ECLI:NL:RBLIM:2023:7399

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
ROE 23/2074
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Op 18 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De verzoeker, die sinds 9 juni 2023 een zwervend bestaan leidt in Heerlen, had eerder een aanvraag ingediend voor opvang, maar deze was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de verzoeker geen dak boven zijn hoofd had en niet zelf in zijn behoeften kon voorzien.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in de periode van 19 januari tot 9 juni 2023 gebruik heeft gemaakt van maatschappelijke opvang, maar dat hij uit deze opvang is gezet vanwege wangedrag. Na zijn vertrek heeft hij geen gebruik gemaakt van de aangeboden dag- en nachtopvang van het Leger des Heils, omdat hij deze niet geschikt achtte. De voorzieningenrechter heeft de afwijzing van de aanvraag voor een tijdelijke maatwerkvoorziening door verweerder als onterecht beoordeeld en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft verweerder opgedragen om de verzoeker passende opvang in natura te bieden binnen de centrumgemeente Heerlen, totdat er een besluit is genomen over de aanvraag voor een maatwerkvoorziening. De uitspraak is gedaan in het openbaar en een afschrift is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2074

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder,
(gemachtigde: mr. V. van den Heuvel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn (spoed)aanvraag om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Bij brief van 6 september 2023 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend strekkende tot opvang op grond van de Wmo 2015.
1.2.
De rechtbank heeft deze brief aangemerkt als een verzoek om voorlopige voorziening (geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/2074) en een beroep niet tijdig beslissen op verzoekers aanvraag om opvang op grond van de Wmo 2015 (geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/2076).
1.3.
Bij brief van 12 september 2023 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om opvang op grond van de Wmo 2015.
1.4.
Bij besluit van 20 september 2023 – voor zover voor deze zaak relevant – heeft verweerder verzoeker bericht dat hij gebruik mag maken van de dag- en nachtopvang (DNO) van het Leger des Heils voor de duur van maximaal drie maanden. Voor het gebruikmaken van de DNO is verzoeker een eigen bijdrage verschuldigd. In dit zelfde besluit heeft verweerder het verzoek om een tijdelijke spoedmaatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo 2015 afgewezen. Verzoeker kan de komende tijd gebruik maken van de algemene voorziening DNO van het Leger des Heils. Verweerder heeft verzoekers aanvraag om een spoedvoorziening tevens aangemerkt als een melding in de zin van artikel 2.3.2 van de Wmo 2015. Dit meldingsonderzoek zal door verweerder worden voortgezet.
1.5.
Bij brief van 21 september 2023 is verzoeker vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen wegens betalingsonmacht.
1.6.
Bij brief van 4 oktober 2023 heeft de rechtbank verzoeker in dertien zaken (waaronder ROE 23/2074 en ROE 23/2076) uitgenodigd voor een zitting op vrijdag 27 oktober 2023.
1.7.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend.
1.8.
De wrakingskamer heeft dit verzoek bij beslissing van 10 november 2023 afgewezen.
1.9.
Bij brief van 28 november 2023 heeft de rechtbank verzoeker in zes zaken (waaronder ROE 23/2074) uitgenodigd voor een zitting op dinsdag 12 december 2023.
1.10.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Feiten en omstandigheden

2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
In de periode van 19 januari tot 9 juni 2023 heeft verzoeker gebruik gemaakt van de maatschappelijke opvang Heugderlicht in Landgraaf. Op 9 juni 2023 is hij uit deze opvang gezet vanwege (volgens verweerder) herhaaldelijk wangedrag, te weten het uiten van dreigementen richting medewerkers en medebewoners. Daarnaast accepteerde verzoeker geen enkele vorm van begeleiding/ondersteuning, terwijl dit juist essentieel is voor het bieden van opvang. Dit is immers gericht op het op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving.
2.2.
Sinds 9 juni 2023 leidt verzoeker een zwervend bestaan in het centrum van Heerlen.
2.3.
Bij brief van 28 augustus 2023 heeft verzoeker bij verweerder een aanvraag ingediend om te beoordelen of hij recht heeft op maatschappelijke opvang in de DNO van het Leger des Heils aan de Gasthuisstraat in Heerlen.
2.4.
In een andere brief van eveneens 28 augustus 2023 heeft verzoeker bij verweerder een spoedaanvraag ingediend om een maatwerkvoorziening opvang dak- en thuislozen op grond van de Wmo 2015 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor overnachting in een hotel of een woning.
2.5.
Bij brieven van 12 en 13 september 2023 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld.
2.6.
Vervolgens heeft verweerder het besluit van 20 september 2023 genomen.
2.7.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.8.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 29 september 2023 op dit bezwaar beslist.

