ECLI:NL:RBLIM:2024:3248

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
ROE 24/2813
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van artikel 13b Opiumwet na aantreffen grote hoeveelheid hennep

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker, huurder van een woning, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen, die op basis van artikel 13b van de Opiumwet had besloten de woning voor drie maanden te sluiten. Dit besluit volgde op de ontdekking van bijna 125 kilo hennep in de woning, wat de burgemeester deed concluderen dat de woning een rol vervulde in de drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, waaronder zijn psychische problemen en de impact op zijn gezinssituatie. De voorzieningenrechter benadrukt dat de grote hoeveelheid aangetroffen hennep en de context van drugshandel in de wijk zwaarwegende redenen zijn voor de sluiting. De verzoeker had niet voldoende onderbouwd dat de sluiting van de woning onevenredig zou zijn in verhouding tot het algemeen belang van het handhaven van de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2813

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, de burgemeester

(gemachtigde: P.M. Hellenbrand).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 16 april 2024 (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die er toe strekt dat hij de woning aan de [adres] in [plaats] moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft laten weten te wachten met het sluiten van de woning totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Relevante feiten en omstandigheden
2. Verzoeker is huurder van de woning aan [adres] in [plaats] . Verzoeker huurt deze woning van [bedrijf] .
2.1.
Op 10 januari 2024 is verzoeker, samen met een ander persoon, aangehouden nadat hij uit een auto was gestapt. In deze auto is 1,87 kilogram gedroogde hennep, 102 gram ketamine, een mobiele telefoon, ongebruikte ponypacks en een busje pepperspray aangetroffen. Verzoeker had bij zijn aanhouding een bedrag van € 1.230,- aan contanten bij zich. Naar aanleiding van deze aanhouding heeft de politie diezelfde avond de woning van verzoeker doorzocht.
2.2.
Uit de bestuurlijke rapportage van 18 maart 2024 volgt dat de verbalisanten tijdens de doorzoeking van de woning van verzoeker de volgende goederen hebben aangetroffen:
-gripzakken (al dan niet gevuld met henneptoppen en hennepgruis)
-strijkzakken (al dan niet gevuld met henneptoppen en hennepgruis)
-grote tassen/zakken/dozen (al dan niet gevuld met henneptoppen en hennepgruis)
-een droognet met hennepresten.
In totaal is in de woning van verzoeker een hoeveelheid van 124,92 kilogram aan henneptoppen en hennepgruis aangetroffen.
Standpunt burgemeester
3. De burgemeester heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de omstandigheden dat in de woning een enorme hoeveelheid verdovende middelen en druggerelateerde attributen zijn aangetroffen, verzoeker een contant geldbedrag van
€ 1.230,- bij zich droeg tijdens de aanhouding en dat verzoeker is aangehouden op verdenking van handel in verdovende middelen, maken dat de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de woning, bestemd waren voor de handel. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij bevoegd was om de woning te sluiten, het noodzakelijk was om de woning te sluiten en dat het besluit om de woning te sluiten evenredig is. De burgemeester heeft de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang gelezen met het Damoclesbeleid Sittard-Geleen 2023.
Standpunt verzoeker
4. Verzoeker is het hier niet mee eens en voert -samengevat weergegeven- het volgende aan. Volgens verzoeker ontbreekt de bevoegdheid voor het sluiten van de woning. Hetgeen is aangetroffen in de woning is niet getest, het staat daarom niet vast dat het hennep(resten) betreft. Hennepgruis en henneptoppen staan niet op lijst II van de Opiumwet. Daarnaast voert verzoeker aan dat sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Het geld dat tijdens de aanhouding is gevonden, niet van hem is maar van de bestuurder van de auto. Er is geen loop naar de woning en er zijn geen meldingen van overlast geweest. Hij heeft de aangetroffen goederen enkel bewaard voor iemand in ruil voor betaling. De beslissing van de burgemeester is niet proportioneel en voldoet niet aan het subsidiariteitsbeginsel. Verzoeker is een kwetsbaar persoon, hij heeft een ernstige vorm van ADHD, hij staat onder bewind en heeft zijn leven net weer een beetje op de rit. Dit wordt bevestigd in een brief van zijn psycholoog van 27 mei 2024. Verzoeker is met ingang van oktober 2023 in behandeling bij de psycholoog, eerst vrijwillig, vanaf februari 2024 is dit omgezet naar een justitieel kader. De verhuurder van verzoeker heeft al gerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, op deze manier komt verzoeker op een zwarte lijst. Wanneer het verzoek tot een voorlopige voorziening niet zal worden toegewezen en de woning feitelijk gesloten wordt, zal de verhuurder van verzoeker overgaan tot een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Ten slotte stelt verzoeker dat hij een bijzondere band heeft met de woning, nu hij daar zijn vierjarige dochter kan ontvangen en hij daar een aparte slaapkamer voor haar heeft.
Spoedeisend belang
5. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, en hetgeen hierover door verzoeker is aangevoerd, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat zij over tot inhoudelijke behandeling van het bestreden besluit.
Toetsingskader
6. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten als – voor zover hier van belang – daarin een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
6.1.
Ter uitvoering van deze bevoegdheid heeft de burgemeester het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen 2023” (Damoclesbeleid) vastgesteld. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning.
