ECLI:NL:RBLIM:2024:3608

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
10998990 \ CV EXPL 24-1462
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen STICHTING WONEN ZUID en een gedaagde partij, die in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis. De procedure begon met een verstekvonnis op 31 januari 2024, waarin de kantonrechter de huurovereenkomst tussen Wonen Zuid en de gedaagde ontbond en de gedaagde veroordeelde tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De gedaagde heeft in verzet gevorderd om ontheven te worden van de ontbinding en ontruiming, maar erkende de huurachterstand. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024 zijn partijen overeengekomen dat de ontruiming niet ten uitvoer zou worden gelegd als de gedaagde hulp accepteert en haar huurachterstand aflost. De kantonrechter heeft overwogen dat de belangen van de minderjarige kinderen van de gedaagde in aanmerking moeten worden genomen, maar dat dit niet automatisch leidt tot afwijzing van de ontbinding. De kantonrechter heeft uiteindelijk de ontruiming toegestaan, maar een termijn van drie maanden gegeven voor de ontruiming, rekening houdend met de belangen van de minderjarige. De gedaagde is veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10998990 \ CV EXPL 24-1462
Vonnis van de kantonrechter van 19 juni 2024
in de zaak van:
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde Adactio Gerechtsdeurwaarders
tegen:
[gedaagde, eiseres in verzet],
wonend te [woonplaats]
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
gemachtigde mr. R.A. Wijnands,
Partijen zullen hierna Wonen Zuid en [gedaagde, eiseres in verzet] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het navolgende:
  • het door de kantonrechter op 31 januari 2024 tussen Wonen Zuid als eisende partij en Wonen Zuid als gedaagde partij bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 10882444 CV EXPL 24-392,
  • de verzetdagvaarding
  • de beslissing waarin een mondelinge behandeling is bepaald
  • de mondelinge behandeling van 21 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Wonen Zuid heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • de huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde, eiseres in verzet] betreffende de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] zal ontbinden,
  • [gedaagde, eiseres in verzet] zal veroordelen de woning te ontruimen en
  • [gedaagde, eiseres in verzet] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.279,68 aan huurachterstand en € 259,96 aan incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente.
2.2.
Bij verstekvonnis van 31 januari 2024 zijn de vorderingen toegewezen, met veroordeling van [gedaagde, eiseres in verzet] in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde, eiseres in verzet] vordert in het verzet te worden ontheven van de bij verstekvonnis uitgesproken ontbindingen en de veroordeling tot ontruiming en dat deze vorderingen van Wonen Zuid alsnog wordt afgewezen. De hoogte van de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding zijn door haar erkend.
2.4.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat indien [gedaagde, eiseres in verzet] hulp accepteert van CMWW en haar vakantiegeld van mei 2024 aanwendt om de huurachterstand af te lossen en vervolgens een betalingsregeling afspreekt voor het eventuele restant én de lopende huurtermijnen blijft voldoen, Wonen Zuid de ontruiming niet ten uitvoer zal leggen. Door Wonen Zuid is vastgehouden aan de veroordelingen in het verstekvonnis, ook de ontruiming, om een stok achter de deur te hebben als [gedaagde, eiseres in verzet] toch niet deze afspraken nakomt. [gedaagde, eiseres in verzet] heeft zich beroepen op artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en een uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam van 15 december 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:11822).
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de overgelegde processtukken blijkt dat het verzet tijdig is ingesteld, zodat [gedaagde, eiseres in verzet] in zoverre in het verzet kan worden ontvangen.
3.2.
