omdat er geen kans was op herhaling van de overtreding(en) van de geluidsnormen op grond van het Activiteitenbesluit.
Juridisch kader
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat op 1 januari 2024 de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking zijn getreden en het Activiteitenbesluit is ingetrokken. Gelet op artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet moet het geschil over de aanvraag om handhavend op te treden worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
6.1.
Op grond van artikel 2.17, eerste lid van het Activiteitenbesluit mag het maximale geluidsniveau (LAmax) op de gevel van gevoelige gebouwen (zoals een woning) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, tussen 23:00 uur en 07:00 uur maximaal 60 dB(A) bedragen.
Beoordeling
Kon verweerder van handhavend optreden afzien omdat er geen kans was op herhaling van de overtreding(en)?
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eerdere overtredingen van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit hebben plaatsgevonden. De voorzieningenrechter moet - zie onder 5.1 - beoordelen of verweerder bij het bestreden besluit terecht heeft geconcludeerd dat, gelet op de op dat moment geldende feiten en omstandigheden, er geen sprake was van een kans op herhaling van de overtredingen.
7.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder, gelet op de eerder geconstateerde overtredingen van het Activiteitenbesluit, in beginsel de bevoegdheid heeft om handhavend op te treden ter voorkoming van herhaling van een overtreding als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, onderdeel b, van de Awb. Voor toepassing van die bevoegdheid is vereist dat gevaar voor herhaling voor de hand ligt. Het feit dat eerdere overtredingen hebben plaatsgevonden is op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in beginsel voldoende om gevaar voor herhaling aanwezig te achten en om deze bevoegdheid van verweerder aan te nemen. [2]
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd van handhavend optreden heeft afgezien. De gedingstukken en het verhandelde ter zitting geven naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van kans op herhaling van overtreding(en) van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. De voorzieningenrechter motiveert dit oordeel als volgt.
7.3.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit, onder verwijzing naar geluidsmetingen van de [naam] in de periode van 4 tot en met 26 november 2022, gesteld dat de getroffen maatregelen naar aanleiding van het voornemen (om handhavend op te treden) leiden tot een zodanig significante reductie van de piekgeluiden, dat geen sprake meer is van een (te verwachten) overschrijding van de geluidsnormen. Verweerder heeft daarbij enkel verwezen naar de vooraankondiging van verweerder aan het [naam] en naar de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen door de derde-partij om piekgeluiden te voorkomen. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op een instructie van de derde-partij aan de betreffende leverancier en de toezegging van de leverancier, waaruit blijkt dat de laad- en losactiviteiten (zo veel mogelijk) zullen plaatsvinden zonder de geldende geluidsnormen van het Activiteitenbesluit te overschrijden. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan echter niet nader onderzocht of gecontroleerd of aan die maatregelen werd voldaan en of die maatregelen hebben geleid tot voorkoming van de eerder door de [naam] geconstateerde overschrijdingen van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat die geconstateerde overtredingen dateerden van november 2022 en dat het bestreden besluit dateert van 9 januari 2024. Tijdens de metingen in de periode van 4 tot en met 26 november 2022 waren er immers meerdere overschrijdingen van de geluidsnormen geconstateerd bij de laad- en losactiviteiten. Uit de geluidsrapportage van 7 december 2022 blijkt dat gedurende 14 meetmomenten 6 overschrijdingen van meer dan 65 dB(A) zijn geconstateerd als gevolg van piekgeluiden veroorzaakt door laad- en losactiviteiten.
Gelet op het voorgaande kon verweerder ten tijde van het bestreden besluit niet zonder meer aannemen dat er geen kans meer was op herhaling van de eerdere overtredingen, zonder nader onderzoek te doen naar de uitvoering van de getroffen maatregelen en het effect daarvan op de eerder vastgestelde piekgeluiden en overschrijdingen van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluiten. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, is de motivering van het bestreden besluit onvoldoende geweest om aan te nemen dat er ten tijde van het bestreden besluit geen kans was op herhaling van overschrijding van de geluidsnormen. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gemotiveerd van handhavend optreden afgezien. Het beroep is om die reden gegrond en de voorzieningen-rechter vernietigt daarom het bestreden besluit.
De nieuwe geluidsmetingen
8. Verweerder heeft naar aanleiding van het onderzoek ter zitting nieuwe geluidsmetingen laten verrichten in de periode van 24 april tot en met 11 mei 2024. Uit de nieuwe geluidsmetingen is gebleken dat de oorzaak voor geluidsproductie en piekgeluiden ten tijde van de metingen niet (langer) lijkt te zijn gelegen in de laad- en losactiviteiten bij de bevoorrading van de apotheek, zoals dat tijdens de eerdere geluidsmetingen het geval was, maar dat de oorzaak van de piekgeluiden met name is gelegen in de verkeersbewegingen van het aanrijden van voertuigen aan de rechterkant van het perceel, dichtbij het perceel van eiser. Uit de rapportage van de [naam] van 21 mei 2024 blijkt verder dat de geluidsproductie gedurende 14 meetmomenten is gemeten en dat daarbij 1 overschrijding van de geluidsnorm is geconstateerd van 64 dB(A) als gevolg van een piekgeluid tijdens de laad- en losactiviteiten, maar dat de oorzaak daarvan niet te duiden was.
8.1.
Eiser vindt dat het nieuwe geluidsonderzoek onvoldoende representatief is geweest en wijst er daarbij op dat de poort die eerder mede leidde tot piekgeluiden (doordat die gesloten was en aankomende auto’s moesten wachten en daarna opreden) tijdens de leveringen tijdens een deel van de meetperiode niet gesloten is geweest. Hierdoor is volgens eiser enkel in de periode van 24 tot en met 27 april 2024 sprake geweest van een representatieve bedrijfssituatie.
