ECLI:NL:RBLIM:2024:315

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
03/071379-21 + 03/256406-23 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor autodiefstallen, drugshandel en deelname aan criminele organisatie

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte], geboren in 2001, die werd beschuldigd van autodiefstallen, voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 72 maanden en een geldboete van € 50.000. De zaak omvatte twee parketnummers: 03/071379-21 en 03/256406-23. De rechtbank verwierp verweren van de verdediging, waaronder die over de rechtmatigheid van Encrochat-berichten en de nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte wist waartegen hij zich diende te verdedigen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waaronder de diefstal van een Audi S4 en een Mercedes Sprinter, en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met autodiefstallen en drugshandel. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en verlaagde de straf met vier maanden. De benadeelde partij, [naam bedrijf], kreeg een schadevergoeding van € 1.000 toegewezen voor de vernieling van een hekwerk en de poging tot diefstal van een shovel.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/071379-21 + 03/256406-23 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 24 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak met parketnummer 03/071379-21 is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 30 januari 2023, 20 en 27 november 2023. De zaak met parketnummer 03/256406-23 is ter terechtzitting van 20 november 2023 gevoegd. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 10 januari 2024 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en bepaald dat op
24 januari 2024 vonnis wordt gewezen.
In de zaak met parketnummer 03/256406-23 heeft [naam bedrijf] zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (03/133212-21), [medeverdachte 2] (03/036246-21), [medeverdachte 3] (03/064046-21) en [medeverdachte 4] (03/155728-21).

2.Inleiding

Het onderzoek Oensel ziet op diefstallen van personenauto’s en bedrijfswagens in Nederland en Duitsland in de periode van maart 2020 tot en met maart 2021. Op basis van onderzoeksbevindingen waaronder Encrochatberichten zijn de volgende verdachten in beeld gekomen: [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
De genoemde verdachten maakten volgens de politie gebruik van PGP-telefoons. Daarbij bleven zij anoniem door het gebruik van een bijnaam (nickname). In dit onderzoek werden volgens de politie de navolgende nicknames gebruikt:
- [nickname 1] met de vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] );
- [nickname 2] met de vermoedelijke gebruiker [verdachte] (hierna: [verdachte] );
- [nickname 3] met de vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] );
- [nickname 4] met de vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] );
- [nickname 5] met de vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ).
Daarnaast is uit het onderzoek het vermoeden gerezen dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] zich ook nog bezig hielden met misdrijven betreffende verdovende middelen.
Een deel van het onderzoek is vastgelegd in 6 zaaksdossiers. In het onderstaande overzicht is schematisch weergegeven welke personen in welk zaaksdossier verdachte zijn.
Zaaksdossier
1
2
3
4
5
6
Verdachten
[medeverdachte 2]
X
X
X
[verdachte]
X
X
X
X
[medeverdachte 1]
X
[medeverdachte 4]
X
X
[medeverdachte 3]
X
De genoemde verdachten wordt verder verweten betrokken te zijn bij het plegen van
diefstallen van personenauto’s en bedrijfswagens in Duitsland en Nederland en betrokken te
zijn bij een criminele organisatie.
De verdachte [verdachte] wordt ten slotte verweten betrokken te zijn bij een gekwalificeerde diefstal dan wel heling van een Audi S4 (kenteken: [kenteken 1] ) en bij een vernieling van een hekwerk en poging tot diefstal van een shovel.

3.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03/071379-21 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
Feit 1:
samen met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (Audi S3, [kenteken 2] ) heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of gebruikmaking van een valse sleutel dan wel die personenauto heeft geheeld;
Feit 2:
samen met een ander of anderen, althans alleen, een bedrijfsauto (een Mercedes Sprinter, [kenteken 3] ) heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of gebruikmaking van een valse sleutel;
Feit 3:
samen met een ander of anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk heeft verkocht/
bereid/bewerkt/verwerkt/verkocht/afgeleverd/verstrekt en/of vervoerd een materiaal bevattende (meth)amfetamine;
en/of
samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van (meth)amfetamine door anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen daartoe te verschaffen;
Feit 4:
samen met een ander of anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk hennep heeft geteeld/verkocht/bereid/bewerkt/verwerkt/verkocht/afgeleverd/verstrekt en/of vervoerd;
Feit 5:
samen met een ander of anderen, althans alleen, in Nederland en Duitsland meermalen personenauto’s en bedrijfswagens heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of gebruikmaking van een valse sleutel;
Feit 6:
samen met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (een Audi S4, [kenteken 1] ) heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of gebruikmaking van een valse sleutel dan wel die personenauto heeft geheeld;
Feit 7:
deel heeft genomen aan een criminele organisatie.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03/256406-23 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
Feit 1:
samen met een ander of anderen, althans alleen, heeft geprobeerd een shovel (Avant 860i, kenteken [kenteken 4] ), te stelen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of gebruikmaking van een valse sleutel;
Feit 2:
samen met een ander of anderen een hekwerk heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard voor wat betreft de gekwalificeerde diefstallen van personenauto’s en bedrijfswagens ten laste gelegd onder feit 5. Hij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat feit 5 een verzamelfeit betreft. Aan [verdachte] worden diverse misdragingen verweten. Deze misdragingen zouden zich in een ruime periode voorgedaan hebben. Dit wordt echter verder niet concreet gemaakt. In bijzonder wordt niet concreet gemaakt om welke personenauto’s en bedrijfswagens het gaat. Het is aldus onvoldoende duidelijk tegen welke concrete beschuldigingen [verdachte] zich dient te verdedigen. Indien het uitgangspunt is dat de Encrochats richtinggevend zijn voor het onder feit 5 ten laste gelegde, valt op dat de ten laste gelegde periode een veel ruimere periode betreft dan de periode waarop de Encrochats betrekking hebben.
4.2.