Connexiteit

3. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de vereisten van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is voldaan. Er is sprake van een voorlopige voorziening strekkende tot een (tijdelijke) maatwerkvoorziening om opvang op grond van de Wmo 2015. In het besluit van 20 september 2023 heeft verweerder daar voor een deel op beslist. Er is sprake van formele en materiële connexiteit tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de inhoud van het deel van het besluit van 20 september 2023 dat over opvang gaat.
Verweerder heeft verzoeker bericht dat hij voor de duur van maximaal drie maanden gebruik mag maken van de DNO van het Leger des Heils. Deze opvang loopt op 20 december 2023 af. Er is dus ook sprake van een spoedeisend belang.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Ter zitting heeft verzoeker toegelicht dat hij op 3 oktober 2023 een overeenkomst tot nachtopvang met het Leger des Heils heeft afgesloten, maar dat hij daar geen gebruik van maakt. Verzoeker vindt deze opvang niet geschikt, omdat die opvang vooral wordt gebruikt door cliënten die afhankelijk zijn van verdovende middelen en deze ook mogen gebruiken in de opvang. Voor verzoeker zou dat een terugvalrisico betekenen. Hij vraagt om een voorziening in natura, omdat hij geen bankrekening heeft en daarom niets kan met een pgb.
5.1.
In artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 is, voor zover van belang, bepaald dat onder opvang wordt verstaan onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
5.1.1.
In artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
5.1.2.
In het negende lid van dit artikel staat dat een aanvraag als bedoeld in artikel 2.3.5 niet kan worden gedaan dan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
5.1.3.
Op grond van artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker stelt dat hij nog steeds op straat leeft. Verweerder kon ter zitting desgevraagd niet toelichten wat de stand van zaken was in het onderzoek naar de melding om een maatwerkvoorziening opvang als bedoeld in artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo 2015. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij bericht van verweerder heeft gekregen dat er een sociaal medisch onderzoek zal worden opgestart, maar dat hij daar vervolgens niets meer over heeft gehoord. Uit het besluit van 20 september 2023 blijkt dat de algemene voorziening in de vorm van DNO van het Leger des Heils afloopt op 20 december 2023. Verzoeker stelt hierover bovendien nooit gebruik van te hebben gemaakt. De voorzieningenrechter realiseert zich terdege dat dit geen gemakkelijke casus is. Opvang op grond van de Wmo 2015 is bedoeld voor hen die geen dak (meer) boven hun hoofd hebben en daarin ook niet zelf kunnen voorzien. Daar lijkt op dit moment bij verzoeker sprake van te zijn. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Reden hiervoor is enerzijds dat verweerder in het besluit van 20 september 2023 heeft toegezegd het meldingsonderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 verder voort te zetten en op de zitting van 12 december 2023 vervolgens niets over de stand van zaken van dit onderzoek kon melden. Anderzijds omdat het belang van verzoeker bij een maatwerkvoorziening opvang inmiddels zodanig zwaar weegt dat hierin moet worden voorzien in afwachting van nader onderzoek en nadere besluitvorming door verweerder.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat zij verweerder opdraagt aan verzoeker passende opvang binnen de centrumgemeente Heerlen te verlenen gedurende het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 en totdat verweerder daarover een besluit heeft genomen.
8. Verzoeker is vrijgesteld van de betaling van griffierecht. Er is dus geen reden om verweerder tot vergoeding hiervan te veroordelen. Van proceskosten is de voorzieningenrechter niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat verweerder aan verzoeker met ingang van woensdag 20 december 2023 passende opvang in natura binnen de centrumgemeente Heerlen dient te verlenen gedurende het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 en totdat verweerder daarover een besluit heeft genomen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023 .
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 18 december 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.