ECLI:NL:RBLIM:2024:2828

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
C/03/330083 KG ZA 24/131
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contact- en straatverbod na beëindiging affectieve relatie met dwangsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.E. Marchal, vorderde een contact- en straatverbod tegen de gedaagde, na een beëindigde affectieve relatie. De partijen hebben geen kinderen, en de eiseres woont met haar twee minderjarige kinderen in [woonplaats 1]. De gedaagde heeft zich na de relatie herhaaldelijk in de nabijheid van de woning en het werkadres van de eiseres opgehouden, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid bij de eiseres en haar kinderen. De eiseres heeft bewijsstukken overlegd, waaronder videomateriaal en foto’s, die het ongewenste gedrag van de gedaagde documenteren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde erkend dat hij de eiseres heeft lastiggevallen, maar verklaarde spijt te hebben en dat hij haar niet meer zal benaderen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om de gevraagde verboden toe te wijzen, gezien de onbetwiste feiten en de erkenning van de gedaagde. De rechter heeft de verboden voor een periode van twaalf maanden opgelegd, met een dwangsom van € 500,00 per overtreding, tot een maximum van € 10.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg
Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/330083 / KG ZA 24-131
Vonnis in kort geding van 30 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.L.E. Marchal te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de usb-stick van de zijde van [eiseres] van 14 mei 2024, met daarop in totaal 33 foto’s, 24 videobestanden en 5 overige producties;
- de mondelinge behandeling van 16 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn geen kinderen geboren.
2.2.
In maart 2024 heeft [eiseres] de relatie verbroken.
2.3.
Gedurende de relatie hebben partijen niet samengewoond. [eiseres] woont met haar twee minderjarige kinderen aan het [adres 1] te [woonplaats 1] . [gedaagde] woont in [woonplaats 2] aan de [adres 2] .
2.4.
Na het verbreken van de relatie heeft [gedaagde] zich meermaals rondom de woning en het werkadres van [eiseres] opgehouden en heeft hij [eiseres] in het verkeer gehinderd.
2.5.
In een whatsappbericht van 27 december 2023 stuurt [eiseres] aan [gedaagde] het volgende bericht:
“(…)
Ik krijg nog 100 euro van je voor 2 nieuwe banden.
(…)
.”
2.6.
Op 27 december 2023 is door [gedaagde] een bedrag van € 100,00 overgeboekt op de bankrekening van [eiseres] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] verbiedt om, na betekening van dit vonnis, binnen een straal van 500 meter van de woning van [eiseres] aan het [adres 1] te 6271 BZ [woonplaats 1] , te komen en/of zich te bevinden, zulks op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,00 per keer dat [gedaagde] handelt in strijd met dit verbod,
[gedaagde] verbiedt om, na betekening van dit vonnis, binnen een straal van 500 meter van het bedrijfsterrein van [naam bv] aan [adres 3] te [vestigingsplaats] te komen en/of zich te bevinden, zulks op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,00 per keer dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod,
[gedaagde] verbiedt om, na betekening van dit vonnis, binnen een afstand van 25 meter van de persoon van [eiseres] en/of van haar kinderen te komen en/of zich te bevinden, zulks op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,00 per keer dat [gedaagde] in strijd met dit verbod handelt,
[gedaagde] verbiedt om, na betekening van dit vonnis, direct of indirect schriftelijk en/of telefonisch en/of via Social Media contact op te nemen of te zoeken met [eiseres] , zulks op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,00 per keer dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod,
[gedaagde] verbiedt om, na betekening van dit vonnis, last en/of hinder te veroorzaken aan [eiseres] en/of een van haar kinderen, in welke vorm dan ook, zulks op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,00 per keer dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod,
[gedaagde] veroordeelt in de kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] , samengevat, het volgende ten grondslag. Na het verbreken van de relatie, blijft [gedaagde] haar opzoeken. Hij komt naar haar woning, naar haar werkplek en hindert haar in het verkeer. [gedaagde] en haar kinderen voelen zich daardoor niet veilig.