De kantonrechter overweegt dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de huurachterstand € 2.279,68 bedroeg. Dat is een achterstand van meer dan drie maanden en dat is een tekortkoming in de nakoming die in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Dat ontbinding van een huurovereenkomst met zich brengt dat de huurder het gehuurde dient te ontruimen, is een gegeven. Dat [gedaagde, eiseres in verzet] het gehuurde bewoont met een minderjarig (ernstig) ziek kind, maakt dat in beginsel niet anders. Wat betreft het beroep op het bepaalde in artikel 3 IVRK overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van dit artikel moeten de belangen van kinderen een eerste overweging vormen. Dat betekent echter niet dat een huurovereenkomst met een huurder met minderjarige kinderen niet mag worden ontbonden. De ouders van minderjarige kinderen zijn in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook op de eerste plaats op de weg van de ouders zelf om de nadelige effecten van de ontruiming voor hun kinderen zoveel mogelijk te beperken. Er bestaat de mogelijkheid om, indien daarbij hulp nodig is, hulpverlenende instanties in te schakelen. Als niettemin een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat de kinderen op straat komen te staan, kan dat – mede afhankelijk van de overige omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn.
3.3.
Wonen Zuid heeft veel pogingen gedaan om [gedaagde, eiseres in verzet] te weg te wijzen naar hulpverlening en schuldhulpbemiddeling. De kantonrechter heeft op geen enkele manier de indruk gekregen dat het de primaire intentie van Wonen Zuid is om [gedaagde, eiseres in verzet] uit haar woning te zetten. Het is echter wel aan [gedaagde, eiseres in verzet] om hulpverlening te aanvaarden en haar zaken zodanig te regelen dat zij weer aan haar huurbetalingsverplichting voldoet. Dat Wonen Zuid “een stok achter de deur” wil om [gedaagde, eiseres in verzet] gemotiveerd te houden om aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst te blijven voldoen, acht de kantonrechter te billijken. De belangen van [gedaagde, eiseres in verzet] en haar kind wegen dan ook niet zo zwaar dat de gevorderde ontbinding en ontruiming zouden moeten worden afgewezen.
3.4.
Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en de door Wonen Zuid uitgesproken toezegging dat zij niet zal ontruimen als [gedaagde, eiseres in verzet] vanaf nu aan haar verplichtingen voldoet, hulp accepteert en zo snel mogelijk haar achterstand aflost, zal de kantonrechter de gevorderde ontruiming wel toestaan, maar zal zij, rekening houdend met de belangen van de minderjarige, een ontruimingstermijn van drie maanden toekennen voor het geval het wel tot een ontruiming zal komen. De kantonrechter zal het verstekvonnis in zoverre vernietigen en hierover een nieuwe beslissing nemen.
3.5.
Ten tijde van de mondelinge behandeling bedroeg de huurachterstand nog
€ 1.596,00, berekend tot en met mei 2024. [gedaagde, eiseres in verzet] heeft op de mondelinge behandeling laten zien dat zij die ochtend ook nog een betaling van € 400,00 had gedaan. Dat doet niet af aan het feit dat het in het verstekvonnis toegewezen bedrag wel juist was op dat moment. Het vonnis wordt dan ook verder bekrachtigd. Betalingen die daarna zijn gedaan, zullen op de voet van het bepaalde in 6:43 en 6:44 BW op het daarin toegewezen bedrag in mindering strekken.
3.6.
[gedaagde, eiseres in verzet] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van Wonen Zuid begroot op € 238,00 aan salaris voor de gemachtigde van Wonen Zuid

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
vernietigt het door de kantonrechter op 31 januari 2024 onder zaaknummer 10882444 CV EXPL 24-392 gewezen verstekvonnis,
alleen wat betreft de onder 3.2 bepaalde ontruimingstermijn van 2 wekenen stelt deze termijn op
3 maandenna betekening van het vonnis,
en verder beslissend :
4.2.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige,
4.3.
voegt daaraan toe dat zij verstaat dat Wonen Zuid de ontruiming niet ten uitvoer zal leggen indien:
  • [gedaagde, eiseres in verzet] hulp accepteert van CMWW en
  • haar vakantiegeld van mei 2024 aanwendt om de huurachterstand af te lossen en
  • vervolgens een betalingsregeling afspreekt en nakomt voor de eventuele restantschuld aan Wonen Zuid en
  • de lopende huurtermijnen blijft voldoen,
4.4.
veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Wonen Zuid tot op heden begroot op € 238,00 voor gemachtigdensalaris,
4.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken.