ECLI:NL:RBLIM:2024:304

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/03/324369/ KG ZA 23/422
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van camera's in burengeschil met privacykwesties

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, hebben eisers, buren van gedaagde, een kort geding aangespannen. De eisers vorderen de verwijdering van twee camera's die gedaagde aan de voor- en zijgevel van zijn woning heeft geplaatst. Eisers stellen dat deze camera's hun privacy schenden, aangezien zij zichtbaar zijn wanneer zij zich over de openbare weg bewegen. Gedaagde heeft de camera's aangebracht uit een gevoel van onveiligheid, na een aantal voorvallen waarbij hij zich bedreigd voelde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gerechtvaardigd belang heeft bij de camera's. De rechter weegt het recht op privacy van eisers zwaarder dan de belangen van gedaagde. De vorderingen van eisers worden toegewezen, en gedaagde wordt veroordeeld om de camera's binnen 48 uur na betekening van het vonnis te verwijderen. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eisers. Dit vonnis is uitgesproken op 23 januari 2024 door mr. T.A.J.M. Provaas.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/324369 / KG ZA 23-422
Vonnis in kort geding van 23 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. K.A.M.J. Horsch,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. P.A. Visser.
Eisers zullen ook, afzonderlijk, ‘ [eiser sub 1] ’ en ‘ [eiseres sub 2] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12,
- de producties 1 tot en met 10 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 9 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eisers] ,
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
[eisers] en [gedaagde] zijn buren. De percelen van partijen maakten oorspronkelijk deel uit van het boerenbedrijf dat aan de ouders van [eiser sub 1] toebehoorde. [gedaagde] woont in de voormalige ouderlijke woning van [eiser sub 1] en [eisers] wonen in de naastgelegen, tot woonhuis omgebouwde, schuur, die aanvankelijk hoorde bij de woning waarin [gedaagde] thans woont.
2.2.
De woning van [eisers] is gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . De [straatnaam 1] is een doodlopende straat die grenst aan de [straatnaam 2] , de straat waar de woning van [gedaagde] zich op huisnummer [X] bevindt. De [straatnaam 1] is via de [straatnaam 2] bereikbaar.
2.3.
Op het perceel van [gedaagde] staat op enige afstand van de erfafscheiding met [eisers] een plataanboom. Tegen de voorgevel van de woning van [gedaagde] bevindt zich een camera. Tegen de daaraan grenzende zijgevel, grenzend aan de [straatnaam 1] , bevindt zich eveneens een camera (zie onder meer productie 3 dagvaarding en de foto onder randnummer 1 dagvaarding).
2.4.
Met betrekking tot de plataanboom en de camera’s heeft tussen (de gemachtigden van) partijen voorafgaand aan deze kort geding procedure een uitgebreide e-mailwisseling plaatsgevonden.
Wat betreft de plataanboom heeft [gedaagde] in een e-mail van 7 april 2023 [gedaagde] [eisers] , voor zover hier van belang, onder meer als volgt bericht.
Als er sprake is van doorgroeiende wortels dan zal cliënt( [gedaagde] , toevoeging de voorzieningenrechter)
ook de wortels wegkappen.
In een e-mail van 8 september 2023 heeft [gedaagde] [eisers] , onder meer voor zover hier van belang, verder als volgt bericht.
Mochten de wortels doorschieten op het perceel van uw cliënten, dan zal cliënt de betreffende wortels op tijd doorhakken.
2.5.