8.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de nieuwe geluidsmetingen wel voldoende representatief zijn en dat de metingen geen aanleiding geven om aan te nemen dat de getroffen maatregelen van de derde-partij voor het beperken van piekgeluiden tijdens de laad-en los activiteiten onvoldoende effect hebben gehad. De piekgeluiden worden volgens verweerder enkel nog veroorzaakt door het motorgeluid tijdens de leveringen en die piekgeluiden blijven onder de geluidsnorm van 60 dB(A).
8.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat met de nieuwe geluidsmetingen nog steeds niet voldoende is onderbouwd dat er geen kans was (en is) op herhaling van overschrijding van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Nu tijdens de nieuwe metingen een andere vorm van piekgeluid is vastgesteld ten opzichte van de eerdere metingen, kan niet gezegd worden dat er hierdoor ten aanzien van de eerder geconstateerde overtredingen met betrekking tot de laad- en losactiviteiten geen kans was op herhaling. Bovendien blijkt uit de geluidsrapportgage van de [naam] van 21 mei 2024 dat ook tijdens de nieuwe geluidsmetingen (nog steeds) 1 overschrijding is geconstateerd tijdens de laad- en losactiviteiten. Weliswaar is de oorzaak van dat piekgeluid tijdens de meting niet vastgesteld, maar hierdoor kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden uitgesloten dat er nog steeds overschrijdingen van de geluidsnormen optreden tijdens de laad- en losactiviteiten. Daarbij is van belang en de voorzieningenrechter volgt het standpunt van eiser op dit punt - zie onder 8.1 - dat er maar ten dele sprake was van een representatieve bedrijfssituatie. Ook met de nieuwe geluidsmetingen acht de voorzieningenrechter daarom nog steeds onvoldoende onderbouwd dat er geen kans was (en is) op herhaling van overschrijding van de geluidsnormen. De voorzieningenrechter ziet hierin daarom geen grond om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit - zie onder 7.3 - in stand te laten.
Het vervolg van de procedure
9. Tijdens de nadere zitting en na bespreking van de nieuwe metingen hebben partijen afspraken gemaakt over het verdere verloop van de procedure en over te nemen maatregelen door de derde-partij om de geluidsproductie gedurende de nachtelijke uren als gevolg van het aanrijden van voertuigen en de laad- en losactiviteiten op het terrein (zo veel mogelijk) te beperken.
9.1.
Partijen hebben besproken dat verweerder, in het geval dat het beroep gegrond wordt verklaard, binnen zes weken na de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser neemt en daarbij maatwerkvoorschriften oplegt aan [naam] om de geluidsproductie als gevolg van het aanrijden in de nachtelijke uren van voertuigen en de laad- en losactiviteiten op het terrein (zo veel mogelijk) te beperken. Nu het beroep gegrond is en het bestreden besluit vernietigd wordt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om overeenkomstig het verhandelde ter zitting verweerder op te dragen om binnen zes weken na deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen en daarin maatwerkvoorschriften aan de derde-partij op te leggen.
9.2.
Over de nadere invulling van de op te leggen maatwerkvoorschriften hebben partijen ter zitting afspraken gemaakt. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om overeenkomstig die afspraken aan verweerder op te dragen om bij de op te leggen maatwerkvoorschriften aan [naam] uit te gaan van de volgende uitgangspunten:
  • het aan- en oprijden van het terrein zal plaatsvinden aan de andere kant (linkerkant) van het perceel, op verdere afstand van het perceel van eiser, en daarvoor zal de toegangspoort, die in de huidige situatie uitsluitend voor het uitrijden wordt gebruikt, door de derde-partij technisch worden aangepast zodat deze poort ook kan worden gebruikt om het terrein op te rijden. De toegangspoort aan de andere kant van het perceel (rechterkant), grenzend aan het perceel van eiser, zal niet meer worden gebruikt om het terrein op te rijden;
  • tijdens het laden en lossen zal de geluidsproductie zo veel mogelijk worden voorkomen en beperkt. Dit zal al dan niet gereguleerd worden door gedragsvoorschriften en/of fysieke maatregelen, bijvoorbeeld door het voorkomen van piepgeluiden bij het achteruit rijden en door het aanbrengen van markeringen op het terrein om de (begrenzing van de) laad- en losplek aan te duiden (witte streep of parkeervak); en
  • tijdens het laden en lossen zal in acht worden genomen dat bij de levering via de linker zijingang niet verder wordt gereden dan noodzakelijk om de bevoorrading en levering op zo ver mogelijke afstand van het perceel van eiser te kunnen laten plaatsvinden.
9.3.
Ter zitting hebben partijen verder afgesproken dat de derde-partij, voordat verweerder de maatwerkvoorschriften met voorgenoemde uitgangspunten aan de derde-partij heeft opgelegd, al zal aanvangen met de uitvoering ervan, zodat de geluidsproductie van het aan- en oprijden en het laden en lossen op het perceel binnen een zo kort mogelijke termijn wordt beperkt.
Conclusie en gevolgen
10. De voorzieningenrechter verklaart het beroep van eiser gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder dient binnen zes weken na deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen met in achtneming van deze uitspraak.
10.1.
Gezien het voorgaande bestaat er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.
10.2.
De voorzieningenrechter stelt de op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.500,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 2 punten voor het verschijnen ter (nadere) zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
10.3.
De voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 374,- (tweemaal € 187,-) vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken na deze
uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen met in achtneming van
deze uitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.500,-;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 374,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Bergmans, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 juni 2024.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
2.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling van 24 juni 2015, AB 2015/254 en 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571.