11.1.Het onderhoud van de nog aanwezige graslanden (kort maaien) vindt ook niet plaats. Volgens eiseressen moet niet de huidige minimale bezetting van de burchten uitgangpunt zijn, maar moet van normaal functionerende burchten worden uitgegaan. De jonge dassen die zijn waargenomen, zijn jaarlingen uit 2022. Er zijn dus geen nieuwe jongen geboren in 2023 hetgeen er ook op duidt dat er geen goede voortplanting plaatsvindt, aldus eiseressen. Ook in 2024 is er geen reproductie. De bewoningsgraad van de beide burchten loopt sterk achteruit. Van de aanwas uit 2022, toen in totaal 7 jonge dassen zijn geboren, is volgens eiseressen niets over. Dit kan er wel degelijk toe gaan leiden dat de dassen hun burchten op korte termijn gaan verlaten door de werkzaamheden. Eiseressen betogen dat zij zich niet kunnen voorstellen dat zij bij de voorzieningenrechter niet weersproken hebben dat dat de populatie tijdens de werkzaamheden is gegroeid. Volgens eiseressen is er inmiddels een enorm tekort aan foerageergebied en dus aan voedsel ontstaan. De dassen proberen nu hoofdzakelijk in de naaldbossen van [naam] nog wat voedsel te vinden wat blijkt uit het feit dat de dassen allemaal een zwarte neus hebben tot aan de ogen. Dat komt door het gewroet in de zwarte humuslaag van de bossen, aldus eiseressen. Eiseressen uitten hun verbazing erover dat verweerder zo lang er nog procedures lopen geen gebruik wil maken van hun voorstel om samen in het plangebied te gaan kijken wat er misgaat en wat noodzakelijk is om de das te behouden. Dat geldt ook voor de weigering om het filmmateriaal te bekijken dat eiseressen bij de burchten hebben verzameld. Eiseressen hebben daarom geen vertrouwen in de wijze waarop verweerder zijn handhavingstaak nu vervult en in de toekomst zal gaan vervullen als het golfterrein in gebruik is genomen. Dan zal de huidige situatie voor de dassen nog verder verslechteren, aldus eiseressen. Zij verzoeken het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en verweerder op te dragen de huidige werkzaamheden per direct stil te leggen.
12. In het verzoek om voorlopige voorziening is verzocht een passende voorlopige voorziening te treffen, inhoudende een direct ingaand verbod om nog verdere werkzaamheden in het [naam] uit te voeren, die het foerageergebied en leefgebied van de das kunnen/zullen aantasten, dan wel een andere passende maatregel te treffen, die hetzelfde effect zal sorteren.
Wat zijn de overwegingen van de voorzieningenrechter?
13. Eiseressen zijn het niet eens met de ingrepen die in [naam] plaatsvinden omdat zij van mening zijn dat die een overtreding van de Wnb opleveren, waartegen verweerder handhavend zou moeten optreden. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, zoals hiervoor is aangegeven, voor de ontwikkeling van [naam] op 6 februari 2023 een ontheffing is verleend op grond van artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wnb. Dat besluit is in werking getreden, maar nog niet onherroepelijk omdat daarover nog een procedure loopt bij de Afdeling. Nu het besluit (vooralsnog) van kracht is, vormt dat voor verweerder het relevante toetsingskader om te beoordelen of sprake is van overtreding van de Wnb. De voorzieningenrechter ziet daarbij overigens geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het besluit van 6 februari 2023 bij de Afdeling geen stand kan houden, omdat voor de ontwikkeling van [naam] geen ontheffing van de Wnb (ook niet onder voorwaarden) kon worden verleend.
14. Naar aanleiding van het betoog ter zitting dat verweerder handhavend had moeten optreden tegen [naam] omdat die de werkzaamheden feitelijk uitvoert zonder over een ontheffing te beschikken nu die aan [naam] is verleend, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
15. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal een bestuursorgaan in de regel handhavend moeten optreden als sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan van handhavend optreden afzien, namelijk als er een concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
Hieruit volgt dat het tot handhaving bevoegd gezag eerst moet vaststellen of er sprake is van een overtreding waartegen in beginsel handhavend dient te worden opgetreden. Vervolgens komt de vraag aan de orde wie als overtreder van dat voorschrift kan worden aangemerkt en of er bijzondere omstandigheden zijn om van handhavend optreden af te zien.