6.2.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter het toetsingskader in acht zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat in de uitspraak van 28 augustus 2019 [1] (hierna: de overzichtsuitspraak) uiteen heeft gezet. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient dan beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van de woning noodzakelijk is, dan moet de sluiting ook nog evenredig te zijn.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
7. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 22 juni 2022 [2] heeft overwogen, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen: voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs, of vijf (hennep)planten (het criterium van het openbaar ministerie voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen.
7.1.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat hennep in lijst II van de Opiumwet wordt omschreven als ‘elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep) waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.’ Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het op dit moment voldoende aannemelijk dat wat in het huis van verzoeker is aangetroffen, henneptoppen en hennepgruis, hier ook onder valt. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de aangetroffen goederen door de verbalisanten ambtshalve werden herkend als hennep. De burgemeester mag daarbij uitgaan van de op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage. Daarnaast heeft de burgemeester in het verweerschrift aangegeven dat hij naar aanleiding van het bezwaarschrift en het verzoek nog contact heeft gehad met de verbalisanten over welk onderzoek plaats heeft gevonden op basis waarvan de politie zeker weet dat het hennep betreft. Daarop is op 6 mei 2024 de volgende reactie gekomen: ‘
Er is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt waarin is verwoord dat alles gewogen is. Tevens staat daarin vermeld dat de collega’s zagen en roken aan de geur, kleur en samenstelling dat alles hennep betrof. Middels een indicatieve MMC-test hennep, testte een monstername positief op hennep/THC.’ Dit afzonderlijke proces-verbaal is vooralsnog niet overlegd door de burgemeester. Ter zitting is besproken dat de burgemeester dit afzonderlijke proces-verbaal alsnog bij de besluitvorming kan betrekken. De voorzieningenrechter heeft op dit moment geen twijfel dat het aanvullende proces-verbaal bestaat of dat hetgeen is aangetroffen in woning van verzoeker hennep betreft. De voorzieningenrechter betrekt daarbij ook dat verzoeker, zowel tijdens de aanhouding als ter zitting, zelf heeft verklaard dat er verdovende middelen bij hem in de woning liggen/lagen.
7.2.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de aangetroffen hoeveelheid henneptoppen en hennepgruis (bijna 125 kilo) de grens van 5 gram softdrugs fors overschrijdt. Het gaat om 24.984 keer de gebruikershoeveelheid hennep met een straatwaarde van ruim € 500.000,-. Door de grote hoeveelheid aangetroffen hennep is het aannemelijk dat deze (geheel of gedeeltelijk) bestemd was voor de handel (verkoop, aflevering of verstrekking). Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij de hennep in zijn woning heeft bewaard voor iemand anders tegen betaling van € 300,-.
7.3.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat hetgeen is aangetroffen in de woning van verzoeker hennep is en is bestemd voor de handel. De burgemeester was dan ook bevoegd om de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [3] Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
8.1.
De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat het aantreffen van de drugs in de auto, het geldbedrag in contanten en de eigen verklaring van verzoeker tijdens de voorgeleiding ‘dat er bij hem thuis een grote hoeveelheid verdovende middelen zou liggen’, enkel aanleiding zijn geweest voor de doorzoeking van de woning en niet hebben meegewogen in de beoordeling of de sluiting van de woning noodzakelijk is. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet gebleken is van ‘loop’ naar de woning. Er zijn ook geen meldingen of verklaringen die duiden op drugshandel vanuit de woning. Toch geeft dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de doorslag. Vast staat namelijk ook dat een flinke handelshoeveelheid hennep (bijna 125 kilo) is aangetroffen in de woning met een straatwaarde van meer dan € 500.000,-. Gezien die grote hoeveelheid die is aangetroffen in de woning van verzoeker heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat hier sprake is van een ernstig geval en dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. De voorzieningenrechter betrekt daarbij ook de eigen verklaring van verzoeker (tijdens de voorgeleiding en nogmaals ter zitting) dat hij vreest voor represailles vanuit het criminele circuit.
8.2.
De burgemeester heeft daarnaast toegelicht dat de woning ligt in de voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk [naam] en dat de gemeente Sittard-Geleen wordt geconfronteerd met drugstoerisme uit het buitenland. De woning ligt op korte afstand van de Belgische en Duitse grens en er zijn in die wijk sinds 2018 al 5 bestuurlijke rapportages over overtredingen van de Opiumwet ontvangen. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt [4] . Daarmee heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter de kwetsbaarheid van de wijk [naam] voor drugsproblematiek voldoende gemotiveerd.
8.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester aannemelijk heeft kunnen vinden dat de woning een rol vervulde in het criminele circuit en in de handel, in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. De burgemeester kon de sluiting van de woning voor drie maanden dan ook noodzakelijk vinden in het algemeen belang en daarbij zwaar gewicht toekennen aan de grote hoeveelheid hennep die is gevonden.
Is de sluiting van de woning evenredig?
9. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenredig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoeker. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid aan de zijde van verzoeker, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [5]