3.3.
[gedaagde] voert (beperkt) verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] volgt uit de aard van de zaak.
Straat- en contactverbod
4.2.
Aangezien een straat- en contactverbod inbreuk maakt op het recht om vrijelijk te communiceren en zich vrijelijk te verplaatsen, stelt de voorzieningenrechter voorop dat toewijzing van dergelijke verboden pas aan de orde is, indien sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. Er moet in ieder geval een reële dreiging bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde] tegenover [eiseres] . Bij de beantwoording van de vraag of de verboden gerechtvaardigd zijn, moeten alle omstandigheden van het geval alsmede de belangen van partijen in acht worden genomen.
4.3.
[eiseres] heeft onbetwist gesteld dat [gedaagde] na de beëindiging van de relatie meermaals naar haar woning en haar werkadres is gekomen. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] een usb-stick in het geding gebracht met daarop onder andere 24 videofragmenten, waarop te zien is hoe [gedaagde] zich rondom de woning van [eiseres] begeeft en haar achtertuin inloopt. De usb-stick bevat daarnaast 2 foto’s waarop te zien is dat [gedaagde] langs het werkadres van [eiseres] rijdt in zijn auto. Voorts heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat [gedaagde] twee banden van haar auto heeft lek gestoken. Tot slot heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat ze door [gedaagde] fysiek is mishandeld. Dit is door [eiseres] onderbouwd met whatsappcorrespondentie en 8 in het geding gebrachte foto’s waarop te zien is dat ze op verschillende plaatsen op haar lichaam blauwe plekken heeft. [eiseres] stelt op grond van het voorgaande dat zij en haar kinderen zich door het onvoorspelbare gedrag van [gedaagde] onveilig voelen.
4.4.
Gedurende de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat hij meermaals bij de woning van [eiseres] is geweest en dat hij haar in het verkeer heeft gehinderd. Hij heeft ter zitting verwezen naar de foto’s die [eiseres] in het geding heeft gebracht en heeft niet betwist dat hij het op die foto’s getoonde letsel heeft toegebracht. Hij stelt uit emotie te hebben gehandeld, omdat hij antwoord wilde hebben op vragen die hij had in verband met het verbreken van de relatie. Hij heeft verklaard spijt te hebben van zijn handelen en geeft toe dat dit allemaal niet had mogen gebeuren. Hij geeft aan dat hij [eiseres] voortaan met rust zal laten. Met betrekking tot de gevorderde gebiedsverboden heeft [gedaagde] desgevraagd ter zitting opgemerkt dat er voor hem geen redenen zijn om in de omgeving van de woning van [eiseres] te komen of te verblijven. Met betrekking het gebiedsverbod rondom de werkplek van [eiseres] heeft [gedaagde] ter zitting desgevraagd opgemerkt dat hij in de toekomst wellicht nog bij het afvalverwerkingsbedrijf moet zijn, dat is gelegen naast de werkplek van [eiseres] .
4.5.
Gezien de onderbouwing van haar stellingen door [eiseres] alsmede gezien het niet betwisten en het gedeeltelijk erkennen van die stellingen, is voorshands voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] gedurende de afgelopen periode [eiseres] (en haar kinderen) veelvuldig ongevraagd heeft benaderd en dat hij met zijn gedrag gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Gelet op de geringe tijdsspanne die is verlopen sinds het verbreken van de relatie en de hevige emoties die deze breuk kennelijk teweeg heeft gebracht bij [gedaagde] , acht de voorzieningenrechter het - ondanks de toezeggingen van [gedaagde] op dit punt - onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] [eiseres] niet opnieuw zal lastig vallen. [gedaagde] heeft voorts geen redenen of belangen genoemd die in de weg staan aan toewijzing van het gevorderde straat- of contactverbod. Het argument van [gedaagde] betreffende het bezoeken van het afvalverwerkingsbedrijf is onvoldoende concreet om het gevorderde gebiedsverbod rondom de werkplek van [eiseres] af te wijzen dan wel te beperken. In dat licht rechtvaardigen voornoemde feiten en omstandigheden een inbreuk op het recht van [gedaagde] om zich vrijelijk te verplaatsen en vrijelijk te communiceren door middel van het gevorderde straat- en contactverbod. Het straat- en contactverbod zullen beiden worden toegewezen.