Het standpunt van de officier
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging voldoet aan strekking en doel van het bepaalde in artikel 261 Sv. Het verwijt dat [verdachte] wordt gemaakt is voldoende duidelijk. De verdachte weet -gelet op de inhoud van het dossier- waartegen hij zich dient te verdedigen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. De omschrijving van hetgeen verdachte onder feit 5 in de tenlastelegging wordt verweten is voldoende feitelijk en in samenhang met de inhoud van het dossier moet het [verdachte] duidelijk zijn geweest welke handelingen hem worden verweten. De tenlastelegging van dit feit houdt in dat [verdachte] – kort samengevat – samen met een ander of anderen, althans alleen, personenauto’s en bedrijfswagens heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of gebruikmaking van een valse sleutel. Dat zijn allemaal feitelijke gedragingen. In het onderzoek is per zaak een zaaksdossier opgemaakt met daarin een beschrijving van de strafbare feiten, waaronder de voertuigdiefstallen in Nederland en Duitsland. Per verdachte is voorts aangegeven of zij een, volgens de politie, strafbare betrokkenheid in dat zaaksdossier hebben (zie paragraaf 2 in dit vonnis), waarbij verwezen wordt naar de inhoud van Encrochatberichten en signaleringen van gestolen voertuigen (dossierpagina’s 1003 t/m 1021).
Hoewel de opsteller van de tenlastelegging er voor had kunnen kiezen om te verwijzen naar die zaaksdossiers, was dat in dit geval – gelet op het voorgaande - niet nodig om de specifieke handelingen van [verdachte] ten aanzien van specifieke voertuigen goed te kunnen duiden. Dat er een ruimere periode ten laste is gelegd dan de periode waarop de Encrochats betrekking hebben, is geen omstandigheid die maakt dat de tenlastelegging onduidelijk is.
Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De dagvaarding voldoet ook op dit onderdeel aan de eisen van artikel 261 Sv.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie achten in de zaak met parketnummer 03/071379-21 de ten laste gelegde feiten onder 1 tot en met 5, 6 subsidiair en 7 wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast achten de officieren van justitie in de zaak met parketnummer 03/256406-23 de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat [verdachte] in de zaak met parketnummer 03/071379-21 van de ten laste gelegde feiten 1 primair, 3, 4, 5, 6 primair en 7 dient te worden vrijgesproken. De verdediging refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank, waarbij de verdediging nadrukkelijk ten aanzien van feit 7 het subsidiaire standpunt inneemt dat in elk geval partieel vrijspraak dient te volgen van de drugsvariant en dat de ten laste gelegde periode aanzienlijk dient te worden beperkt.
De raadsman stelt zich voorts op het standpunt dat [verdachte] in de zaak met parketnummer 03/256406-23 van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 (Zaaksdossier 1)
Op 13 januari 2021 deed [naam 2] aangifte van diefstal op dezelfde dag van zijn Audi S3 Sportback met kenteken [kenteken 2] .
Op 17 januari 2021 werd door een politiepatrouille in een garagebox, gelegen aan de [adres 1] te Hoensbroek, een witte Audi S3 aangetroffen. Op de witte Audi S3 zat het Duitse kenteken [kenteken 5] . Deze Duitse kentekenplaten bleken afkomstig van diefstal.
Tevens bleek uit het Vehicle Identification Number (VIN-nummer) van het voertuig dat dit voertuig als gestolen stond gesignaleerd. Het voertuig behoorde te zijn voorzien van de Nederlandse kentekenplaten [kenteken 2] . Deze kentekenplaten lagen in het voertuig.
In het voertuig werden gereedschappen, zoals schroevendraaiers, tangen en een accuslijptol aangetroffen. Verder werd een koffer met materiaal dat gebruikt wordt om autosleutels in te lezen, een hoofdlamp en een Renault keycard aangetroffen. Veel aangetroffen voorwerpen zijn bemonsterd, waaronder de buitenzijde van de Renault keycard (aangetroffen op de achterbank), het zwarte handvat van een schroevendraaier (aangetroffen op de bijrijdersstoel), de elastische band van de hoofdlamp en de hoofdlamp (aangetroffen in de kofferbak).
Op de genoemde veiliggestelde sporendragers werd DNA-celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kon zijn van de verdachte [verdachte] en van minimaal twee andere personen.
De rechtbank is van oordeel dat er op basis van de aangetroffen voorwerpen in het voertuig, die gebruikt kunnen worden bij het stelen van onder meer personenauto’s in combinatie met de DNA-bevindingen sterke aanwijzingen zijn dat [verdachte] zich heeft beziggehouden met autodiefstallen. Het sluitende bewijs dat [verdachte] ook deze auto gestolen heeft, ontbreekt echter. Weliswaar zijn voor de diefstal van auto's bruikbare voorwerpen aangetroffen in deze gestolen auto, maar dat wil nog niet zeggen dat deze voorwerpen waaraan ook het DNA van [verdachte] kleeft, ook gebruikt zijn bij de diefstal van deze specifieke auto. Gelet op het aantreffen van de voorwerpen in de auto, kan gevoeglijk worden aangenomen dat [verdachte] wellicht in deze gestolen auto heeft gezeten of op enigerlei wijze bij deze auto betrokken is geweest. Het bewijs dat hij toen wist dat deze auto van misdrijf afkomstig was, ziet de rechtbank echter niet in het dossier voorhanden.
Dit maakt het dat [verdachte] van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 4 (Zaaksdossier 3)
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier voldoende aanwijzingen bevat dat [verdachte] betrokken is bij strafbare voorbereidingshandelingen ter zake softdrugs. Echter die voorbereidingshandelingen zijn niet ten laste gelegd. Aan de verdachte wordt verweten de overtreding van artikel, 3 aanhef en onder B van de Opiumwet. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig bewijs bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat [verdachte] zich in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan een van de in dat artikel beschreven handelingen. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom van dit feit vrij.
Bewijsmiddelen
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten opgenomen in bijlage II.
De rechtbank acht in de zaken met parketnummers 03/071379-21 en 03/256406-23 op grond van de bewijsmiddelen de ten laste gelegde feiten onder 2, 3, 5, 6 primair en 7 respectievelijk de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, op de wijze als onder 5.4 beschreven.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
Encrochatberichten
a.
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de Encrochatberichten van het bewijs uitgesloten dienen te worden vanwege schending van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de genoemde berichten van het bewijs moeten worden uitgesloten omdat de verkrijging, de verwerking en de overdracht van de berichten onrechtmatig was wegens strijd met artikel 8 EVRM.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen aanleiding ziet om uit te gaan van een andere vaststelling van de feitelijke gang van zaken zoals weergegeven in de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad en zij zal dan ook uitgaan van hetgeen de Hoge Raad heeft weergegeven in de beslissing van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913).