16. Omdat verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat de Wnb niet is overtreden en hij daarom niet bevoegd is om handhavend op te treden, is de vraag naar het overtrederschap niet aan de orde. Het enkele feit dat de ontheffing op naam van [naam] is gesteld en niet op naam van [naam] , die als erfpachter de werkzaamheden, waarvoor de ontheffing is verleend, feitelijk uitvoert, betekent niet dat laatstgenoemde al daarom de Wnb overtreedt. [naam] maakt gebruik van de aan [naam] verleende ontheffing en dient zich aan de daarin opgenomen voorschriften te houden omdat zij anders als ‘fysieke dader’ in overtreding is. Het verbod van artikel 3.10, eerste lid, onder b, van de Wnb geldt immers voor iedereen. Omdat [naam] het project uitvoert maakt zij feitelijk gebruik van de aan [naam] verleende ontheffing en gelden de daarin opgenomen voorschriften ook voor haar. Het betoog slaagt niet. De voorzieningenrechter komt dus toe aan de vraag of sprake is van een overtreding van de (voorschriften uit) de ontheffing.
17. Eiseressen hebben bij de behandeling ter zitting desgevraagd verduidelijkt dat zij ervoor vrezen dat de dassen over een aantal jaren het gebied zullen moeten verlaten omdat er na de kaalslag van het gebied structureel onvoldoende voedsel voor de das is. De kern van hun bezwaar is dat zij betwisten dat er blijvend minimaal 62 ha aan foerageergebied aanwezig is, zoals in de ontheffingsvoorschriften is bepaald, omdat de als zodanig in aanmerking genomen gronden feitelijk geen voedsel voor de das leveren. Op de golfbanen worden bestrijdingsmiddelen gebruikt en worden de dassen geweerd. Het overige als foerageergebied aangewezen gebied bestaat grotendeels uit zand- en heidegrond, waarin geen basisvoedsel (regenwormen) zit, waardoor de dassen noodgedwongen in de voedselarme naaldbossen foerageren. Omdat het hele gebied, zoals het erbij ligt, ongeschikt is als foerageergebied, is de dassenpopulatie door voedselgebrek inmiddels al afgenomen. De das zou over een aantal jaren geheel uit het gebied kunnen verdwijnen omdat van de in de ontheffing voorgeschreven herinrichting tot geschikt (primair dan wel secundair) foerageergebied en het beheer daarvan volgens eiseressen tot dusver niets terecht is gekomen. Verder hebben eiseressen op zitting erop gewezen dat het compensatiegebied windpark, waarnaar de dassen zouden moeten kunnen uitwijken, voor allerlei activiteiten wordt gebruikt waardoor dat totaal ongeschikt is als foerageergebied.
18. De voorzieningenrechter dient te beoordelen of verweerder naar aanleiding van het ingediende verzoek om handhaving zorgvuldig heeft onderzocht of aan de voorschriften van de ontheffing, waaronder met name het voorschrift 11 dat te allen tijde minimaal 62 ha aan foerageergebied voor de das aanwezig moet zijn, wordt voldaan. Daarvoor moet worden beoordeeld of de vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden, waarop verweerder het bestreden besluit baseert, door een ter zake deskundige persoon op een duidelijke en controleerbare wijze zijn vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden op basis waarvan de weigering handhavend op te treden is genomen, zijn vastgesteld of waargenomen.
19. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet de controle van 6 september 2023 en het daarvan opgemaakte rapport van 4 oktober 2023 aan de daaraan te stellen eisen. In het rapport zijn de werkzaamheden en de aanwezige primaire, secundaire en op te waarderen foerageergebieden en ook de voortgang van de inrichting en het beheer gecontroleerd mede aan de hand van de gegevens beschreven in de voortgangsrapportage. Daarbij is aan de hand van het programma “Atlas Limburg” met satellietbeelden de oppervlakte opgemeten van het toegankelijke foerageergebied. Op basis daarvan is gecontroleerd en vastgesteld dat in [naam] tijdens de gefaseerd uitgevoerde werkzaamheden meer dan 62 ha functioneel foerageergebied aanwezig is (geweest). Daarmee wordt voldaan aan voorschrift 11, het dassenplan en het ecologisch werkprotocol en kan ook aangenomen worden dat de dassen niet door de ingrepen worden gedwongen door voedselgebrek hun burchten te verlaten. Dit wordt bevestigd door camera onderzoek. Anders dan eiseressen betogen heeft de toezichthouder wel verduidelijkt wat in het controlerapport onder primair en secundair foerageergebied wordt verstaan. Primair foerageergebied is gebied waarin het grootste deel van het jaar voedsel gevonden kan worden, zoals vochtige weilanden, hoogstamboomgaarden, oude structuurrijke eikenbossen en bemeste graslanden. In secundair foerageergebied kan niet jaarrond voedsel worden gevonden. Dit zijn akkers, ruigten en dergelijke. Het betoog van eiseressen dat aan herinrichting van foerageergebied en het beheer daarvan niets is gedaan, vindt geen steun in het controlerapport en het daarbij gevoegde fotomateriaal. Deze beroepsgrond slaagt niet.
