ECLI:NL:RBLIM:2024:2326

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 2435
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting van woning op basis van Opiumwet

Op 7 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen een besluit van de burgemeester van Maastricht. De burgemeester had op 3 april 2024 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor een periode van drie maanden, omdat er 28,5 gram hennep was aangetroffen in de woning. Verzoeker betwistte de sluiting en voerde aan dat de aangetroffen hoeveelheid hennep uitsluitend voor eigen gebruik was en dat hij niet vanuit de woning handelde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk was, gezien de beperkte hoeveelheid drugs en de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, waaronder de zorg voor zijn minderjarige dochter. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en schorste het besluit van de burgemeester, waardoor de woning voorlopig open mocht blijven. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2435

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 mei 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. K. Valkeneers),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht

(gemachtigde: mr. C. Erdkamp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van
3 april 2024 op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Bij dat besluit heeft de burgemeester aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, die ertoe strekt dat hij de (huur)woning aan de [adres] in [plaats] op 8 april 2024 moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft de burgemeester voorafgaand aan de zitting gevraagd of hij bereid is om in afwachting van de zitting en de uitspraak op de voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit. De burgemeester heeft daarmee ingestemd
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen verzoeker, bijgestaan door mr. L Schyns, waarnemend gemachtigde van verzoeker, en de heer [naam] van Probe, ambulant begeleider van verzoeker. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
2.1.
Dit oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet. Als verzoeker het niet eens is met de beslissing op het bezwaar (die door de burgemeester nu nog moet worden genomen), kan verzoeker daartegen op dat moment beroep instellen bij de rechtbank. De rechtbank mag in die (bodem)procedure dus anders oordelen over de zaak dan de voorzieningenrechter nu.
3. De voorzieningenrechter is uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Verzoeker woont in de (huur)woning aan de [adres] in [plaats] (de woning). De minderjarige dochter van verzoeker (7 jaar) verblijft daar feitelijk ook.
3.1.
De politie heeft in de woning van verzoeker 28,5 gram hennep, verdeeld over 26 gripzakjes, aangetroffen. Daarnaast heeft de politie verzoeker op straat aangehouden, vanwege de verkoop van verdovende middelen. Verzoeker had op dat moment 14,6 gram hennep, verdeeld over 7 gripzakjes, bij zich. Verzoeker heeft tegenover de politie verklaard dat hij werkt voor een zogenoemde “drugslijn” en dat hij handelt in hennep.
3.2.
Bij brief van 16 februari 2024 heeft de burgemeester verzoeker naar aanleiding van het onder 3 genoemde in kennis gesteld van het voornemen om de woning te sluiten. Verzoeker heeft vervolgens zienswijzen kenbaar gemaakt. De burgemeester heeft in de zienswijze geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken.
4. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Is sprake van een spoedeisend belang?
5. De door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien er een spoedeisend belang is, waardoor verzoeker niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of in dezen sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.1.
Gelet op het feit dat verzoeker (en zijn dochter) de woning in het geval van sluiting daarvan (definitief) zullen moeten verlaten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende is gebleken van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak zal dan ook verder inhoudelijk worden beoordeeld.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. Verzoeker voert aan dat de bevoegdheid tot sluiting van de woning ontbreekt. Verzoeker betwist niet dat de politie in zijn woning 28,5 gram hennep heeft aangetroffen, maar stelt dat de hennep (alleen) bedoeld was voor eigen gebruik. Verzoeker heeft slechts beperkte financiële middelen en het kopen van een grotere hoeveelheid ineens is goedkoper dan het kopen van de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik van 5 gram per keer. Om die redenen is in dit geval dan ook sprake van (slechts) een geringe, maar in ieder geval geen ruime, overschrijding van de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik. Verzoeker voert ook nog aan dat het bezitten van minder dan 30 gram hennep (strafrechtelijk gezien) geen misdrijf, maar een overtreding is, die in beginsel wordt afgedaan met een milde geldboete. Van handel in en/of rondom de woning is ook niet gebleken en er waren ook geen signalen van loop naar de woning, (drugsgerelateerde) overlast en/of gevaarzetting. Uit het feit dat verzoeker elders, op straat, in drugs gehandeld heeft, kan dit ook niet worden afgeleid.
7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De Afdeling [1] heeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid dan dat mag worden aangenomen dat de drugs niet (alleen) voor eigen gebruik zijn, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. In een dergelijk geval is de burgemeester in beginsel bevoegd om de woning te sluiten. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de politie in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid van 28,5 gram hennep, verdeeld over 26 gripzakjes, heeft aangetroffen. De burgemeester is in beginsel dan ook bevoegd om de woning van verzoeker te sluiten. Dat (strafrechtelijk) slechts sprake is van een overtreding en dat van handel, loop naar de woning, (drugsgerelateerde) overlast en/of gevaarzetting niet is gebleken maakt het hiervoor overwogene niet anders, omdat die feiten en omstandigheden geen rol spelen bij de vraag of sprake is van een sluitingsbevoegdheid.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient de voorzieningenrechter vervolgens te beoordelen in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van deze ernst en omvang is van belang de hoeveelheid aangetroffen drugs, maar ook of die drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Het doel van een sluiting is namelijk het wegnemen van de bekendheid van de woning als drugspand en het eruit halen van de loop naar de woning, om zo de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Het is aan de burgemeester om te onderbouwen dat de in de woning van verzoeker aangetroffen handelshoeveelheid drugs feitelijk in of vanuit die woning werden verhandeld, dat de woning bekend stond als drugspand, dat de loop eruit gehaald dient te worden en dat de woningsluiting dus noodzakelijk is.
