ECLI:NL:RBLIM:2024:3360

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
C/03/330204 KG ZA 24-134
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot meewerken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning in kort geding

In deze zaak, die op 13 juni 2024 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde de vrouw, eiseres, dat de man, gedaagde, zou meewerken aan de verkoop van hun voormalige echtelijke woning. Partijen zijn ex-echtelieden en hebben samen twee minderjarige kinderen. De woning is gezamenlijk eigendom en er rust een hypotheek op. De rechtbank had eerder in een echtscheidingsbeschikking bepaald dat de man het recht had om in de woning te blijven wonen tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, maar de vrouw stelde dat de man niet had voldaan aan zijn verplichtingen om de woning over te nemen binnen de gestelde termijn. De vrouw voerde aan dat zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk was voor de hypotheeklasten, terwijl de man deze niet meer betaalde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering en dat de man niet in staat was gebleken om de woning over te nemen. De rechtbank besloot dat de woning verkocht moest worden aan een derde en dat de man zijn medewerking moest verlenen aan de verkoop. De man werd veroordeeld om binnen twee dagen de opdracht tot verkoop te ondertekenen en zijn medewerking te verlenen aan de bezichtigingen en het notariële transport. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de man niet aan de veroordelingen voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/330204 / KG ZA 24-134
Vonnis in kort geding van 13 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres in Nederland,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.J. Ottens te Noordwijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9,
- de brief van 23 mei 2024 van de zijde van de vrouw met de producties 10 en 11,
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn ex-echtelieden en hebben twee minderjarige kinderen.
2.2.
De woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: “de woning”) is gezamenlijk eigendom van partijen. Op deze woning rust een door partijen gezamenlijk afgesloten hypotheek.
2.3.
Bij beschikking van 6 december 2023 (hierna: “de echtscheidingsbeschikking”) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 15 februari 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank inzake de verdeling van de woning als volgt beslist:
(…)
4. De beslissing
De rechtbank:
(…)
4.4.
bepaalt dat de man tegenover de vrouw het recht heeft om in de woning aan het adres [adres] [woonplaats] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te
blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in
de registers van de burgerlijke stand of zoveel eerder als de woning aan de man of een derde
wordt toegedeeld, als hij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
(…)
4.6.
stelt (de wijze van) de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als
volgt vast:

de woning wordt aan de man toegedeeld tegen de door [naam makelaar] in [vestigingsplaats]
vast te stellen prijs onder de volgende voorwaarden:
* de man is in staat de overname van de woning binnen drie maanden na heden te
realiseren onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te
voldoen de hypothecaire geldlening bij de ABN Amro bank aangegaan met
leningnummers [leningnummer 1] , [leningnummer 2] en [leningnummer 3] , waarbij de
vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor wat betreft deze
hypothecaire geldlening;
* de man dient de helft van de overwaarde (de door [naam makelaar] vast te stellen
prijs minus de hypothecaire schuld per datum notariële afwikkeling) uiterlijk bij de
notariële afwikkeling aan de vrouw te voldoen;
* de (notaris)kosten komen voor rekening van de man;

voor het geval de man er niet in slaagt om de woning binnen de aan hem gegunde termijn aan zich toegedeeld te krijgen, bepaalt de rechtbank als volgt:
* de woning wordt te koop gezet bij [naam makelaar] ;
* partijen dienen hun medewerking te geven aan het maken van foto’s van de woning en
wel binnen twee weken na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar;
* partijen dienen hun medewerking te verlenen aan het in de woning toelaten van de
makelaar en eventuele kopers voor bezichtiging;
* partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met
degene die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen,
gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best
mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een
aanbod de best mogelijke prijs is, dan al de makelaar die naar beste weten en kunnen
bindend bepalen;
* beide partijen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan het tekenen van de
koopovereenkomst en aan het notariële transport van de woning aan de koper;
* iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar en de overige kosten
voor de verkoop en levering van de woning te dragen;
* de hypotheekschuld zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
* op de verkoopopbrengst strekt in mindering de alsdan resterende hypotheekschuld en
hetgeen resteert wordt bij helfte verdeeld;
(…)
2.5.
Conform de echtscheidingsbeschikking is de woning op 28 december 2023 getaxeerd door [naam makelaar] te [vestigingsplaats] . De woning is getaxeerd tegen een waarde van € 220.000,-.
2.6.
Er is een achterstand in de betaling van de hypotheek ontstaan vanaf (in ieder geval) februari 2024.
2.7.
