In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Intrada Group Nederland B.V. en Celestial Estate B.V. Het geschil betreft de vraag of een conservatoir beslag dat door Celestial Estate is gelegd op een onroerende zaak van Intrada Group Nederland moet worden opgeheven. Celestial Estate had op 4 maart 2023 een verzoekschrift ingediend voor het leggen van beslag, dat op 7 maart 2024 werd gelegd. Intrada Group Nederland stelt dat Celestial Estate geen eis in de hoofdzaak heeft ingesteld, wat volgens haar een voorwaarde was voor het handhaven van het beslag. Celestial Estate heeft echter op 21 maart 2024, binnen de gestelde termijn, Intrada Group Nederland in een bodemprocedure gedagvaard.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van Celestial Estate bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Intrada Group Nederland bij opheffing. Intrada Group Nederland heeft erkend dat zij het bedrag van € 100.000,-- verschuldigd is aan Celestial Estate, maar stelt dat zij een opschortingsrecht heeft. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat Intrada Group Nederland onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdens de overdracht van het pand voldoende financiële middelen had om aan haar verplichtingen te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Intrada Group Nederland afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.