Op basis van de stukken in het procesdossier en in lijn van de beslissing van de Hoge Raad concludeert de rechtbank dat de interceptie van Encrochat-data heeft plaatsgevonden in een Frans opsporingsonderzoek, met toestemming van een Franse rechter, op basis van Frans recht, met behulp van een Franse interceptietool en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dat geval met zich meebrengt dat van de rechtmatigheid van die interceptie (en de daarop volgende verstrekking) moet worden uitgegaan. De Nederlandse strafrechter dient zich te onthouden van een oordeel over de rechtmatigheid van het in Frankrijk uitgevoerde onderzoek, alsook over de vraag of in dat verband artikel 8 EVRM is geschonden. Daarnaast concludeert de rechtbank - in lijn van de beslissing van de Hoge Raad - dat het (door de verdediging aangevoerde) gebrek aan informatie over (de rechtmatigheid van) de bewijsvergaring in Frankrijk er niet toe leidt dat het gebruik van de Encrochat-data in de strafzaak tegen [verdachte] inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat de data rechtmatig zijn verkregen en verwerpt de verweren van de raadsman. De cryptodata kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
b.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten waarvan de bewijsvoering is gebaseerd op Encrochatberichten op het standpunt gesteld dat voor de bewijsvoering alleen die Encrochatberichten gebruikt mogen worden die opgenomen zijn in het aanvullend proces-verbaal van 9 augustus 2023 ten aanzien van [verdachte] , dat opgemaakt is nadat de rechtbank daartoe op 30 januari 2023 opdracht aan het Openbaar ministerie had gegeven.
De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman niet. Voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten kan en zal geput worden uit het gehele procesdossier dat ter beoordeling aan de rechtbank voorligt. Er is geen rechtsregel die noopt tot het aanbrengen van de door de raadsman voorgestane beperking in de beraadslagingen.
c.
De rechtbank stelt ten aanzien van de feiten waar Encrochatberichten voor het bewijs worden gebezigd voorop dat zij de identificatie door de politie van [verdachte] als gebruiker van het Encrochataccount ‘ [nickname 2] ’, zoals vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen dat onderdeel uitmaakt van het dossier en opgenomen in bijlage II, betrouwbaar en bruikbaar acht. De bevindingen zijn helder en overtuigend. [verdachte] heeft deze identificatie weliswaar niet erkend en de raadsman hield een slag om de arm, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat dit account ten onrechte aan [verdachte] is toegeschreven. De raadsman heeft hierop verder ook geen verweer gevoerd.
De rechtbank stelt verder voorop dat zij de identificaties door de politie van [medeverdachte 2] als gebruiker van het Encrochataccount ‘ [nickname 1] ’, [medeverdachte 1] als gebruiker van Encrochataccount ‘ [nickname 3] ’, [medeverdachte 4] als gebruiker van Encrochataccount ‘ [nickname 4] ’ en [medeverdachte 3] als gebruiker van Encrochataccount ‘ [nickname 5] ’, zoals vastgelegd in de processen-verbaal die onderdeel uitmaken van het dossier en opgenomen in bijlage II, eveneens betrouwbaar en bruikbaar acht. De rechtbank ziet hier evenmin aanleiding om te veronderstellen dat deze accounts ten onrechte aan genoemde personen zijn toegeschreven.
De raadsman heeft hierop geen verweer gevoerd.
Dat maakt dat de rechtbank in de navolgende overwegingen ten aanzien van de feiten waar Encrochatberichten voor het bewijs worden gebezigd ervan uitgaat dat de communicatie met die accounts gevoerd is door en met [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] .
Feit 2 (03/071379-21; zaaksdossier 2)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 15 januari 2021 rond 02:13 uur in Duitsland een bedrijfsauto, een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 3] , is gestolen. Verbalisanten krijgen om 02:30 uur het verzoek te rijden naar de Broekweg te Schinveld. Op die locatie zou een GPS signaal uitstralen van een zojuist gestolen Mercedes Sprinter. Bij het aanrijden van de locatie komen verbalisanten een witte Audi met Duits kenteken en een hoge Mercedes bestelbus tegemoet. Verbalisanten trachten de voertuigen de doorgang te blokkeren, echter de witte Audi rijdt door en komt in botsing met de politieauto. De Audi stopt 40 meter verderop en de Mercedes Sprinter passeert de politieauto. De Mercedes Sprinter stopt. Verbalisanten zien een persoon uit de Mercedes Sprinter springen en naar de witte Audi rennen. De persoon stapt in de Audi en deze rijdt weg. De verbalisanten zien dat de achtergelaten Mercedes Sprinter, de gestolen Mercedes sprinter is met kenteken [kenteken 3] .
Gelet op het zeer korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen van het gestolen voertuig en op het wegvluchten van de bestuurder, kan gevoeglijk worden aangenomen dat de bestuurder degene is geweest die de Mercedes Sprinter gestolen heeft. De vraag is dan wie deze bestuurder is geweest.
DNA
In de Mercedes Sprinter werd onder meer het stuur bemonsterd voor DNA-onderzoek. Daarbij is DNA-materiaal aangetroffen. Dit DNA-materiaal bleek een zogenoemd mengprofiel te zijn. Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van [verdachte] in deze bemonstering is de likelihood-ratio methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en 2 onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van 3 onbekende, niet verwante
persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn
zeer veel waarschijnlijker (10.000-1.000.000)wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
De rechtbank concludeert hieruit dat er DNA-materiaal van [verdachte] op het stuur is aangetroffen.
Zwijgrecht [verdachte]
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang met de resultaten van het DNA-onderzoek wijzen zodanig op de betrokkenheid van [verdachte] bij het delict wijzen, dat deze redengevend zijn voor het bewijs. Dit zelfs in die mate dat alleen een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring van [verdachte] de rechtbank op andere gedachten zou kunnen brengen. [verdachte] heeft zich echter telkens beroepen op zijn zwijgrecht en deze verklaring niet willen geven. Dit betrekt de rechtbank bij haar selectie en waardering van het voorhanden bewijsmateriaal in het nadeel van [verdachte] .