Bij de voordeur van de woning van [gedaagde] bevindt zich verder een deurbelcamera. Ook in de achtertuin van [gedaagde] is een camera geplaatst.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van zijn toezegging, zoals gedaan op 7 april 2023 en 8 september 2023, inhoudende dat indien de wortels van de plataanboom van [gedaagde] doorschieten naar het perceel van [eisers] , [gedaagde] de betreffende wortels op tijd zal doorhakken, zodat deze niet langer zullen doorschieten naar het perceel van [eisers] , zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft met een maximum van
€ 50.000,00, of een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis primair de twee camera’s aan de voor- en zijgevel van de woning van [gedaagde] te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel subsidiair deze twee camera’s zodanig te verplaatsen of af te schermen dat de bewegingen van [eisers] (indien zij van de openbare weg gebruik maken) niet langer worden gefilmd en/of vastgelegd, en [gedaagde] te verbieden (andere of nieuwe) camera’s te plaatsen die de bewegingen van [eisers] vastleggen of filmen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,00, of een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daarbij inbegrepen.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eisers] zien – kort gezegd –:
(onder I) op de nakoming van een toezegging door [gedaagde] met betrekking tot het (tijdig) doorhakken van de, richting het perceel van [eisers] , doorschietende wortels van de plataanboom op het perceel van [gedaagde] , en
(onder II) op het verwijderen/verplaatsen dan wel afschermen van twee camera’s aan respectievelijk de voor- en zijgevel van de woning van [gedaagde] .
Het onder I gevorderde
4.2.
Op het onder I gevorderde hoeft niet te worden beslist, nu partijen tijdens de schorsing van de zitting met betrekking tot de wortels van de plataanboom afspraken met elkaar hebben gemaakt. Met partijen is ter zitting afgesproken dat de inhoud van die afspraken in dit vonnis zullen worden neergelegd. Deze afspraken luiden als volgt.
[gedaagde] zal de heer en/of [eiseres sub 2] één keer per jaar in de gelegenheid stellen om zijn tuin te bezoeken ter controle van de situatie betreffende de wortels. [eisers] zullen daartoe telkens vijf data met tijdstippen voorstellen, schriftelijk, daarbij redelijkerwijs rekening houdend met de aanwezigheid en het dagpatroon van [gedaagde] , waarna [gedaagde] een datum en tijdstip kan uitkiezen waarop de controle kan worden uitgevoerd. Alsdan zal in goed overleg worden bepaald of er aanleiding bestaat tot het doorhakken van doorschietende wortels door [gedaagde] , zulks ter nakoming van de hiervoor bedoelde toezegging door [gedaagde] .
Het onder II gevorderde
4.3.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [eisers] zich niet verzetten tegen de bij [gedaagde] aanwezige deurbel. Ook de camera die [gedaagde] in de achtertuin heeft vormt geen onderwerp van dit geschil. Het geschil beperkt zich enkel tot de camera’s aan de voor- en zijgevel van de woning van [gedaagde] als omschreven onder r.o. 2.3.
4.5.
[eisers] leggen aan het onder II gevorderde ten grondslag dat hun privacy wordt aangetast door de aanwezigheid van die twee camera’s.
4.6.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of [gedaagde] onrechtmatig inbreuk maakt op het recht van [eisers] op bescherming van hun privacy. In beginsel is er bij een inbreuk op een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer sprake van een onrechtmatige daad. Er kan echter sprake zijn van een rechtvaardigingsgrond waardoor die inbreuk niet onrechtmatig is. Of er een rechtvaardigingsgrond is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten de ernst van de inbreuk en de belangen bij de inbreuk makende handelingen tegen elkaar worden afgewogen (ECLI:NL:HR:2002:AD9609). Ook moet worden getoetst of het gebruik van de camera’s voldoet aan de eisen van proportionaliteit (is er sprake van een redelijke verhouding tussen het doel en het ingezette middel) en subsidiariteit (is dit het minst ingrijpende middel om het doel te bereiken).
4.7.
