Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juni 2024 in de zaak tussen
[naam] en [naam 2] uit [woonplaats] , verzoekers
de burgemeester van de gemeente Heerlen, de burgemeester
Inleiding
Relevante feiten en omstandigheden
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Partiële sluiting
kondenbestaan, acht de voorzieningenrechter dan ook niet doorslaggevend, net zo min als de omstandigheid dat een partiële sluiting in het verleden al eens heeft plaatsgevonden. Het gaat immers om de huidige feitelijke omstandigheden van het geval. Voor de voorzieningenrechter speelt daarbij ook een rol dat het gelasten van een partiële sluiting zich niet goed zou verhouden tot het feit dat de toegebrachte feitelijke splitsing kennelijk niet legaal is. [3]
gehelewoning (dus zowel [nummer] als [nummer] ) mocht overgaan. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] volgt namelijk dat de sluitingsmaatregel een herstelsanctie is die ziet op de woning als zodanig en de bekendheid van deze woning als drugspand in het drugscircuit en slechts in mindere mate op de bij de drugshandel betrokken personen. Voor de bevoegdheid tot sluiting van de woning is het dan ook niet bepalend of verzoekers, als verhuurder c.q. bewoner (wat betreft [naam] ) en huurder (wat betreft [naam 2] ) van de woning, zelf ook de overtreders zijn. In dat kader heeft de burgemeester terecht meegewogen dat kenbaar optreden tegen drugshandel het noodzakelijk maakt om juist de gehele woning te sluiten, omdat daarvan een betere preventieve werking uitgaat. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter het ook niet aannemelijk acht dat beide verzoekers van niets wisten. De voorzieningenrechter bespreekt dit verder hierna onder de evenredigheid.
Noodsituatie