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] de Mercedes Sprinter in Duitsland heeft gestolen. De rechtbank acht daarbij tevens bewezen dat [verdachte] de diefstal heeft gepleegd met (ten minste) een ander. De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] aanvankelijk gezeten is geweest in de Audi, dat er met de inzittende(n) van de Audi gezocht is naar een te stelen voertuig en dat, na de daadwerkelijke diefstal, de Audi de Mercedes heeft willen begeleiden naar de plaats waar deze gestald (of koudgezet) zou moeten worden, waarna [verdachte] waarschijnlijk weer overgestapt zou zijn in de Audi. Deze aanname leunt daarbij op het gegeven dat [verdachte] , toen een vlucht door politie-ingrijpen onmogelijk dreigde te worden, ook daadwerkelijk is overgestapt in de Audi, waarna deze met grote snelheid is weggereden.
Feit 3 (03/071379-21; zaaksdossier 3)
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte] ( [nickname 2] ) communiceert via Encrochat op 5 april 2020 met zijn broer [medeverdachte 2] ( [nickname 1] ) over speed, de aankoop- en maakkosten van speed, de hoeveelheid liters en de bereidheid van Duitse klanten om 1400 per kilo te betalen. Op 21 en 26 april 2020 communiceert [verdachte] via Encrochat met ‘ [nickname 6] ’ en ‘ [nickname 7] ’ over pillen en dat hij eind deze week gaat smelten en olie gaat afdraaien. Op 22 april 2020 communiceert [verdachte] via Encrochat met ‘ [nickname 8] ’, ‘ [nickname 6] ’, ‘ [nickname 9] ’, ‘ [nickname 7] ’ en [nickname 10] . De berichten gaan over pillen, het ophalen van pillen, geld van pillen, het regelen van mdma en xtc zoveel als nodig, vers en van eigen maak. Op 10, 14 en 19 mei 2020 communiceert [verdachte] via Encrochat met ‘ [nickname 7] ’ over het afdraaien, 3 volle dagen vriezer, drogen en klaar. Verder wordt gecommuniceerd over de verkoop, bedrag en hoeveelheden en over het regelen van grondstoffen (onder meer: aceton) en poeder.
[medeverdachte 2] communiceert via Encrochat op 5 april 2020, 16 mei en 24 mei 2020 met zijn broer [verdachte] en ‘ [nickname 7] ’ over het regelen van een Duitse klant, over verdeling van verdiensten, over verkoop speed, over aankoopkosten per liter, winst per kilo speed, over hulp van zijn broer, over de kosten van mdma, het afdraaien van liters, het ophalen en verkopen van mdma.
Kortom: [verdachte] communiceerde duidelijk met zijn broer [medeverdachte 2] en anderen over speed (straatnaam voor (meth)amfetamine), aankoop van liters speed (amfetamine-olie), de verkoop van speed, de productie van speed, mdma en het regelen van (Duitse) klanten. Verder werd er nog gecommuniceerd over het regelen van grondstoffen, aankoop- en maakkosten en de winst. Gelet op de communicatie over en weer werkte [verdachte] intensief samen met zijn broer [medeverdachte 2] en anderen.
De rechtbank is echter met de verdediging van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig bewijs bevat op basis waarvan kan worden vastgesteld dat [verdachte] in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 zich schuldig heeft gemaakt aan een der in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet beschreven handelingen. Het procesdossier bevat namelijk geen bewijs waaruit blijkt dat er daadwerkelijk drugstransacties hebben plaatsgevonden. Evenmin blijkt uit het procesdossier dat er drugstransporten zijn afgevangen of dat er handelshoeveelheden harddrugs bij [verdachte] of zijn ‘kompanen’ zijn aangetroffen. In het procesdossier wordt verder geen gewag gemaakt van het aantreffen van drugslabs of stashplaatsen, waaraan [verdachte] kan worden gelinkt. De rechtbank spreekt [verdachte] derhalve partieel vrij van dit onderdeel van feit 3.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, met uitzondering van het gedachtestreepje dat betrekking heeft op de PGP-telefoon en met inkorting van de pleegperiode, wel bewezen dat [verdachte] in de periode van 26 maart 2020 tot en met
31 mei 2020 in de gemeente Heerlen en/of elders in Nederland het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van (meth)amfetamine heeft voorbereid en/of bevorderd, zoals ten laste gelegd onder feit 3. De rechtbank acht tevens de bijdrage van de broer [medeverdachte 2] en anderen zodanig substantieel en van zodanig gewicht dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de Encrochatgesprekken die zijn gevoerd door/met het Encrochataccount [nickname 2] zonder steunbewijs onvoldoende bewijs opleveren. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat de genoemde gesprekken steun vinden in de transcripties van de chatgesprekken van andere Encrochataccounts waaronder dat van [medeverdachte 2] en anderen. Er is sprake van meerdere bewijsmiddelen, nu het gaat om (meerdere) gesprekken met verschillende Encrochataccounthouders, in dit geval over (onder meer) (meth)amfetamine.
Feit 5 (03/071379-21)
De rechtbank acht gelet op het Encrochatberichtenverkeer tussen [verdachte] ( [nickname 2] ), [medeverdachte 2] ( [nickname 1] ), [medeverdachte 1] ( [nickname 3] ), [medeverdachte 4] ( [nickname 4] ) en [medeverdachte 3] ( [nickname 5] ) bewezen dat [verdachte] samen met de genoemde personen in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, en op meerdere plaatsen in Duitsland, personenauto’s en bedrijfswagens heeft gestolen. De berichten zijn niets verhullend, helder en bieden een ware openbaring van de handel en wandel van genoemde verdachten in hun hoedanigheid als doorgewinterde autodieven. De rechtbank merkt terzijde nog op dat voor de bewijsvoering een infobevraging is opgenomen waaruit blijkt dat één van de (gestolen) bedrijfswagens als gestolen staat gesignaleerd.
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de Encrochatgesprekken die zijn gevoerd door/met het Encrochataccount [nickname 2] zonder steunbewijs onvoldoende bewijs opleveren. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat de genoemde gesprekken steun vinden in de transcripties van de chatgesprekken van andere Encrochataccounts, als benoemd en weergegeven. Er is sprake van meerdere bewijsmiddelen, nu het gaat om (meerdere) gesprekken met verschillende Encrochataccounthouders, in dit geval over het wegnemen van personenauto’s en bedrijfswagen in Nederland en Duitsland.