Door [eisers] is onweersproken gesteld dat hun woning is gelegen aan een doodlopende straat en dat zij bij het verlaten van en terugkeren naar hun woning op de camera’s in beeld verschijnen als zij zich over de openbare weg begeven. Daarbij is tussen partijen geen onderscheid gemaakt tussen de camera aan de voorzijde van de woning en de camera aan de zijkant van de woning. Daarmee is het recht op privacy van [eisers] in het geding. [gedaagde] stelt op zijn beurt dat hij de camera’s ongeveer twee jaar geleden heeft aangebracht naar aanleiding van een aantal voorvallen/pesterijen die hebben plaatsgevonden en dat hij [eisers] van betrokkenheid bij deze voorvallen verdenkt (zie rn. 15 tot en met 27 spreekaantekeningen [gedaagde] ). [gedaagde] voelt zich als gevolg van die voorvallen onveilig en de camera’s dienen ter bescherming van hem en zijn eigendommen. Hij heeft dus een gerechtvaardigd belang bij de (aanhoudende) aanwezigheid van die camera’s, zo stelt hij.
4.8.
[gedaagde] stelt in dit verband – kort gezegd – onder meer dat beschadigingen zijn aangebracht aan zijn auto en die van zijn (toenmalige) echtgenote. Ook zijn er, aldus [gedaagde] , voorwerpen, waaronder eieren, gegooid tegen de woning en deur van [gedaagde] . Ook stelt [gedaagde] dat zijn (toenmalige) vrouw hinderlijk is gevolgd door [eiseres sub 2] .
4.9.
[eisers] ontkennen ten stelligste betrokkenheid bij de door [gedaagde] aangehaalde voorvallen. Door [gedaagde] is hier vervolgens niets concreets tegenin gebracht. De door [gedaagde] opgesomde voorvallen worden op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. [gedaagde] stelt dat hij weliswaar geen aangifte van de voorvallen bij de politie heeft gedaan, maar daar wel melding van heeft gemaakt bij de politie. Hij beschikt echter niet over gegevens hierover. Het blijft, daar waar het de voorvallen ter onderbouwing van zijn gerechtvaardigde (concrete) belang bij de camera’s als beveiligingsmaatregel betreft, aldus bij blote stellingen.
4.10.
Daar komt bij dat [gedaagde] weinig openheid van zaken geeft over het type van de door hem gebruikte camera’s en de mogelijkheden/specificaties van die camera’s in relatie tot bijvoorbeeld het opslaan/bewaren van beelden, wendbaarheid of inzoomen. Dit terwijl het nu juist op de weg van [gedaagde] ligt om daar duidelijkheid over te verschaffen. Daar doet niet aan af dat hij screenshots in het geding heeft gebracht waarop te zien is dat een deel van het gezichtsveld van de camera aan de zijgevel is geblokt (screenshot productie 6 van [eisers] en productie 8 van [gedaagde] ). Moeilijk controleerbaar is immers òf, en zo ja, wat er standaard wordt afgeschermd, en wat dus het daadwerkelijke bereik van de camera’s is, zeker nu nadere concrete informatie ter zake van de camera’s ontbreekt.
4.11.
Onvoldoende concreet onderbouwd is bovendien in dit verband waarom de aanwezigheid van de deurbelcamera en de camera in de achtertuin niet volstaan. Evenmin is onderbouwd waarom een gedegen autoalarm, daar waar het de auto betreft, niet (mede) uitkomst zou kunnen bieden voor de beveiliging van de auto van [gedaagde] . Aldus is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat minder ingrijpende maatregelen niet zouden (kunnen) volstaan.
4.12.
Al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat [gedaagde] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gerechtvaardigd belang heeft bij de aanwezigheid van de twee in geding zijnde camera’s. Het recht op eerbiediging van de privacy van [eisers] weegt dus zwaarder. De onder II primair gevorderde verwijdering van de camera’s en het verwijderd houden van die camera’s zal daarom worden toegewezen.
De proceskosten
4.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- betekening oproeping € 131,90
- griffierecht 320,00
- salaris advocaat 1.079,00
- nakosten
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.703,90
De dwangsom
4.14.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verstaat dat partijen zijn overeengekomen hetgeen is neergelegd in rov. 4.2., tweede alinea, en dat zij de daaruit voortvloeiende verplichtingen over en weer zullen nakomen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de twee camera’s aan de voor- en zijgevel van zijn woning te verwijderen en verwijderd te houden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.703,90, te betalen aan [eisers] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. tot en met 5.4. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
cb