9.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan het sluiten van de woning inherent is dat verzoeker tijdelijk de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om van sluiting af te zien. Daarbij heeft de burgemeester kunnen en mogen meewegen dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt van de aanwezigheid van de hennep in de woning, omdat hij als huurder van de woning verantwoordelijk is voor wat zich in de woning afspeelt. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij er voor Kerst 2023 bewust voor heeft gekozen om de hennep in zijn huis te bewaren voor anderen, tegen betaling van € 300,-. Daarvan kan verzoeker een persoonlijk verwijt worden gemaakt.
9.2.
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker zijn gestelde medische situatie (ernstige vorm van ADHD en psychische problemen) niet heeft onderbouwd met medische stukken en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij om medische redenen een binding heeft met de woning. Verzoeker heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij een ernstige vorm van ADHD heeft. Verzoeker heeft wel een brief overgelegd van zijn psycholoog. In die brief van 27 mei 2024 stelt zijn psycholoog dat verzoeker bij het verliezen van zijn woning de reeds opgebouwde stabiliteit weer zal verliezen. Wanneer de woning gesloten zal worden, is er een verhoogd risico op terugval in oude patronen, waaronder delict gedrag. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker graag in zijn vertrouwde omgeving wil blijven en dat dit wenselijk is in het kader van de behandeling door de psycholoog, heeft verzoeker niet onderbouwd dat het voor hem niet mogelijk is om tijdelijk ergens anders te verblijven (en daar de benodigde hulp te ontvangen). Verzoeker heeft ook niet onderbouwd dat hij geen tijdelijke vervangende woonruimte kan vinden: zijn verklaring dat het nog niet gelukt is en dat hij geen dubbele huur kan betalen, is daarvoor niet genoeg. Het is in eerste instantie zijn eigen verantwoordelijkheid daarvoor te zorgen, en daar heeft hij voldoende de tijd voor gehad (het voornemen is van 21 maart 2024 en het primaire besluit van 16 april 2024). Hij heeft echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij dat al (maar zonder resultaat) heeft geprobeerd. Dat verzoeker onder bewind staat maakt ook niet dat hij niet tijdelijk ergens anders kan verblijven. Uit de brief van de psycholoog blijkt juist dat verzoeker een steunkader heeft ( [naam] , reclassering). De voorzieningenrechter is daarnaast van oordeel dat verzoeker zijn vierjarige dochter ook in een andere woning zou kunnen ontvangen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit alleen in déze woning zou kunnen. De burgemeester heeft in zijn afweging rekening gehouden met de te verwachten gevolgen van de sluiting van de woning. Ter zitting heeft de burgemeester verzoeker gewezen op de mogelijkheid om contact op te nemen met [naam] (PIW) als het niet zou lukken om zelf andere woonruimte te vinden.
9.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker gesteld dat de woningbouwvereniging bij een feitelijke sluiting van de woning altijd overgaat tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, waardoor bij een woningsluiting van een sociale huurwoning vervangende woonruimte moet worden gezocht en de voormalig huurder (verzoeker) op een zwarte lijst van de woningbouwvereniging komt te staan. Hierdoor zou verzoeker gedurende een bepaalde tijd niet in aanmerking voor een andere sociale huurwoning. In het geval van verzoeker is [naam] echter al een procedure gestart tot
gerechtelijkeontbinding van de huurovereenkomst. De dagvaarding is van 11 april 2024. Ook als de woning niet wordt gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet zal de verhuurder derhalve op ontbinding van de huurovereenkomst aansturen. Ter zitting is namens verzoeker gesteld dat hij “nog moet zien” dat de kantonrechter tot die ontbinding zal overgaan wanneer de woning niet wordt gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Die enkele stelling acht de voorzieningenrechter onvoldoende voor het oordeel dat 1) de huurovereenkomst waarschijnlijk niet zal worden ontbonden door de kantonrechter of 2) die ontbinding van de huurovereenkomst een gevolg zal zijn van de sluiting van de woning. Sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet kan in geval van verzoeker mogelijk wel op kortere termijn al leiden tot (buitengerechtelijke) ontbinding van de huurovereenkomst. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter wél een te verwachten direct gevolg van een sluiting van de woning dat bij de evenredigheidsbeoordeling moet worden betrokken.
9.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel, de hiervoor in rechtsoverweging 9.1, 9.2 en 9.3 genoemde omstandigheden afwegend, dat de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de negatieve gevolgen van de sluiting van de woning voor verzoeker niet opwegen tegen het algemene belang dat noopt tot sluiting van de woning voor drie maanden. Dat de verhuurder verzoeker voor een bepaalde periode niet opnieuw in aanmerking brengt voor een sociale huurwoning, leidt onder de hiervoor genoemde omstandigheden niet tot het oordeel dat de sluiting onevenwichtig is. [6]

Conclusie en gevolgen

10. Dit alles brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de burgemeester in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De verwachting is dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning, een week na de dag van deze uitspraak, mag sluiten voor de duur van drie maanden.
10. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. Jacobs-van Wijlick, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 11 juni 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3594.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472.