Feit 6 primair (03/071379-21)
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Blijkens de aangifte van [aangever] is op 1 april 2020 zijn auto Audi S4, kenteken: [kenteken 1] ), te Mönchengladbach (Duitsland) weggenomen. Op 1 april 2020 communiceert [verdachte] ( [nickname 2] ) via Encrochat met de Encrochatsaccounts ‘ [nickname 3] ’ en ‘ [nickname 4] ’. Deze accounts worden toegeschreven aan respectievelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . Op 1 april 2020 communiceert [verdachte] met [medeverdachte 1] over een zwarte Audi S4 die hij ‘wel ken pakke’. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij of [medeverdachte 4] foto’s van de auto kan maken. Hij vraagt verder van welk bouwjaar de auto is en/of het een automaat is. [medeverdachte 1] communiceert dat hij naar de auto toeloopt en gaat kijken of het een echte S4 is en dat de auto kort bij de autobaan in Mönchengladbach staat. [medeverdachte 1] communiceert verder dat hij met de telefoon van [medeverdachte 4] foto’s maakt. [verdachte] communiceert met [medeverdachte 1] ‘wie rijdt en laat de ander mij sturen’ en dat [medeverdachte 4] moet reageren. De foto’s worden niet verzonden vanwege een storing bij Encrochat. [medeverdachte 1] communiceert even later met [verdachte] dat hij ‘hen heeft’, ‘dat het een beest is’, ‘rustig rijdt’ en ‘echt goed remt’. [verdachte] communiceert op 1 april 2020 tevens met [medeverdachte 4] . Deze zegt dat ‘het mg platen heeft’ en dat hij ook geen foto’s kan verzenden. Op 2 april 2020 communiceert [verdachte] met [medeverdachte 1] waar hij de auto heeft neergezet. [verdachte] communiceert op 2 april 2020 met Encrochataccount ‘ [nickname 6] ’ over de zwarte S4 en dat die 2-3 dagen geleden gepakt is. Hij heeft een foto. ‘ [nickname 6] ’ communiceert dat hij de auto voor € 3.000 pakt. [verdachte] communiceert dat de jongen zegt dat het goed is en waar hij de auto wil hebben. ‘ [nickname 6] ’ communiceert dat de auto kan worden geplaatst op de Heerlerbaan, waarna [verdachte] communiceert dat hij het gaat regelen.
Kortom: [verdachte] communiceerde duidelijk op 1 april 2020 met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] over het wegnemen van een Audi S4 te Mönchengladbach. Blijkens de inhoud van de berichten waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] samen ter plekke in Mönchengladbach en gaven informatie door aan [verdachte] over de betreffende auto. Uit de berichten blijkt vervolgens dat de auto is weggenomen. [verdachte] communiceert op 2 april 2020 met [medeverdachte 1] waar de auto is weggezet. [verdachte] communiceert vervolgens met ‘ [nickname 6] ’ over de verkoop van de auto aan ‘ [nickname 6] ’ [verdachte] stuurt een foto waarop een Audi te zien is met vermoedelijk het Duits kenteken [kenteken 1] . ‘ [nickname 6] ’ wil de auto voor € 3.000 kopen. Na akkoord gaat [verdachte] regelen dat de auto op de plaats van bestemming komt die ‘ [nickname 6] ’ had aangegeven.
Conclusie
Gelet op de communicatie over en weer werkte [verdachte] intensief samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . [verdachte] heeft de diefstal van de Audi S4 mede-geïnitieerd. Hij is van het begin af aan betrokken geweest bij het voornemen om de Audi S4 weg te nemen door een wezenlijke aansturende rol aan te nemen en te vervullen. [verdachte] is voor de diefstal als na de diefstal in direct contact blijven staan met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . Nadat [verdachte] wist dat de auto was weggezet, heeft hij als verkoopbemiddelaar gehandeld. Voor de prijs van € 3.000 is de auto verkocht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank anders dan de officieren van justitie bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 1 april 2020 de Audi S4 (kenteken: [kenteken 1] ) te Mönchengladbach (Duitsland) heeft gestolen. De rechtbank heeft ondanks het gegeven dat het kenteken niet goed te lezen is op de foto, geen enkele twijfel over het feit dat het de gestolen auto van aangever [aangever] betrof.
Feit 7 (03/071379-21)
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden vastgesteld dat er sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen, waarbij het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Uit de bewijsmiddelen moet derhalve duidelijk worden dat de verdachte behoort tot de organisatie. Daarnaast moet sprake zijn van enige, naar buiten gerichte activiteit die in nauw verband staat met de misdrijven die de organisatie nastreeft. Deze activiteit kan bestaan uit het (mede)plegen van de misdrijven, maar kan ook bestaan uit het feitelijk verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet zo zeer zijn te kwalificeren als een strafbare vorm van daderschap, maar wel zijn aan te merken als bovenbedoeld een aandeel hebben in of ondersteuning van gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarnaast dient verdachte in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie als oogmerk heeft het plegen van een of meer misdrijven. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende. Niet is vereist derhalve dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op een door de organisatie beoogd concreet misdrijf.