4.6.
In verband met een heldere afbakening van de gebieden die door [gedaagde] niet mogen worden betreden, zal de voorzieningenrechter die gebieden niet definiëren aan de hand van een straal rondom de woning en werkplek van [eiseres] , maar zal de voorzieningenrechter met gebruik van straatnamen de gebieden afbakenen en de straten benoemen die door [gedaagde] niet mogen worden betreden, zoals hierna in het dictum is bepaald. Daarbij heeft de voorzieningenrechter ervoor gekozen om, in afwijking van het gevorderde, de doorgaande wegen de [straatnaam 1] te [woonplaats 1] en de [straatnaam 2] te [vestigingsplaats] niet onder het straatverbod te laten vallen, hoewel die wegen binnen een afstand van 500 meter langs de woning respectievelijk werkplek van [eiseres] lopen/gelegen zijn. Hierbij overweegt de voorzieningenrechter dat indien het verbod zich wel mede tot die wegen zou uitstrekken, de bewegingsvrijheid van [gedaagde] onnodig vergaand wordt beperkt.
4.7.
[eiseres] heeft geen termijn verbonden aan de door haar gevorderde verboden. In verband met de eisen van proportionaliteit zal de voorzieningenrechter de verboden voor de duur van twaalf maanden opleggen.
Dwangsom
4.8.
[eiseres] vordert een boete voor iedere overtreding van een verbod. De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiseres] hiermee een dwangsom vordert. Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij [eiseres] niet meer zal lastigvallen, maar de voorzieningenrechter acht een dwangsom een gepaste prikkel voor [gedaagde] om aan de veroordelingen te zullen voldoen. Aan de verboden zullen om die reden dwangsommen worden gekoppeld, zij het dat de dwangsommen zullen worden gemaximeerd. Indien [gedaagde] zich houdt aan de hierna uit te spreken verboden zal hij geen dwangsommen verbeuren.
Proceskosten
4.9.
Ter zitting heeft [eiseres] haar vordering tot veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten gewijzigd in een verzoek om compensatie van de proceskosten. De voorzieningenrechter zal hier gehoor aan geven en zal de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] om, gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis, te komen naar en/of zich te bevinden in het gebied rondom de woning van [eiseres] aan het [adres 1] te [woonplaats 1] , welk gebied wordt begrensd door de straten de [straatnaam 3] , de [straatnaam 4] en de [straatnaam 5] , waarbij genoemde straten eveneens behoren tot het gebied dat door [gedaagde] niet betreden mag worden,
5.2.
verbiedt [gedaagde] om, gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis, te komen naar en/of zich te bevinden in de straten [straatnaam 6] en de [straatnaam 7] te [vestigingsplaats] , gelegen in de directe omgeving van het bedrijfsterrein van [naam bv] aan [adres 3] te Hoensbroek,
5.3.
verbiedt [gedaagde] om, gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis, binnen een afstand van 25 meter van de persoon van [eiseres] en/of van haar kinderen te komen en/of zich te bevinden,
5.4.
verbiedt [gedaagde] om, gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis, direct of indirect schriftelijk en/of telefonisch en/of via Social Media contact op te nemen of te zoeken met [eiseres] ,
5.5.
verbiedt [gedaagde] om, gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis, last en/of hinder te veroorzaken aan [eiseres] en/of een van haar kinderen, in welke vorm dan ook,
5.6.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per overtreding van één van voormelde verboden in 5.1. tot en met 5.5., met een maximum aan eventueel te verbeuren dwangsommen van in totaal € 10.000,00,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.
DS