De man woont momenteel nog steeds in de woning.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de man veroordeelt om:
binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis in kort geding de opdracht tot verkoop van de woning bij [naam makelaar] te [vestigingsplaats] te ondertekenen, bij gebreke waarvan dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van de man onder de overeenkomst tot opdrachtverlening,
zijn medewerking te geven aan het maken van foto’s van de woning en wel binnen twee weken na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar,
zijn medewerking te verlenen aan het in de woning toelaten van de makelaar en eventuele kopers voor bezichtiging, binnen één dag na een daartoe gedaan verzoek van de makelaar,
binnen een door de makelaar te bepalen termijn van maximaal één dag in te stemmen met een bod van een koper conform de onderstaande regeling:
Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voorzover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de beste mogelijke prijs is, dan zal de makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen,
5. binnen twee dagen na ontvangst zijn medewerking te verlenen aan het tekenen van de verkoopovereenkomst bij gebreke waarvan dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van de man onder de verkoopovereenkomst,
6. zijn medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper, bij gebreke waarvan dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van de man onder de notariële leveringsakte,
7. uiterlijk een week voor de levering van het pand aan de [adres] te [woonplaats] aan de koper(s) en indien eerder uiterlijk 15 augustus 2024 het pand aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van de vrouw zijn, met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het aders behoort en het pand in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van de vrouw te stellen.
Ten aanzien van de vorderingen punten 2, 3 en 7 zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding en ten aanzien van punt 7 per dag met een maximum van € 20.000,- indien de man in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan haar vordering legt de vrouw, samengevat, het volgende ten grondslag. De man moet meewerken aan de verdeling van de echtelijke woning, zoals die is bevolen in de echtscheidingsbeschikking. Omdat de man er niet in is geslaagd binnen 3 maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking de overname van de woning te regelen, heeft de vrouw recht op verkoop van de woning aan een derde. De man weigert hieraan mee te werken, aldus de vrouw.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang
4.1.
De vrouw heeft naar oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat haar vordering spoedeisend is. Zij heeft daartoe onder meer gesteld dat zij nog altijd hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire verplichtingen, terwijl haar uit berichten van de bank is gebleken dat de man de maandelijkse lasten uit hoofde van de lening niet meer voldoet. Daarnaast heeft de vrouw gesteld dat zij geen nieuwe start kan maken zolang zij niet over haar aandeel in de overwaarde van de woning kan beschikken.
Geen toedeling aan de man
4.2.
Als vaststaand neemt de voorzieningenrechter aan dat de termijn van drie maanden, zoals deze is genoemd in rov. 4.6. van de echtscheidingsbeschikking, is verstreken en dat de man de overname van de woning niet heeft gerealiseerd binnen deze termijn. De man heeft dit ter zitting ook erkend. Volgens de vrouw is de financiële situatie van de man slecht en kan hij de woning niet overnemen. De man betaalt volgens de vrouw de hypotheek niet meer sinds december, terwijl hij dat op grond van de echtscheidingsbeschikking wel zou moeten doen. Hij zou volgens haar inmiddels zelfs een BKR-registratie hebben. De vrouw heeft daarnaast onbetwist gesteld dat de man een belastingschuld heeft. De Belastingdienst heeft volgens haar loonbeslag gelegd op het inkomen van de man.
4.3.
De man voert aan dat hij wel degelijk in staat is om de woning over te nemen. Hij erkent dat hij de hypotheek vanaf februari 2024 niet heeft betaald, maar de oorzaak hiervan was er volgens hem in gelegen dat beslag op zijn rekening was gelegd door de vrouw. Daardoor konden de maandelijkse hypotheektermijnen niet van zijn rekening worden afgeschreven en was hij tevens niet in staat om de overname van de woning te realiseren, aldus de man. Volgens de man had de vrouw beslag laten leggen op zijn rekening, omdat hij de kinderalimentatie niet meer betaalde.
4.4.
De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van de man aldus dat hem alsnog de gelegenheid moet worden geboden om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen, nu hij door toedoen van de vrouw een achterstand in termijnbetalingen heeft opgelopen en daardoor niet in staat was om de financiering over te nemen. Dit verweer zal worden verworpen, waartoe als volgt wordt overwogen.
4.5.
De man heeft gesteld dat hij de woning kan overnemen, maar dit blijkt nergens uit. Hij heeft die stelling niet met feiten en producties onderbouwd. Vast is komen te staan dat de man in ieder geval vanaf februari 2024 de hypotheek niet meer heeft betaald en dat beslag op zijn rekening is gelegd. Daarbij kan in het midden blijven wie beslag heeft gelegd, omdat het beslag voor rekening en risico van de man zelf komt. Dat de man een belastingschuld heeft is ter zitting overigens niet door hem betwist.
4.6.
Verder heeft de man aangevoerd dat de vrouw in 2021 mondeling heeft verklaard afstand te zullen doen van alles, behalve van de kinderen. De man stelt zich om die reden op het standpunt dat hij recht zou hebben op de woning. Hij stelt te beschikken over een opname van dit gesprek. De vrouw heeft deze toezegging betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze stelling van de man niet van belang is, omdat de vermeende toezeggingen van de vrouw dateren van vóór de echtscheidingsbeschikking. De echtscheidingsbeschikking is in dit geval leidend.