Op basis van de opgenomen bewijsmiddelen en overwegingen met betrekking tot de feiten 2, 3, 5 en 6 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met het stelen van personenauto’s en bedrijfswagens en met het plegen van voorbereidingshandelingen in het (hard)drugscircuit. [verdachte] en zijn broer [medeverdachte 2] hebben een initiërende, aansturende en coördinerende rol gespeeld in het stelen van de voertuigen. Ze stonden met de uitvoerders [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (in wisselende samenstelling of alleen) in nauw contact op het moment dat de voertuigen werden gespot, bekeken en weggenomen. Bij elk voertuig dat werd weggenomen werd een plan besproken, opgezet en uitgevoerd. De uitvoerders hadden de beschikking over sleutels of een kastje waarmee ze de voertuigen in een ‘handomdraai’ konden wegnemen. Dat [verdachte] tevens een rol heeft gespeeld bij het verkrijgen van de apparatuur/sleutels om voertuigen weg te nemen is goed terug te lezen in de Encrochatgesprekken met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . Na het wegnemen werden de voertuigen ‘weggezet’ om in het geheel of in onderdelen verkocht te worden. [verdachte] en [medeverdachte 2] speelden daarin (onder meer) een bemiddelende rol en maakten prijsafspraken met ‘derden’. Kortom: er is sprake van een duurzaam samenwerkingsverband tussen genoemde personen; zij vormden een organisatie met als oogmerk het stelen van personenauto’s en/of bedrijfswagens dan wel heling van die voertuigen. [verdachte] was overal bij betrokken.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen (onder 3) komt verder naar voren dat [verdachte] met [medeverdachte 2] en anderen gedurende een periode van een aantal maanden in georganiseerd verband voorbereidingshandelingen verrichte in het harddrugscircuit. [verdachte] , [medeverdachte 2] en anderen communiceerden over speed (straatnaam voor (meth)amfetamine), aankoop van liters speed (amfetamine-olie), de verkoop van speed, de productie van speed, mdma en het regelen van (Duitse) klanten. Verder werd er nog gecommuniceerd over het regelen van grondstoffen, aankoop- en maakkosten en de winst. Al met al: een duidelijk duurzaam samenwerkingsverband gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Feiten 1 en 2 (03/256406-23)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 13 september 2023 rond 23.30 uur in de gemeente Gulpen-Wittem een hekwerk van een perceel [adres 2] te Mechelen is vernield, toegang tot dat perceel is verkregen waarna getracht is een shovel te stelen die aan [naam bedrijf] toebehoorde. De politie heeft schuin tegenover het perceel een auto aangetroffen die op naam stond van [naam 1] , Hij heeft bekend dat hij samen met een ander ter plekke was en dat hij van plan was om de shovel te stelen. In de auto van [naam 1] is -na inbeslagname- op 14 september 2023 een heuptasje aangetroffen. Daarin bevonden zich een mobiele telefoon (Apple iPhone 13 Pro) en een pasjeshoudermapje met daarin een Nederlands rijbewijs en 2 ING bank betaalpassen op naam van [verdachte] . Uit onderzoek aan de gevonden telefoon, waarvan de rechtbank aanneemt dat deze van [verdachte] is, nu deze in een tasje zat met meerdere persoonlijke spullen van [verdachte] , bleek dat de telefoon op 13 september 2023 te 18:45:30 uur op vliegtuigstand werd gezet. [verdachte] heeft verklaard dat hij niets van een shovel afwist en dat het kon zijn dat hij in een eerder stadium het genoemde heuptasje in de auto van [naam 1] had laten liggen.
DNA
In het contactslot van de shovel trof de politie een grote sleutelbos aan. De sleutelbos werd in beslag genomen en bemonsterd voor DNA-onderzoek. Er werd een zogeheten DNA-mengprofiel veiliggesteld. Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van [verdachte] in deze bemonstering is de likelihood-ratio methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en 3 onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van 4 onbekende, niet verwante
personen.
De resultaten van het onderzoek zijn
zeer veel waarschijnlijker (10.000-1.000.000)wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
De rechtbank concludeert hieruit dat er DNA-materiaal van [verdachte] op de sleutelbos is aangetroffen.
De verklaring van [verdachte]
De rechtbank overweegt dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang met de resultaten van het DNA-onderzoek zodanig op de betrokkenheid van [verdachte] bij de delicten wijzen, dat deze redengevend zijn voor het bewijs. Dit zelfs in die mate dat alleen een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring van de verdachte de rechtbank op andere gedachten zou kunnen brengen. Die verklaring, met name over het aantreffen van zijn DNA op de sleutelbos en het feit dat de telefoon op de pleegdatum om 18:45:30 uur op de vliegtuigstand is gezet, is achterwege gebleven, terwijl juist deze bevindingen om een uitleg vragen. Immers het feit dat de telefoon op vliegtuigstand is gezet in de avond waarin de delicten hebben plaatsgevonden en dat [verdachte] niet heeft verklaard waarom dit is gebeurd, duidt erop dat de gebruiker erop bedacht is geweest zijn digitale “voetspoor” zo klein mogelijk te laten zijn. De rechtbank acht overigens de verklaring van de verdachte dat hij zijn heuptasje met zijn mobiele telefoon, bankpasjes en zelfs zijn rijbewijs kennelijk eerder en bovendien tussen de visspullen van [naam 1] in diens auto heeft laten liggen onaannemelijk. Het is hoogst onaannemelijk dat [verdachte] deze wezenlijke voorwerpen niet zou hebben gemist. Bovendien wekt het bevreemding dat pas, nadat [verdachte] door de politie werd benaderd, hij de voorwerpen op 21 september 2023 (deels) in ontvangst neemt. Van eigen initiatief daartoe is niets gebleken.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat [verdachte] samen met [naam 1] het hekwerk heeft vernield en de shovel heeft proberen te stelen, op de wijze als hierna onder 5.4 omschreven.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer
03/071379-21bewezen dat [verdachte]
2
op 15 januari 2021 te Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een bedrijfsauto, te weten een Mercedes Sprinter, [kenteken 3] , die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen bedrijfsauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
3
op meer tijdstippen in de periode van 26 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 in de gemeente Heerlen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hoeveelheden van (een) materiaal bevattende amfetamine en/of methamfetamine, zijnde amfetamine en methamfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om
daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, middels encrochat
- afspraken heeft gemaakt over de levering van grondstoffen of genoemde middelen (onder de nickname " [nickname 2] ") en/of
- heeft bemiddeld tussen leverancier(s) en/of afnemer(s) van genoemde middelen en/of zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft, door middels encrochat
- inlichtingen heeft geprobeerd te verkrijgen over prijzen, vervoersmogelijkheden en afzetmogelijkheden, en overige zaken die te maken hebben met de handel in deze harddrugs;
5
in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, en op meerdere plaatsen in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, personenauto's en bedrijfswagens, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of gebruikmaking van een valse sleutel;
6 primair
in de periode van 1 april 2020 tot en met 2 april 2020 in Mönchengladbach (Duitsland), tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto, te weten een Audi S4, [kenteken 1] , die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
7
in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven
(waaronder autodiefstallen en heling)
en
in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 2] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten handel in verdovende middelen;
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer
03/256406-23bewezen dat [verdachte]
1
op 13 september 2023 in de gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een shovel (Avant 860i, kenteken [kenteken 4] ), die aan [naam bedrijf] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, samen met zijn mededader een hekwerk, behorend bij perceel [adres 2] te Mechelen, heeft verbroken en hij en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en een valse sleutel, immers hebben hij en zijn mededader een of meer kappen van die shovel vernield en een valse sleutel in het contactslot van die shovel gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 13 september 2023 in de gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, behorend bij perceel [adres 2] te
Mechelen, dat aan Brandweer Mechelen toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer
03/071379-21levert de volgende strafbare feiten op:
2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
3
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen: een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
5
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, meermalen gepleegd;
6 primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
7
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, meermalen gepleegd.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer
03/256406-23levert de volgende strafbare feiten op:
1
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel;
2
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

[verdachte] is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De straf en/of de maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben op grond van hetgeen zij bewezen hebben geacht gevorderd aan [verdachte] op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 4 maanden met aftrek van het voorarrest en daarnaast een geldboete van € 50.000,-.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat hij de eis van de officieren van justitie bijzonder hoog vindt, zeker als die wordt vergeleken met de straffen die de officier van justitie heeft gevorderd tegen medeverdachten. De raadsman stelt zich -met inachtneming van het vrijspraakverweer- op het standpunt dat bij een eventuele bewezenverklaring van de overige feiten kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest. In elk geval moet -aldus de raadsman- een compensatie worden geboden in verband met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak had moeten zijn afgerond in eerste aanleg.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De website van L1 bracht op 20 november 2023 een bericht over de behandeling van deze zaak en voorzag dit bericht van de kop: "Rechtbank buigt zich weer over Parkstadbende."
