ECLI:NL:RBLIM:2024:2770

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
ROE 22/2593
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor de aanpassing van tennisbaan naar padelbanen met geschil over bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de aanpassing van één tennisbaan naar drie padelbanen. De eisers, bewoners van een nabijgelegen adres, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep, dat op 3 mei 2022 de omgevingsvergunning heeft verleend. De eisers stellen dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, dat stelt dat sporten met veel omgevingslawaai niet zijn toegestaan. De rechtbank heeft op 29 mei 2024 de zaak behandeld en geconcludeerd dat padel niet kan worden aangemerkt als een sport die veel omgevingslawaai tot gevolg heeft in de zin van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder op goede gronden de omgevingsvergunning heeft gekregen, omdat padel, net als tennis, binnen de bestemming 'Sport' valt. De rechtbank heeft het beroep van de eisers ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat het griffierecht aan de eisers moet worden vergoed en dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 22/2593

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep

(gemachtigde: [gemachtigde] en mr. M. Beukema-Veldkamp).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] (vergunninghouder).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2022 (primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de aanpassing van één tennisbaan naar drie padelbanen op de locatie [adres 1] in [vestigingsplaats] .
Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 september 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers op 3 november 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 behandeld ter zitting. Hieraan hebben eisers en de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Vergunninghouder is, zonder voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Vergunninghouder heeft op 27 januari 2022 bij verweerder een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het veranderen van één tennisbaan naar drie padelbanen op de locatie [adres 1] in [vestigingsplaats] . De aanvraag ziet op de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op de betreffende locatie is de [derde-partij] (de tennisvereniging) gevestigd met vijf tennisbanen. Vergunninghouder beoogt met de aanvraag één van deze tennisbanen te veranderen in drie padelbanen.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit aan vergunninghouder op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo, de aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ verleend. Volgens verweerder voldoet het plan aan de regels van het geldende bestemmingsplan. Eisers wonen op het naastgelegen adres [adres 2] in [woonplaats] en hebben tegen de verleende omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
Het bestreden besluit
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten, onder verwijzing naar het uitgebrachte advies van de commissie bezwaarschriften. Verweerder heeft aan dat besluit – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat zich geen gronden voor weigering voordoen.
Omvang geschil
4. Tussen partijen is in geschil of de omgevingsvergunning had moeten worden geweigerd vanwege strijd met het bestemmingsplan. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of padel moet worden aangemerkt als een sport met veel omgevingslawaai tot gevolg als bedoeld in het bestemmingsplan. Niet is in geschil dat zich geen van de andere in artikel 2.10 van de Wabo genoemde weigeringsgronden voordoen. De rechtbank zal daarom hierna alleen beoordelen of verweerder de omgevingsvergunning vanwege strijd met het bestemmingsplan had moeten weigeren.
Toetsingskader
5. De rechtbank stelt voorop dat op 1 januari 2024 de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking zijn getreden en de Wabo is ingetrokken. Gelet op artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet moet dit geschil echter worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
5.1.
De aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ kan slechts worden geweigerd indien sprake is van één van de weigeringsgronden opgesomd in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Het in dit artikel neergelegde stelsel voor beoordeling van aanvragen is een zogenoemd limitatief-imperatief stelsel. Dit betekent dat dwingend is voorgeschreven dat een omgevingsvergunning moet worden geweigerd als één of meer van de weigeringsgronden in dat artikel zich voordoen en moet worden verleend als geen van de weigeringsgronden zich voordoen. Het college mag de omgevingsvergunning dus niet weigeren om andere redenen en ten behoeve van andere belangen dan die staan genoemd in artikel 2.10 van de Wabo. [1]
5.2.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo - voor zover van belang - wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, (...);
5.3.
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Gennep Noord’ (hierna: het bestemmingsplan) van toepassing en rust de enkelbestemming ‘Sport’. Op grond van artikel 17.1 van het bestemmingsplan zijn de voor 'Sport' aangewezen gronden bestemd voor:
sportactiviteiten;
horeca;
sanitaire voorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
5.4.