4.7.
Nu er geen grond is om de man in de gelegenheid te stellen om de woning alsnog over te nemen, is op grond van de echtscheidingsbeschikking de volgende stap in beginsel de verkoop van de woning aan een derde. Dit zal hierna worden beoordeeld. Ter zitting is door mr. Ottens wel toegezegd dat de vrouw medewerking zal verlenen aan de overname van de woning door de man, indien de man alsnog in staat is om de woning over te nemen als de woning op dat moment nog niet verkocht is aan een derde.
Verkoop woning aan derde
4.8.
In rov. 4.2. is geoordeeld dat de termijn voor het realiseren van de overname van de woning door de man is verstreken. De voorzieningenrechter ziet geen reden om de verkoop van de woning uit te stellen en is van oordeel dat het verkoopproces van de woning dient te worden opgestart, op de wijze zoals in de echtscheidingsbeschikking is bepaald. Uit de uitlatingen van de man ter zitting is gebleken dat de woning belangrijk voor hem is. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het onvoldoende aannemelijk dat de man vrijwillig zijn medewerking zal verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde. Hierin ziet de voorzieningenrechter reden om te bepalen dat dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW bij gebreke aan tijdige medewerking van de man in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van de man onder de overeenkomst tot opdracht, de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte. Dit betekent dat de vorderingen onder 1. tot en met 6. zullen worden toegewezen.
Tijdelijk verblijf in de woning
4.9.
In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man tot 6 maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking het recht heeft om in de woning te verblijven (zie rov. 2.4.). Gelet op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking betekent dit dat de man tot 15 augustus 2024 in de woning mag verblijven. De voorzieningenrechter begrijpt verder uit nummer 4.4. van het dictum van de echtscheidingsbeschikking dat de man de woning eerder dient te verlaten indien de woning binnen de voornoemde periode van zes maanden aan een derde wordt verkocht. Weliswaar is beslist dat de man de woning eerder dient te verlaten als de woning aan een derde wordt “toegedeeld”, maar uit de motivering in de beschikking (zie nummer 3.61) volgt dat met “toedeling” mede de levering op grond van verkoop is bedoeld. Deze uitleg van het dictum is ter zitting tevens door mr. Ottens bepleit (die stelt dat dit ook zo ter zitting is gezegd door de rechter die de echtscheidingsbeschikking heeft gegeven) en niet door de man betwist. De vordering onder 7. zal dan ook worden toegewezen.
Dwangsom
4.10.
Omdat de man niet heeft toegezegd de woning vrijwillig te zullen verlaten en hij ter zitting heeft toegelicht dat hij veel waarde hecht aan de woning, acht de voorzieningenrechter een dwangsom een gepaste prikkel voor de man om aan de veroordelingen te zullen voldoen. Aan de drie na te noemen veroordelingen zullen om die reden dwangsommen worden gekoppeld. Indien de man zich houdt aan de hierna uit te spreken veroordelingen zal hij geen dwangsommen verbeuren.
Proceskosten
4.11.
Aangezien partijen voormalige echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
De vrouw heeft ook gevorderd dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Gelet op het belang van de vrouw dat de verkoop van de woning zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden, zal de voorzieningenrechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de opdracht tot verkoop van de woning bij [naam makelaar] te [vestigingsplaats] te ondertekenen, bij gebreke waarvan dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van de man onder de overeenkomst tot opdrachtverlening,
5.2.
veroordeelt de man om zijn medewerking te geven aan het maken van foto’s van de woning en wel binnen twee weken na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar,
5.3.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan het in de woning toelaten van de makelaar en eventuele kopers voor bezichtiging, binnen één dag na een daartoe gedaan verzoek van de makelaar,
5.4.
veroordeelt de man om binnen een door de makelaar te bepalen termijn van maximaal één dag in te stemmen met een bod van een koper conform de onderstaande regeling:
Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voorzover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen,
5.5.
veroordeelt de man om binnen twee dagen na ontvangst ervan zijn medewerking te verlenen aan het tekenen van de verkoopovereenkomst bij gebreke waarvan dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van de man onder de verkoopovereenkomst,
5.6.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper op een door de notaris te bepalen datum voor dat transport, bij gebreke waarvan dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van gedaagde onder de notariële leveringsakte,
5.7.
bepaalt dat de man uiterlijk een week voor de levering van het pand aan de [adres] te [woonplaats] aan de koper(s) en indien eerder uiterlijk 15 augustus 2024 het pand aan de [adres] te [woonplaats] dient te verlaten en te ontruimen met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van de vrouw zijn, met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het adres behoort en het pand in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van de vrouw te stellen,
5.8.
bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 500,00 per overtreding van één van voormelde veroordelingen in rov. 5.2. of 5.3. en per dag ten aanzien van voormelde veroordeling in rov. 5.7., met een maximum aan eventueel te verbeuren dwangsommen van in totaal € 20.000,00,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.
DS