Totstandkoming van het bestreden besluit
Feiten en omstandigheden last onder dwangsom
1. Een toezichthouder van de gemeente heeft naar aanleiding van een melding op
29 september 2021 een controle op het adres Vleesstraat 54 in Venlo uitgevoerd. De toezichthouder heeft geconstateerd dat er wijzigingen aan de voor- en achtergevel hebben plaatsgevonden. Het betreft het wijzigen van de voorgevel van de begane grond tot en met de derde verdieping en het wijzigen van de achtergevel van de tweede en derde verdieping. Ook hebben er inpandige wijzigingen aan de brandwerende scheidingen plaatsgevonden. Deze wijzigingen zijn uitgevoerd zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning. Verder is geconstateerd dat het pand voor kamerverhuur wordt gebruikt, terwijl eiser niet in het bezit is van een geaccepteerde melding brandveilig gebruik.
2. Gelet op de constateringen van de toezichthouder heeft verweerder bij brief van
22 oktober 2021 medegedeeld voornemens te zijn om een last onder dwangsom op te leggen. De door eiser ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning om de gewijzigde situatie te vergunnen heeft verweerder bij besluit van 1 december 2021 geweigerd.
3. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 7 december 2021 aan eiser een last onder dwangsom opgelegd voor de overtredingen die niet beëindigd zijn. De opgelegde last houdt in dat:
- de illegale verbouwing van de voorgevel en daarmee de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) uiterlijk 1 maart 2022 moet worden beëindigd en beëindigd gehouden. Dit kan worden gedaan door de gewijzigde kozijnindeling van de voorgevel terug te brengen in de laatst vergunde toestand, dat wil zeggen conform de bouwvergunning van
30 juli 1959. Bij het terugbrengen in de laatst vergunde toestand moet kwalitatief materiaal (kunststof, hout of aluminium) en een gepaste kozijndikte worden toegepast. Verweerder heeft aan het niet beëindigen en beëindigd houden van de overtreding een dwangsom van € 2.000,- per week, tot een maximum van € 20.000,- verbonden.
- de overtreding van artikel 1b, derde lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 1.18 van het Bouwbesluit 2012 uiterlijk 1 januari 2022 moet worden beëindigd en beëindigd gehouden door het gebruik van de kamers te staken en gestaakt te houden of een nieuwe melding brandveilig gebruik voorzien van de juiste tekeningen in te dienen. Verweerder heeft aan het niet beëindigen en beëindigd houden van de overtreding een dwangsom van € 1.500,- ineens verbonden.
4. Het tegen de opgelegde last onder dwangsom gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 9 maart 2022 ongegrond verklaard en bij die beslissing heeft verweerder de last onder dwangsom met een wijziging in stand gelaten. Verweerder heeft ten aanzien van de overtreding over de verbouwing van de voorgevel gemotiveerd dat die overtreding ook kan worden beëindigd en beëindigd gehouden door de kozijnindeling te wijzigen overeenkomstig een op aanvraag te verlenen omgevingsvergunning. De daarvoor gestelde begunstigingstermijn is gewijzigd naar zes weken nadat een besluit is genomen op de door eiser ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning. Verder is in het besluit gemotiveerd dat eiser ten aanzien van de overtreding van artikel 1b, derde lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 1.18 van het Bouwbesluit 2012 binnen de begunstigingstermijn aan de last heeft voldaan doordat eiser een nieuwe gebruiksmelding heeft ingediend die wel voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft eiser geen beroep ingesteld. Dat besluit staat in rechte vast.
5. Eiser heeft na de eerdere weigering om een omgevingsvergunning te verlenen weer een aanvraag ingediend. Ook deze aanvraag heeft verweerder, bij besluit van 7 april 2022, geweigerd en deze weigering bij de beslissing op bezwaar van 25 augustus 2022 in stand gelaten. Daartegen heeft eiser beroep bij de rechtbank ingesteld (zaak ROE 22/2182).
Feiten en omstandigheden invorderingsbeschikking
6. Een toezichthouder heeft naar aanleiding van de opgelegde last onder dwangsom een controle bij het pand uitgevoerd. Daarbij is geconstateerd dat de overtreding van de verbouwing van de voorgevel niet is beëindigd, omdat de gevel onveranderd is gebleven ten opzichte van de eerdere controles en dus niet is teruggebracht in de staat zoals vergund op 30 juli 1959. Verweerder heeft dan ook geconcludeerd dat niet aan de last is voldaan en van rechtswege dwangsommen van in totaal € 20.000,- zijn verbeurd gedurende de periode van
26 mei 2022 tot en met 28 juli 2022. Daarbij heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn om een invorderingsbeschikking te nemen.
7. Verweerder heeft vervolgens bij het bestreden besluit besloten tot invordering van dwangsommen ter hoogte van € 20.000,-. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat de eerder geconstateerde overtreding niet is beëindigd en dus niet binnen de begunstigingstermijn aan de last is voldaan. Eiser heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Na behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening op zitting heeft eiser zijn verzoek ingetrokken. Daarna heeft verweerder het tegen de invordering van de verbeurde dwangsommen gemaakte bezwaar bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.