20. Naar aanleiding van het betoog van eiseressen dat het terrein van de golfbanen ongeschikt is voor de das en dat door de werkzaamheden het (hele) gebied ongeschikt is gemaakt als foerageergebied omdat dit grotendeels uit zand- en heidegrond bestaat waarin de dassen geen voedsel vinden, heeft verweerder ter zitting terecht erop gewezen dat het hele projectgebied ongeveer 270 ha omvat, waarvan ongeveer 24 ha intensief zal worden gebruikt als golfbaan. In het overige gebied wordt natuur hersteld. Verder is ter zitting toegelicht dat in samenwerking met een ecoloog bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Bij het opgewaardeerde gebied zijn in juni 2023 grondmonsters genomen waaruit is gebleken dat daarin bodemleven aanwezig is, zoals insecten die ook voor dassen als voedsel kunnen dienen.
21. Verweerder heeft verder gewezen op de zeer recent nog uitgevoerde controles van 7 en 13 mei 2024 waarvan op 13 mei 2024 een rapport is opgemaakt. Daarin is de meest actuele situatie mede op basis van wildcamera onderzoek vastgelegd om de dassenactiviteit bij beide burchten vast te stellen. De dassenpopulatie is ook volgens de toezichthouder en verweerder door de ingrepen in het gebied weliswaar wat afgenomen maar in 2024 zijn weer 2 jongen geboren in burcht 2 die daar in elk geval met de moederdas verblijven. In burcht 1 zijn ook minimaal 3 volwassen dassen aangetroffen en tevens is ten zuiden van het plangebied een nieuwe, niet eerder bekende, door dassen bewoonde burcht aangetroffen. Daarbij komt dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat uit het aantreffen van een nieuwe dassenburcht buiten het plangebied blijkt dat de dassen ook elders foerageren en niet alleen op [naam] als foerageergebied zijn aangewezen. De beroepsgrond dat er binnen [naam] geen geschikt foerageergebied meer aanwezig is, slaagt niet.
22. Over het gebruik van het compensatiegebied windpark heeft verweerder toegelicht dat ter plaatse meerdere controles zijn uitgevoerd die in het controlerapport van 4 oktober 2023 zijn vermeld en beschreven. Tegen de aanwezigheid van de motorclub is door de gemeente opgetreden en verweerder heeft poorten geplaatst. Verder werd het terrein door [naam] voor opslag gebruikt en ook daaraan is een einde gemaakt. Het gebied is nu afgesloten en is inmiddels ingezaaid. Daarna zal verder beheer worden uitgevoerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt hieruit dat dit gebied alsnog geschikt wordt gemaakt als foerageergebied. De beroepsgrond is terecht voorgedragen omdat dit compensatiegebied ten tijde van het bestreden besluit geen foerageergebied was, maar dat neemt niet weg dat er voldoende voedsel voor de das binnen en buiten [naam] aanwezig is zodat deze daar niet in zijn voortbestaan wordt bedreigd.
23. Naar aanleiding van de vrees dat de dassen het gebied binnen een paar jaar zullen gaan verlaten, heeft verweerder er ten slotte verder nog op gewezen dat de golfbanen inmiddels nagenoeg geheel zijn aangelegd. Er resteren nog 2 holes die, ieder voor de helft, worden aangelegd. De activiteiten bevinden zich in de laatste fase en aan de verstoring door de herinrichting en de negatieve effecten daarvan komt nu een einde. De aangelegde hagen, boomgaarden en korte graslanden zullen een steeds merkbaarder positief effect gaan opleveren voor de dassen. Na het einde van de inrichtingsfase komt de nadruk op het beheer van het gebied te liggen wat eveneens een positief effect zal hebben, mede omdat dit beheer op een hoger niveau dan vóór de ontwikkeling van het gebied plaatsvindt. Zo is ter zitting vermeld dat er bijvoorbeeld op zeer korte termijn nog 240 m³ stalmest over de graslanden kan worden uitgereden. Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich - vooropgesteld dat het beheer ook in de toekomst op peil blijft - op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de vrees dat de in het gebied aanwezige dassen wegens voedselgebrek binnen een paar jaar [naam] zullen moeten verlaten, ongegrond is.
Wat is de conclusie in deze zaak?
24. Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder toereikend heeft onderbouwd dat aan de voorschriften van de ontheffing van
6 februari 2023 wordt voldaan. Verweerder heeft zich ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen sprake is van overtreding van de Wnb waartegen handhavend dient te worden opgetreden. Het beroep is daarom ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.