Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 13 september 2023 met producties 1 tot en met 12;
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling;
- de spreekaantekeningen van mr. Van Beekhuizen.
2.De feiten
ing. R.B. van Vliet (hierna: Van Vliet) tot deskundige benoemd. Aldenkamp heeft zijn voorlopig deskundigenbericht uitgebracht op 5 december 2019, gevolgd door een aanvullende rapportage van Niewold op 20 januari 2020. Vervolgens heeft Maassen op 22 april 2020 gerapporteerd en tot slot Van Vliet op 17 november 2020.
3.Het geschil
14 oktober 2010 tot de dag der algehele voldoening;
primair[gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] ter zake van het verlies van arbeidsvermogen over de periode vanaf januari 2020 tot oktober 2021 te betalen € 73.569,83, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente van 14 oktober 2010 tot de dag der algehele voldoening;
subsidiairarbeidsdeskundige Van Vliet wederom als deskundige benoemt en hem verzoekt om de gederfde winst over de periode vanaf januari 2020 tot oktober 2021 te berekenen;
4.De beoordeling
28 augustus 2013 (zie 2.3. hiervoor) staat tussen partijen vast dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en hij de door [eiser] daardoor geleden schade moet vergoeden. [eiser] heeft voldoende feiten gesteld ten aanzien van aard en omvang van de schade en het causaal verband met de mishandeling. De gestelde feiten zijn ook concreet en nader onderbouwd met producties, zoals de deskundigenrapporten en de toepasselijke richtlijnen voor letselschade. De rechtbank verwerpt daarom (ook) dit verweer van [gedaagde] .
Ten aanzien van de periode van bewusteloosheid en de stuiptrekkingen kan ik mij slechts baseren op het mij ter beschikking gesteld medisch dossier. (…) Het door ons vastgestelde patroon is objectief vastgesteld en zal niet veranderen bij een andere visie op voornoemde twee punten. Zij zijn vastgesteld middels een objectief functieonderzoek dat – zoals we hebben vastgesteld – valide is. Bovendien past het profiel bij een neurotrauma zoals Dhr. [eiser] deze heeft doorgemaakt. De door ons vastgestelde functiestoornissen zijn dus objectief en specifiek.” [7]
Bij het opnemen van de door mij op 17 augustus 2017 afgenomen anamnese heeft betrokkene verklaard dat hij kort bewusteloos is geweest maar een geheugenverlies heeft gehad van ongeveer 4 uur. Dit verschil in de anamnese is naar mijn mening verder niet relevant voor de uitkomsten van het uitgevoerde neuropsychologisch onderzoek. (…) In de door de neuropsycholoog uitgevoerde anamnese wordt tevens aangegeven dat hij liggend op straat ook stuiptrekkingen heeft gehad. In de door mij opgenomen anamnese heeft betrokkene niet aangegeven dat hij stuiptrekkingen heeft gehad. Ook dit verschil in de anamnese heeft naar mijn mening geen invloed op de uitkomsten van het uitgevoerde neuropsychologische onderzoek.” [8]
Ook ten aanzien van de werkbeperkingen van Dhr. [eiser] baseer ik me op de mij ter beschikking gestelde gegevens en de autoanamnese. Volgens mij is er ook nog een separate expertise op dat vlak. Het door ons vastgestelde patroon is objectief vastgesteld en zal niet veranderen bij een andere visie op voornoemde twee punten. Zij zijn vastgesteld middels een objectief functieonderzoek dat – zoals we hebben vastgesteld – valide is. Bovendien past het profiel bij een neurotrauma zoals Dhr. [eiser] deze heeft doorgemaakt. De door ons vastgestelde functiestoornissen zijn dus objectief en specifiek.” [16]
Er is sprake van een ernstige vertraging van de centrale informatieverwerking en daarmee gerelateerde aantasting van het werkgeheugen op het niveau van een bradyfrenie (…).
Betrokkene is cognitief verhoogd interferentiegevoelig gebleken (…) door falende selectieve aandacht. Deze laatste stoornis toont aan dat zijn ‘perceptueel filter’ verstoord is en hij regelmatig overspoeld zal worden door sensorische indrukken.
Er is een verstoring van de alertheid hetgeen de cognitieve representatie is van de subjectieve klachten van vermoeidheid. Een dagcurve laat een uitputtingsfenomeen zien. Dit representeert een verminderde cognitieve conditie. (…)
Er zijn stoornissen in de executieve functies, met name in een gebrekkige mentale flexibiliteit, het vermogen tot switchen tussen veranderende informatiebronnen. Het geheugenonderzoek toont daarnaast nog afwijkingen van met name het korte termijn leervermogen. (…)”
Op grond van de aanwezige gegevens, anamnese, onderzoek en de beoordeelde medische correspondentie maak ik opdat betrokken de volgende letsels heeft op gelopen bij het ongeval:
Licht traumatisch schedelhersenletsel (…) met als restgevolgen nog altijd een bandvormig gevoel rond het hoofd die verergerd bij inspanning en leidt tot ervaren cognitieve problemen met name van op het gebied van geheugen- en concentratie en het vasthouden van aandacht. (…);
Gezien de anamnese met de steeds weerkerende duizeligheid bij het overeind komen in de beginfase van het ziekteproces is het mogelijk dat er sprake is geweest van een contusio labyrinthi met als differentiaaldiagnose een benigne paroxysmale positieduizeligheid. (…);
Posttraumatische nek- en schouderklachten uiteindelijk resulterend in een min of meer continu aanwezig chronisch pijnsyndroom met lichte bewegingsbeperkingen van de nek en bewegingsbeperking van beide schouders als gevolg van doorgemaakte frozen shoulders. (…)”
Er bestonden voor het ongeval bij de onderzochte geen klachten en afwijkingen op mijn vakgebied die de onderzochte thans heeft. (…) Er zijn daarnaast op mijn vakgebied geen klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen. (…)”
6 juni 2007. [29] In de beschikking van 6 juni 2017 (zie 2.4. hiervoor) heeft de rechtbank overwogen dat de benoeming van een orthopedisch chirurg wordt aangehouden in afwachting van de rapportage van de neuroloog en/of eventueel nadere uitlating van [gedaagde] over de erkenning van het rapport van [naam orthopedisch chirurg] . Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiser] onweersproken gesteld dat [gedaagde] vervolgens niet heeft gereageerd op brieven van de rechtbank over deze kwestie, waarna de rechtbank heeft bericht dat het uitblijven van een reactie als erkenning van het rapport van [naam orthopedisch chirurg] zal beschouwen. Nu het rapport van [naam orthopedisch chirurg] ook in deze procedure niet door [gedaagde] gemotiveerd is betwist, gaat de rechtbank uit van de juistheid daarvan. De rechtbank stelt op grond van het rapport van [naam orthopedisch chirurg] vast dat ook de frozen shoulder en bijbehorende klachten van [eiser] het gevolg zijn van de mishandeling. Het medisch advies van [naam adviseur] maakt het voorgaande niet anders gelet op wat hiervoor is overwogen onder 4.17. over de aard van de deskundigheid van [naam adviseur] .
