ECLI:NL:RBLIM:2024:2511

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
329219/ HA RK 24-70
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke zaken zonder betrokkenheid

Op 16 april 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. J.M.E. Derks, rechter in de rechtbank Limburg. Verzoeker, wonende te Heerlen, had op 25 maart 2024 per e-mail verzocht om wraking in verschillende bestuursrechtelijke zaken. De rechter heeft op 9 april 2024 schriftelijk gereageerd en aangegeven niet in de wraking te berusten. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter in geen van de genoemde zaken nog betrokken is, aangezien zij in enkele zaken al uitspraak heeft gedaan en in andere zaken niet meer de behandelend rechter is. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan een rechter alleen gewraakt worden als deze daadwerkelijk betrokken is bij de behandeling van de zaak. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk is, omdat de rechter niet meer betrokken is bij de zaken waar het verzoek betrekking op heeft. De beslissing is openbaar gemaakt op 16 april 2024.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: 329219/ HA RK 24-70
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Heerlen,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. J.M.E. Derks, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.De procedure

Verzoeker heeft in een e-mailbericht op 25 maart 2024 de wraking van de rechter verzocht in de bestuursrechtelijke zaken met nummers ROE 23/2348, ROE 24/1182, ROE 23/2485, ROE 23/2479, ROE 23/3316, ROE 23/2193, ROE 23/1357, ROE 23/2074, ROE 23/3405 en ROE 23/2367.
De rechter heeft de wrakingskamer op 9 april 2024 een schriftelijke reactie gestuurd en bericht dat zij niet berust in de wraking.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunt van de rechter

De rechter voert aan – zakelijk weergegeven – dat de wraking geen doel treft omdat zij in de zaken waarop het verzoek betrekking heeft niet of niet meer de behandelend rechter is. Twee zaken zijn bij collega’s in behandeling en in de overige zaken is haar behandeling daarvan geëindigd met het doen van een uitspraak.

3.De beoordeling

Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef onder d en e, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds niet-ontvankelijk verklaren, indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan of het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter.
De strekking van deze bepalingen is dat alleen ten aanzien van de behandelend rechter een verzoek tot wraking kan worden ingediend.
De wrakingskamer stelt vast dat in geen van de bestuursrechtelijke zaken, genoemd in het wrakingsverzoek, de rechter (nog) betrokken is, gelet op het navolgende.
In de zaken ROE 23/2193, ROE 23/1357 en ROE 23/2348 heeft de rechter reeds uitspraak gedaan. Dit betreft einduitspraken waartegen hoger beroep kan worden ingesteld.
De zaak ROE 23/2074, waarin door de rechter op 18 december 2023 uitspraak is gedaan (ECLI:NL:RBLIM:2023:7399), betreft een (toegewezen) verzoek om een voorlopige voorziening; tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
In de ROE 23/2485, ROE 23/2479, ROE 23/3316 en ROE 23/3405) heeft de rechter met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, derhalve zonder een behandeling ter zitting, uitspraak gedaan. Tegen deze uitspraken heeft verzoeker, zo leidt de wrakingskamer uit het wrakingsverzoek af, verzet aangetekend. Uit artikel 8:55, zesde lid, tweede volzin, van de Awb volgt dat de rechter niet betrokken kan zijn bij de behandeling van het verzet. Ook bij een eventuele gegrondverklaring van het verzet zal de rechter geen verdere bemoeienis met de hiervoor genoemde procedures van verzoeker hebben.
De wrakingskamer ziet tot slot geen aanleiding te twijfelen aan de stelling van de rechter dat de twee zaken waarin nog geen uitspraak is gedaan (ROE 23/2367 en ROE 24/1182) niet door haar (zullen) worden behandeld. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die op het tegendeel wijzen.
Dat betekent dat het verzoek tot wraking van de rechter in alle genoemde zaken voor kennelijk niet ontvankelijk dient te worden gehouden.
De wrakingskamer merkt tot slot op dat het niet aan haar is te bepalen op welke wijze en aan wie de toedeling van zaken plaatsvindt. De wrakingskamer kan en zal hier dan ook geen uitspraken over doen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart het verzoek niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.J. Otto, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en
mr. R.M.M. Kleijkers, bijgestaan door de griffier en openbaar gemaakt op 16 april 2024.