[verdachte] is eerder betrokken geweest bij voertuigcriminaliteit en is daarvoor veroordeeld. Een deel van zijn mededaders is ook eerder betrokken geweest bij en (zelfs) veroordeeld voor deelname aan een organisatie die gericht is op het plegen van misdrijven en dan met name "voertuigcriminaliteit". Diverse bestraffingen ten spijt, lijken zij en [verdachte] echter gewoon doorgegaan te zijn met het plegen van soortgelijke misdrijven in georganiseerd verband. In dat opzicht is het gebruik van het woord "bende" niet vreemd; het is een verzameling van voornamelijk jonge mannen die de wet, de belangen van de maatschappij en, meer in het bijzonder, hun slachtoffers en de verzekeraars die de schade moeten vergoeden, aan hun laars lappen. Uit het dossier valt een werkwijze op, die hiervoor ook al in de bewijsoverwegingen met betrekking tot de criminele organisatie is beschreven: men neme bijvoorbeeld een kastje waarmee de elektronica in de auto kan worden beïnvloed, wat handigheid en een paar minuten en de dure Mercedes, Audi of Volkswagen kan worden gestart en meegenomen, een lege parkeerplek achterlatend voor de bestolene en de verzekeraar. De auto wordt ergens gestald, meteen verkocht en van de hand gedaan of in onderdelen uit elkaar genomen. De organisatie werkte grensoverschrijdend. In Duitsland is de organisatie ook aan de lopende band tekeer gegaan. De organisatie heeft zich niet beperkt tot het stelen van enkel dure personenauto’s, maar ook bedrijfswagens stonden op de verlanglijst. Alle verdachten zijn in een bepaalde rol bij de organisatie betrokken, hetzij als steler of heler, hetzij als initiator of verbindingsman of op wat voor manier dan ook.
Dat de financiële belangen van de groep groot waren, laat zich niet alleen raden, maar wordt ook wel duidelijk als gekeken wordt hoe gehandeld wordt bij een betrapping en dreigende aanhouding; koste wat kost wil men aan de politie ontkomen, een aanrijding wordt daarbij niet geschuwd.
De financiële belangen van de groep, het puur en alleen oog hebben voor eigen gewin en het daarnaar handelen, heeft veel schade tot gevolg gehad. Niet alleen schade aan materiële zaken, zoals aan (bedrijfs-)auto’s, te betalen door de verzekeraars met een hogere premie voor ons allemaal tot gevolg. Maar ook schade aan mensen: de agenten die de auto van de verdachte(n) op zich af zagen komen rijden en een frontale aanrijding maar net konden voorkomen. Daarnaast het gedoe waarmee slachtoffers worden opgezadeld: aangifte doen, de verzekering inlichten, nieuwe (bedrijfs-)auto aanschaffen enzovoorts.
De maatschappelijke overlast die [verdachte] en zijn kompanen toebrengen is groot. Ze brengen schade toe door de diefstallen en ze ondermijnen het maatschappelijk verkeer door (onder meer) gestolen voertuigen met andere kentekenplaten in het verkeer te brengen en ze bezorgen de politie een hoop last. [verdachte] heeft daarnaast met zijn broer [medeverdachte 2] een verbindende/faciliterende rol in het drugscircuit en hij heeft getracht een shovel te stelen waarbij tevens een hekwerk is vernield.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat gekeken naar de oriëntatiepunten die voor veelvoorkomende delicten zoals autodiefstallen als uitgangspunt voor de bestraffing dienen. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd en het wettelijk strafmaximum. Dat levert op dat enkel hier een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aan de orde kan zijn.
Gelet op het feit dat [verdachte] met zijn broer [medeverdachte 2] een zeer bepalende en uitwisselbare rol hadden binnen de organisatie, dat het om veel gestolen voertuigen gaat en dat [verdachte] een absurd lang strafblad heeft voor iemand van zijn leeftijd, vindt de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van 76 maanden passend.
Redelijke termijn
Tot slot weegt de rechtbank het volgende mee bij het bepalen van de straf. Volgens de uitleg die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie aan de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) heeft gegeven, geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In deze zaak is geen sprake van bijzondere omstandigheden. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met ruim 10 maanden is overschreden nu de verdachte op 15 maart 2021 in verzekering is gesteld.
De Hoge Raad heeft uitgangspunten bepaald wat in zo’n geval aan compensatie moet worden gegeven. In deze zaak zal de rechtbank de gevangenisstraf van 76 maanden, die als uitgangspunt gold, verminderen met 4 maanden, zodat de op te leggen gevangenisstraf 72 maanden zal zijn.