De beperkingen zijn gelegen op de gebieden van het persoonlijk- en sociaal functioneren (functie mogelijkhedenlijst = FML: rubrieken 1 en 2 (…)). Betrokkene is daarmee aangewezen op werk zonder hoge werkdruk, waarin geen hoog handelingstempo vereist is, zonder frequente verstoringen en onderbrekingen en dat geen leidinggevende aspecten bevat. Verder is een rustige werkplek gewenst (met weinig auditieve- en visuele prikkels) en de mogelijkheid om een langere pauze te nemen. (…) Betrokkene heeft eveneens fysieke beperkingen (FML rubrieken: 3, 4 en 5) (…). Er zijn beperkingen te stellen voor trillingsbelasting, werken met toetsenbord en muis, frequent reiken tijdens het werk, tillen of dragen, het frequent hanteren van zware lasten tijdens het werk, hoofdbewegingen maken en boven schouderhoogte actief zijn. Tenslotte is er, in overeenstemming met de standaard “verminderde arbeidsduur”, een indicatie voor een urenbeperking en wel op grond van een stoornis in de energiehuishouding. Immers er is een noodzakelijkheid tot recuperatie na 1-2 uur inspannen (…): mate van duurbelastbaarheid is 2-3 uur per dag, gemiddeld 10 uur per week (FML: rubriek 6).
€ 51.830,00 wordt afgetrokken. [32] De winst van [eiser] tot aan de mishandeling lag in lijn met wat hij zou verdienen volgens het gemiddelde, namelijk een winst van
€ 4.319,00 per maand. [gedaagde] heeft de cijferkundige rekenwijze die Van Vliet heeft gehanteerd verder niet betwist. Slotsom is dat [gedaagde] vanwege het verlies van verdienvermogen tot 2020 aan [eiser] moet vergoeden wat deze heeft gevorderd.
14 oktober 2010 tot de dag van volledige betaling. Als uitgangspunt geldt dat wettelijke rente over schade als gevolg van onrechtmatig handelen verschuldigd is vanaf het moment dat de schade is ontstaan. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe zoals gevorderd voor zover het geleden verlies van verdienvermogen ziet op de periode vóór 2010. Over het verlies van verdienvermogen dat later is ontstaan, wijst de rechtbank - bij gebreke van een andere door [eiser] concreet aangedragen ingangsdatum - de wettelijke rente toe per 31 december van het kalenderjaar waarop het verlies van arbeidsvermogen ziet. Daarbij geldt het overzicht van de gederfde winst in het rapport van Van Vliet als uitgangspunt. [33] Ten aanzien van de daarin genoemde bedragen moet nog rekening worden gehouden met een belastingdruk van 30%. Een voorbeeld: de wettelijke rente over het verlies van verdienvermogen in 2010, toen de gederfde winst € 24.202,00 bedroeg waarvan na aftrek van 30% belasting een bedrag van € 16.941,40 overblijft, start per
31 december 2010.
1 uur per dag mantelzorg aan hem verleend, bestaande uit – onder meer – hulp bij eten en drinken, het toedienen van medicatie, aan- en uitkleden, douchen en toiletbezoek. Gelet hierop vordert [eiser] in overeenstemming met de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp een vergoeding van € 10,00 per uur. Uitgaande van
7 uur mantelzorg per week voor de duur van 13 weken komt dat neer op € 910,00.
€ 10.722,50. [35]
Voor-werk II. Voor een vergoeding van buitengerechtelijke kosten op grond van dit rapport moet [eiser] stellen dat hij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en dat de kosten waarvan hij vergoeding vordert, moeten worden beschouwd als buitengerechtelijke kosten met toevoeging van een specificatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] bij dagvaarding noch tijdens de mondelinge behandeling aan deze stelplicht voldaan. De rechtbank wijst daarom ook de overige kosten die [eiser] als buitengerechtelijke kosten vordert af.
5.De beslissing
Van Vliet, als neergelegd in zijn expertiserapportage, tussen partijen als uitgangspunt hebben te dienen bij de vaststelling van de ongevalsgevolgen,
14 oktober 2010 tot de dag van volledige betaling en over het verlies van arbeidsvermogen vanaf 2010 telkens vanaf 31 december van het kalenderjaar waarop het verlies ziet tot de dag van volledige betaling,
mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.