Op grond van artikel 17.3 van het bestemmingsplan wordt tot een gebruik in strijd met deze bestemming in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.
Beoordeling
Strijd met het bestemmingsplan?
6. Eisers voeren, samengevat, aan dat verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning vanwege strijd met het bestemmingsplan had moeten weigeren. Daartoe stellen eisers dat padel veel omgevingslawaai geeft en dat verweerder dat ten onrechte niet in strijd heeft geacht met artikel 17.3 van het bestemmingsplan.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft aangenomen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat de gronden op grond van het bestemmingsplan bestemd zijn voor ‘Sport’ en dat padel daarom op zichzelf, net als tennis, binnen die bestemming past. Padel is immers, net als tennis, een sport. Daar zijn partijen het ook over eens. Tussen partijen is ook niet in geschil dat padel meer (omgevings)geluid produceert dan tennis, mede gelet op de ter zitting aan de orde gestelde handreiking van de tennisbond van 2023 [2] . Daaruit blijkt ook dat de uitspraak van de Afdeling uit 2019 [3] , waarin deze heeft geoordeeld dat de geluidsbelasting van tennis en padel vergelijkbaar zijn mogelijk achterhaald is. Echter, de relevante rechtsvraag die voorligt is of dit maakt dat padel moet worden aangemerkt als het in artikel 17.3 van het bestemmingsplan opgenomen strijdig gebruik. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat padel niet als een sport met veel omgevingslawaai als bedoeld in artikel 17.3 van het bestemmingsplan moet worden aangemerkt en om die reden niet in strijd is met het bestemmingsplan. De enkele omstandigheid dat padel meer omgevingslawaai tot gevolg heeft dan tennis is daarvoor onvoldoende.
7.2.
De rechtbank overweegt dat de formulering ‘sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben’ in het bestemmingsplan nadere invulling behoeft, waarvoor het college beoordelingsruimte heeft. Verweerder heeft in het bestreden besluit enkel gesteld dat padel niet vergelijkbaar is met de in artikel 17.3 van het bestemmingsplan genoemde sporten, zoals (model)vliegtuigsport en motorcross. Verweerder heeft dit standpunt niet verder onderbouwd en heeft daarbij niet nader gemotiveerd waarom padel volgens verweerder niet kan worden aangemerkt als een sport die veel omgevingslawaai tot gevolg heeft. Niet is gebleken dat verweerder daarbij het omgevings(geluid) van padel heeft betrokken. De rechtbank acht het bestreden besluit op dit punt daarom onvoldoende gemotiveerd.
7.3.
De rechtbank ziet echter aanleiding om voormeld gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aannemelijk is namelijk dat eisers niet zijn benadeeld door voorgenoemd motiveringsgebrek, omdat verweerder dat gebrek in het verweerschrift en ter zitting heeft hersteld. Verweerder heeft er in het verweer immers op gewezen dat de in artikel 17.3 van het bestemmingsplan expliciet genoemde sporten gebruik maken van (verbrandings)motoren en dat het geluid van die sporten om die reden niet gelijkwaardig is aan het omgevingsgeluid dat wordt geproduceerd door het gebruik van padelbanen. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat de typen geluid als gevolg van de in het bestemmingsplan genoemde sporten, zoals (model)vliegsport en motorcross, zodanig verschillen met geluid als gevolg van balsporten (zoals tennis, voetbal of padel), dat padel niet als strijdig met de bestemming sport moet worden aangemerkt. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat bij sporten waar gebruik wordt gemaakt van verbrandingsmotoren het geluidsniveau zowel naar aard als frequentie niet gelijkwaardig is aan het geluid dat wordt geproduceerd als gevolg van gebruik van sporten waar dat niet het geval bij is. Verweerder heeft dat standpunt weliswaar niet met cijfers onderbouwd, maar de rechtbank acht de door verweerder gegeven motivering in het verweerschrift en ter zitting voldoende om aan te nemen dat het (omgevings)geluid van de in artikel 17.3 van het bestemmingsplan opgenomen sporten naar aard en frequentie duidelijk verschilt van het (omgevings)geluid van balsporten, zoals padel.