9. Verzoeker voert aan dat hij vanuit de woning niet in drugs gehandeld heeft, zodat van loop naar de woning geen sprake is geweest en het pand dus ook niet bekend staat als drugspand. Het handelen in drugs vond namelijk enkel plaats op straat, waarvoor aan verzoeker al een last onder dwangsom is opgelegd. Van overlast en/of gevaarzetting in en/of rondom de woning is ook niet gebleken. De woningsluiting is daarom niet noodzakelijk.
10. Volgens de burgemeester is sluiting van de woning (wel degelijk) noodzakelijk. De politie heeft in de woning van verzoeker namelijk zesmaal de toegestane hoeveelheid hennep voor eigen gebruik aangetroffen. Op grond daarvan mag dan ook worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert. Bovendien heeft verzoeker verklaard dat hij werkt voor een drugslijn en handelt in softdrugs. Verzoeker heeft weliswaar gesteld dat de in de woning aangetroffen hoeveelheid hennep daarvoor niet bedoeld was, maar voor (fors) eigen gebruik, maar verzoeker heeft dit niet voldoende (nader) onderbouwd.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in dit geval niet voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een noodzaak tot sluiting van de woning. In de woning van verzoeker is weliswaar een (beperkte) handelshoeveelheid van 28,5 gram hennep aangetroffen, maar verzoeker heeft betoogd dat dit bedoeld was voor eigen gebruik. Verzoeker heeft dit ook voldoende onderbouwd door middel van medische gegevens van Mondriaan, waaruit (onder andere) blijkt dat verzoeker zelf forse hoeveelheden cannabis gebruikt. Verzoeker heeft ook toegelicht dat grotere hoeveelheden ineens in verhouding goedkoper zijn in de aanschaf dan kleinere hoeveelheden van bijvoorbeeld 5 gram per keer en dat verzoeker slechts beperkte financiële middelen heeft, zodat er om die reden 28,5 gram hennep ineens in de woning aanwezig was. Verder heeft verzoeker toegelicht dat de hoeveelheid van 28,5 gram door hem verdeeld was over 26 gripzakjes. De gebruikte en nog te gebruiken hoeveelheid hennep was daardoor voor hem enigszins te overzien en onder controle te houden. De voorzieningenrechter acht op grond van al het hiervoor genoemde aannemelijk dat verzoeker een fors cannabisgebruiker is en dat de aangetroffen hoeveelheid van 28,5 gram hennep in ieder geval gedeeltelijk bedoeld was voor eigen gebruik. Dat geldt te meer nu niet is gebleken dat verzoeker de drugs vanuit de woning verhandelde. Dat volgt in ieder geval niet uit de bestuurlijke rapportage en/of daarin genoemde waarnemingen van de politie, zoals de burgemeester ter zitting wel heeft gesteld. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt enkel en alleen dat verzoeker op straat in drugs heeft gehandeld (en dus niet in of vanuit de woning). Verzoeker ontving die drugs van een derde op andere locaties dan in de woning (op het station) en bracht die vervolgens naar de klanten toe. Daarvoor is aan verzoeker een last onder dwangsom is opgelegd. Bovendien heeft de ambulant begeleider van verzoeker ter zitting verklaard dat hij verzoeker in de afgelopen twee jaren steeds tweemaal per week heeft bezocht op zowel aangekondigde als onaangekondigde momenten. De ambulant begeleider heeft nooit waarnemingen gedaan waaruit hem is gebleken dat verzoeker in of vanuit de woning in drugs handelde. Er heeft op die bezoekmomenten bijvoorbeeld nooit iemand bij verzoeker aan de deur gestaan. Er zijn verder ook geen klachten uit de omgeving of meldingen bij de politie inzake overlast of ‘loop’ naar de woning. Bij de voorzieningenrechter is dan ook de vraag gerezen of de sluiting van de woning wel noodzakelijk is. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester dit in de beslissing op bezwaar nader zal moeten onderzoeken, alsook nader zal moeten motiveren.
Is sluiting van de woning evenredig?
12. Als de sluiting van de woning toch noodzakelijk zou zijn, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn van belang de gevolgen van sluiting voor en de verwijtbaarheid van verzoeker, alsook de eventuele bijzondere binding van verzoeker met de woning. De voor verzoeker nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden.