De rechtbank zal daarnaast een geldboete van € 50.000,- aan [verdachte] opleggen. De rechtbank ziet reden om [verdachte] in zijn vermogen te treffen enkel al om de reden dat deze feiten puur zien op winstbejag. In het dossier wordt gewag gemaakt van grote bedragen die met deze vorm van voertuigcriminaliteit worden verdiend. Deze strafmodaliteit raakt direct de beurs van [verdachte] . Misdaad kan en mag niet lonend zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat [verdachte] in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

9.De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte in deze zaak is geschorst. De tijd die [verdachte] reeds in voorarrest heeft doorgebracht, moet worden afgetrokken van de straf die wordt opgelegd. Dat betekent dat hij nog geruime tijd terug zal moeten naar de gevangenis. Gelet op de ernst van de feiten en het signaal dat van de straf uit moet gaan, is de rechtbank van oordeel dat het onaanvaardbaar is dat [verdachte] een eventueel hoger beroep in vrijheid zou mogen afwachten. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het moment waarop het vonnis is gewezen.

10.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam bedrijf] vordert in de zaak met parketnummer 03/256406-23 een schadevergoeding van € 5.395, 85 ter zake van feit 1.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting zich op het standpunt gesteld dat een deel van de vordering, groot € 1.000 eigen risico, voor toewijzing gereed ligt. De overige schade is door de verzekering vergoed en dient te worden afgewezen.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op het vrijspraakverweer primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde niet in haar vordering kan worden ontvangen. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering tot een bedrag van € 1.000,- kan worden toegewezen.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen.
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 1.000,- hoofdelijk toewijzen zoals schriftelijk is verzocht, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.

11.Het beslag

De rechtbank zal het onder [verdachte] in beslag genomen geld, € 723,59, verbeurd verklaren en motiveert daartoe als volgt. Blijkens het dossier en de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat veel geld is verdiend met de verkoop van gestolen auto’s/bedrijfswagens.
Ter terechtzitting is door de verdediging niet aangevoerd dat het geld op een andere wijze is verkregen dan door middel van de bewezen verklaarde strafbare feiten die betrekking hebben op de voertuigcriminaliteit. Het geld dient daarom verbeurd te worden verklaard.
De rechtbank zal tevens 2 computers, een kabel, een koffer, gereedschap, transponders en uitleesapparatuur die onder [verdachte] in beslag zijn genomen verbeurd verklaren omdat het voorwerpen betreffen met behulp waarvan de feiten zijn begaan en voorbereid.
Ten slotte zal de rechtbank gelasten dat een manchette, een boksbeugel, pepperspray, en vuurwerk (6 cobra’s) die onder [verdachte] in beslag zijn genomen, worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De wet biedt de rechtbank in het onderhavige geval geen mogelijkheid om deze goederen te onttrekken aan het verkeer, hoe onwenselijk deze goederen ook zijn. De officier van justitie kan daarvoor een afzonderlijke vordering bij de bijzondere raadkamer indienen.

12.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 45, 47, 57, 63, 140, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11b van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt [verdachte] in de zaak met parketnummer 03/071379-21 vrij van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 5.4 is omschreven;
  • spreekt [verdachte] vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 6 is omschreven;
  • verklaart [verdachte] strafbaar;
Straf
  • veroordeelt [verdachte] voor de bewezen verklaarde feiten tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt [verdachte] voorts tot een geldboete van
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden (apart geminuteerd).
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf] toe;
  • veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, van een
bedrag van
€ 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
13 september 2023tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij in het
kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan [verdachte] hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam bedrijf] van
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat, indien [verdachte] of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting
tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in
zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde of zijn mededader
heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • € 723,59 (nummer 1 op de beslaglijst);
  • 2 computers, een kabel, een koffer, gereedschap, transponders en uitleesapparatuur (nummers 2 t/m 13 op de beslaglijst);
- gelast de bewaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
- een manchette, een boksbeugel, pepperspray, en vuurwerk (6 cobra’s) (nummers 14 t/m 18 op de beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en
mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan [verdachte] is in de zaak met parketnummer 03/071379-21 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 januari 2021 in de gemeente Beek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto, te weten een Audi S3, [kenteken 2] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 2] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, door gebruik te maken van een laptop met daarop programmatuur/apparatuur om op afstand of zonder gebruik van de
originele contactsleutel die auto te openen en/of starten;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 15 januari 2021 te Gangelt (Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (bedrijfs)auto, te weten een Mercedes Sprinter, [kenteken 3] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (bedrijfs)auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende methamfetamine, in elk geval een middel als genoemd in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, zijnde amfetamine en/of methamfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken,
vervoeren van , in elk geval (een) hoeveelhe(i)den van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine en/of methamfetamine, zijnde amfetamine en/of methamfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te
bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, middels encrochat
- afspraken heeft gemaakt over de levering van grondstoffen of genoemde middelen (onder de nickname " [nickname 2] ") en/of
- heeft bemiddeld tussen leverancier(s) en/of afnemer(s) van genoemde middelen en/of zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft, door middels encrochat
- inlichtingen heeft geprobeerd te verkrijgen over prijzen, vervoersmogelijkheden en afzetmogelijkheden, en overige zaken die te maken hebben met de handel in deze harddrugs en/of
- een voorwerp, te weten een PGP-telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het gebruik van dergelijke telefoon enkel en alleen gebruikt wordt bij het plegen van dat feit/die feiten;
(art. 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 11 lid 2 Opiumwet, art. 3 ahf/ond B Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, en/of op een of meerdere plaatsen in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) (personen)auto('s) en/of bedrijfswagens, in elk geval (telkens) enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) toegang tot de plaats(en) van het/de misdrijf/misdrijven heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
gebruikmaking van (een) valse sleutel(s);
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
6
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 2 april 2020 in Mönchengladbach (Duitsland),tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto, te weten een Audi S4, [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 april tot en met 2 april 2020 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto, Audi A4, [kenteken 1] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
7
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven (waaronder autodiefstallen, handel in verdovende middelen, heling).
(art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Aan [verdachte] is in de zaak met parketnummer 03/256406-23 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 september 2023 in de gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een shovel (Avant 860i, kenteken [kenteken 4] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, hij en/of zijn mededader(s) een hekwerk, behorend bij perceel [adres 2] te Mechelen, heeft/hebben verbroken en/of een of meer kappen van die shovel heeft/hebben vernield/verbroken en/of een (valse) sleutel in het contactslot van die shovel heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 13 september 2023 in de gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, behorend bij perceel [adres 2] te Mechelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Brandweer Mechelen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
(art. 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)