7.4.
Tot slot overweegt de rechtbank dat door eisers niet is betwist dat tennis in het bestemmingsplan past en dat eisers geen argumenten hebben aangevoerd waaruit blijkt padel, anders dan bijvoorbeeld andere balsporten zoals tennis en voetbal, wel als een dergelijke sport moet worden aangemerkt. Er zijn zeker verschillen in omgevingslawaai tussen verschillende balsporten, maar wat de doorslag geeft is dat verweerder artikel 17.3 van het bestemmingsplan zo mocht opvatten dat daaronder (met name) sporten worden verstaan die gebruik maken van (verbrandings)motoren. Verweerder heeft er ter zitting op gewezen dat de planwetgever, door dit soort sporten expliciet in artikel 17.3 op te nemen, heeft bedoeld om dat soort specifieke sporten met veel omgevingslawaai aan te merken als strijdig gebruik en dat er geen aanknopingspunt wordt gezien, bijvoorbeeld in de toelichting, om aan te nemen dat onder die bepaling ook andere (bal)sporten, zoals padel, moeten worden begrepen.
7.5.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder de activiteit in lijn heeft kunnen achten met het bestemmingsplan, zodat verweerder hierin geen grond hoefde te zien om de omgevingsvergunning te weigeren. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ op grond van artikel 2.10 van de Wabo daarom terecht verleend.
Ten overvloede
8. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de grote hoeveelheid aan andere argumenten die eisers hebben geuit onder meer gaan over de handelwijze van verweerder, zoals de wijze van afwikkeling van eerdere geluidsonderzoeken, en over diverse vormen van hinder en overlast die eisers stellen te ondervinden als gevolg van sportactiviteiten en de exploitatie van de sportaccommodatie ter plaatse, waaronder geluidsoverlast, lichthinder en parkeeroverlast. Deze argumenten hebben geen betrekking op de weigeringsgronden voor de activiteit ‘bouwen’ en houden zodoende geen verband met het bestreden besluit. Nu er voor verweerder geen ruimte is om (het voorkomen van) eventuele (geluids)overlast of andere gevolgen voor de omwonenden mee te wegen bij het bestreden besluit, kunnen deze argumenten van eisers, daargelaten of die argumenten al dan niet terecht zijn, niet leiden tot gegrond verklaring van het beroep. Eisers kunnen hun bezwaren, als zij dat willen, wel aan de orde stellen in het kader van handhaving.
8.1.
Ook vinden eisers nog van belang dat de tennisvereniging volgens hen ten onrechte een vergunning heeft gekregen, omdat vergunninghouder daartoe volgens eisers niet gerechtigd is vanwege een mandaatgebrek. Ook in dit kader overweegt de rechtbank ten overvloede dat dit argument van eisers, daargelaten of dat argument al dan niet terecht is, niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Of de vergunninghouder wel of niet van derden toestemming nodig zou hebben voor het aanvragen van een omgevingsvergunning is immers een interne aangelegenheid die geen verband houdt met het toetsingskader voor de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’.
Conclusie
9. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning terecht heeft verleend. Het beroep is daarom ongegrond. Omdat het bestreden besluit als het gaat om de vraag of artikel 17.3 van het bestemmingsplan van toepassing is, onvoldoende was gemotiveerd en dus een gebrek vertoont, ziet de rechtbank wel aanleiding om op grond van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Ook ziet de rechtbank om die reden aanleiding tot veroordeling van verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,-, namelijk 1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.A.M. Bergmans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 29 mei 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 mei 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3465 en 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:155.
2.
3.Zie uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:20219:1746. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat de geluidsbelasting van padelbanen is in zijn algemeenheid niet zodanig is, dat kan worden gezegd dat om die reden sprake zou zijn van wezenlijk andere ruimtelijke gevolgen dan bij tennisactiviteiten het geval zijn.