13. Verzoeker voert aan dat de woningsluiting niet evenredig is, nu de ernst van het feit, afgezet tegen de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en zijn gezin de sluiting van de woning niet rechtvaardigen. Verzoeker zal de woning in het geval van een sluiting daarvan namelijk definitief verliezen, doordat de huurovereenkomst ontbonden zal worden. Verzoeker heeft geen financiële draagkracht om de daarmee gepaard gaande kosten te dragen en/of een geschikte nieuwe woonruimte te vinden. Dat geldt te meer omdat verzoeker in het geval van woningsluiting op de zwarte lijst van de verhuurder terecht zal komen. Verder is van belang dat verzoeker huisdieren (twee honden en twee katten) heeft, die het vinden van een nieuwe woonruimte bemoeilijken. Verzoeker heeft ook geen netwerk, waar hij (gedurende een periode langer dan een paar dagen) terecht kan. Verzoeker zal door de woningsluiting dan ook dakloos worden en zal dan niet meer voor zijn dochter en huisdieren kunnen zorgen. De dochter van verzoeker heeft een beperking en ook voor haar is het daarom niet wenselijk dat de woning gesloten wordt. De woning is voor de dochter namelijk een vertrouwde omgeving. Zij verblijft daar dagelijks, wordt door het leerlingenvervoer daar opgehaald, naar school gebracht en vice versa en de vriendjes en vriendinnetjes wonen in de omgeving. Tot slot is van belang dat verzoeker hulpverlening in de woning ontvangt, die in ieder geval gedurende enige periode zal worden stopgezet op het moment dat verzoeker dakloos wordt. De woningsluiting is daarom niet evenredig.
14. De burgemeester voert aan dat de sluiting van de woning evenredig is. De burgemeester heeft zich van alle door verzoeker genoemde omstandigheden vergewist en zich verzekerd van het feit dat verzoeker niet zonder opvang en hulp op straat zal komen te staan. Verzoeker zal wellicht aangewezen zijn op een daklozenopvang, maar ook vanuit daar kan hulp worden geregeld en geboden. Daarmee zal wel enige tijd gemoeid zijn. De hulpverlening kan verzoeker ook helpen met het zoeken naar woonruimte en de notitie op de zwarte lijst kan in duur verminderd worden, indien hij zijn leven betert. Met de verhuurder kan een betalingsregeling worden getroffen in het geval van financiële problematiek.
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van de woning niet evenredig is. De voorzieningenrechter acht daarvoor (wederom) van belang dat in de woning van verzoeker slechts een beperkte hoeveelheid van 28,5 gram hennep is aangetroffen en dat in ieder geval een gedeelte daarvan bedoeld was voor eigen gebruik. De ernst en omvang van de overtreding is dus slechts gering, terwijl de woningsluiting voor verzoeker wel zeer nadelige gevolgen zal hebben. Zo zal de huurovereenkomst ontbonden worden en zal verzoeker op de zwarte lijst van de verhuurder worden opgenomen. Verzoeker zal niet eenvoudig een nieuwe, zelfstandige woonruimte vinden, waar hij ook zijn dochter kan en mag ontvangen. De ambulant begeleider van verzoeker heeft verklaard dat de hulpverlening hem daarin wellicht kan ondersteunen, maar dat daarmee tenminste een periode van één jaar gemoeid zal zijn en de notitie van op de zwarte lijst zal ook tenminste één jaar voortduren. Dat geldt te meer nu sprake is van financiële problematiek. Hetgeen wel blijkt uit het feit dat sprake is van beschermingsbewind vanwege verkwisting of het hebben van problematische schulden. Het vinden van een nieuwe woonruimte is ook daardoor moeilijker. In de tussenliggende periode kan verzoeker wellicht terecht in een kamer van Probe, maar de dochter van verzoeker is daar niet welkom. Verzoeker zal gedurende een periode van tenminste één jaar naar alle waarschijnlijkheid dus niet voor zijn dochter kunnen zorgen. Hetgeen niet in het belang van verzoeker, maar ook niet in het belang van het kind is. Verder zal de huidige hulpverlening - in het geval van sluiting van de woning - moeten worden beëindigd, aangezien verzoeker daarvoor een vaste woonplaats nodig heeft. Bezien zal nog moeten worden of en wanneer precies verzoeker weer hulpverlening kan krijgen.
15.1.
Gelet op alle, hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, maar ook gelet op het feit dat concrete aanwijzingen over handel in en/of vanuit en loop naar de woning ontbreken, acht de voorzieningenrechter de woningsluiting niet evenredig.
16. De voorzieningenrechter zal het verzoek dus toewijzen. De burgemeester heeft ter zitting nog verzocht om het besluit in dat geval niet te schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, maar slechts tot op het moment van de bekendmaking. De voorzieningenrechter ziet daarvoor in dit geval geen aanleiding. Dat geldt te meer nu die beslissing het indienen van beroep tegen de beslissing op bezwaar en een nieuw verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voorafgaand aan de feitelijke sluiting van de woning voor verzoeker onmogelijk zou kunnen maken.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de woning voorlopig open mag blijven.
17.1.
De burgemeester moet ook het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden en de door hem gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde van € 875,00 per punt).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken nadat de burgemeester een beslissing op bezwaar heeft genomen;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,00 aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten van verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.C. Mellendijk-Leinders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 7 mei 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3179.