Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
wijlen de heer [erflater] en mevrouw [erflaatster] ,
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot afgifte bescheiden, met producties 1 t/m 13,
- de conclusie van antwoord in het incident met 1 productie.
2.De relevante feiten
- de heer [erflater] , overleden op [overlijdensdatum 1] 2018 (hierna: erflater), en
- mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster), overleden op [overlijdensdatum 2] 2022.
3.Het geschil in de hoofdzaak en de vordering in het incident
“verificatoire bescheiden”ten aanzien van de persoonlijke bezittingen. Zij legt een foto over van alle sieraden die bij het overlijden van erflaatster resteerden (productie 1 bij antwoord in incident). Verder zijn geen aankoopbewijzen teruggevonden in de administratie van erflaatster. Met betrekking tot de overige gevorderde stukken uit de administratie van erflater en erflaatster, is volgens [gedaagde] de vordering van [eiser] te vaag. Zij heeft [eiser] reeds volledig geïnformeerd en van [gedaagde] kan niet worden verlangd bescheiden te verstrekken, waarvan ook aan [eiser] niet bekend is welke daarmee precies worden bedoeld. De vorderingen in incident liggen daarom voor afwijzing gereed, aldus [gedaagde] .
4.De beoordeling in het incident
‘alle daartoe strekkende inlichtingen’volgt dat dit begrip zo ruim als mogelijk moet worden uitgelegd, maar dat het wel beperkt is tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie (vgl. o.a. gerechtshof Den Haag,
1 september 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2329).
persoonlijke lijfgoederen(waaronder juwelen) van erflater en erflaatster, alsmede de daaraan ten grondslag liggende verificatoire bescheiden, constateert de rechtbank dat [gedaagde] – anders dan haar verklaring over de sieraden in haar brief van 13 oktober 2023 (productie 9 bij dagvaarding) – bij antwoord in het incident een overzicht heeft gegeven van de bij erflater en erflaatster in bezit zijnde sieraden. Daaruit volgt dat een zegelring, een armband en een gouden ketting reeds bij leven werden geschonken aan de kleinkinderen. Een dameshorloge werd door erflaatster gedragen tijdens de crematie. Voor het overige waren ten tijde van het overlijden van erflaatster nog aanwezig: twee trouwringen, een hangertje in de vorm van een kruisje en twee damesringen, van welke sieraden [gedaagde] een foto heeft overgelegd. Van deze sieraden zijn geen aankoopbewijzen meer voorhanden.
overige roerende zakenanders dan inboedelzaken waarvan hij kennelijk op de hoogte is. De rechtbank zal daarom ook dit deel van de vordering onder a) afwijzen.
alle overige stukken uit de administratie van erflater en erflaatsteris de rechtbank van oordeel dat deze vordering moet worden afgewezen. Het begrip ‘alle overige stukken’ is immers te vaag. Voor zover dit deel van de vordering ziet op bankafschriften van erflater en erflaatster, overweegt de rechtbank dat deze weliswaar van belang zijn voor de berekening van de legitimaire portie, maar dat uit de door [eiser] gegeven onderbouwing van zijn vordering volgt dat hij over nagenoeg alle bankafschriften beschikt. Niet gesteld of onderbouwd is welke bankafschriften dan nog zouden ontbreken. Uit de berekeningen van [eiser] volgt verder ook dat hij heeft kunnen nagaan of en welke giften er (zouden) zijn gedaan zodat niet althans onvoldoende is gebleken welk belang [eiser] heeft bij overige stukken uit de administratie.
5.De beslissing
1 mei 2024staat voor conclusie van antwoord.