ECLI:NL:RBLIM:2024:2194

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
C03.305415/HA ZA 22-231
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over onrechtmatige hinder door wortelgroei van mammoetboom

In deze zaak, die zich afspeelt in Roermond, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de hinder die een mammoetboom (sequoiadendron giganteum) veroorzaakt. Eiser, eigenaar van een woning, stelt dat de boom op het perceel van gedaagde onrechtmatige hinder veroorzaakt door wortelgroei die schade toebrengt aan zijn eigendom, waaronder de oprit. Eiser vordert primair de verwijdering van de boom, terwijl gedaagde zich verzet tegen deze vordering en stelt dat de boom niet verwijderd hoeft te worden. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 9 augustus 2023 eiser in de gelegenheid gesteld om ook de echtgenote van gedaagde in het geding te roepen. Na verschillende processtappen, waaronder het indienen van conclusies van antwoord en eis in reconventie, heeft de rechtbank op 1 mei 2024 vonnis gewezen. De rechtbank oordeelt dat de boom onrechtmatige hinder veroorzaakt en dat deze verwijderd moet worden. De rechtbank legt gedaagde op om de boom uiterlijk op 31 oktober 2024 te verwijderen, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldoet. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van de kosten van een deskundige en een voorschot op schadevergoeding voor herstelkosten van de oprit.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/305415 / HA ZA 22-231
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie, verwerende partijen in reconventie,
advocaat: mr. J.B.Th. van 't Grunewold te Roermond,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie, tevens eisende partijen in reconventie,
advocaat: mr. B.C. van Hees te Heerlen.
Eisende partijen worden hierna afzonderlijk aangeduid als [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . Gezamenlijk worden zij in mannelijk enkelvoud [eiser] genoemd. Gedaagde partijen worden hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd. Samen worden zij in mannelijk enkelvoud aangeduid als [gedaagde] .

1.Inleiding

1.1.
In deze burenzaak staat de mammoetboom die zich in de voortuin op het perceel van [gedaagde] bevindt centraal. [eiser] stelt dat de boom zo veel overlast veroorzaakt, dat die verwijderd moet worden. [gedaagde] deelt die mening niet en vordert dat het [eiser] verboden wordt om wortels van de boom te verwijderen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 augustus 2023, waarin de rechtbank [eiser] in de gelegenheid heeft gesteld om ook de echtgenote van [gedaagde sub 1] op te roepen in het geding.
2.2.
Bij akte van 6 september 2023 heeft [eiser] het betekende exploot waarbij [gedaagde sub 2] is opgeroepen, overgelegd.
2.3.
[gedaagde sub 2] heeft op 29 november 2023 een conclusie van antwoord tevens eis in reconventie ingediend.
2.4.
Vervolgens heeft [eiser] op 21 februari 2024 een conclusie van antwoord in (deels voorwaardelijk) reconventie genomen.
2.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eiser] is eigenaar van de woning aan de [perceel X] in [woonplaats] [1] ; [gedaagde] van de woning aan de [perceel Y] [2] .
3.2.
Op het perceel van [gedaagde] bevindt zich - in de voortuin van [gedaagde] - een sequoiadendron giganteum, ook wel mammoetboom genoemd (hierna: de boom). De boom is ruim 30 jaar oud en bevindt zich (gemeten vanaf het hart van de boom) op een afstand van ca. 1,6 meter van de erfgrens. Onderstaande foto - die gemaakt is vanaf het perceel van [eiser] - illustreert een gedeelte van de boom.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert in conventie, samengevat, dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
Primair:[gedaagde] op straffe van een dwangsom veroordeelt om de boom te verwijderen (vellen) en deze verwijderd te houden;
Subsidiair: [gedaagde] op straffe van een dwangsom veroordeelt tot het twee keer per jaar verwijderen en verwijderd houden van overhangende begroeiing en doorschietende wortels afkomstig van de boom op het perceel van [eiser] ;
2. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.149,50, vermeerderd met wettelijke rente, ter zake de factuur van Groenvisie Mette van 7 juni 2021;
3. [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiser] ter zake de herstelkosten van de oprit op de onroerende zaak van [eiser] , welke schade nader is op te maken bij staat, met veroordeling van [gedaagde] tot het betalen van een voorschot op deze schadevergoeding van € 7.490,12;
4. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure inclusief nakosten en wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen – kort samengevat – het volgende ten grondslag. [eiser] voert aan dat de boom onrechtmatige hinder veroorzaakt [3] . [eiser] stelt dat de wortels van de boom onder meer zijn oprit hebben aangetast. Door de wortels is de bestrating tot een hoogte van 6 cm omhoog gedrukt. Het worstelstelsel groeit volgens [eiser] verder door, waardoor het een bedreiging vormt voor de fundering van zijn woning en er gevaar bestaat voor schade aan afvoerleidingen. Enkel het vellen van de boom kan volgens [eiser] een einde maken aan deze onrechtmatige en potentieel gevaarlijke situatie. De boom is nu ongeveer 20 meter hoog maar kan een hoogte van 50 meter bereiken en een levensduur van 150 jaar.
Ter onderbouwing van zijn standpunten verwijst [eiser] naar de rapportage van 3 mei 2021 van Groenvisie Mette.
in (deels voorwaardelijke) reconventie
4.3.
[gedaagde sub 1] . en [gedaagde sub 2] hebben afzonderlijke conclusies van eis in reconventie ingediend. Het petitum van die conclusies wijkt op enkele punten van elkaar af. Daar waar sprake is van afwijkingen zal de rechtbank dat bij de samenvatting van de vorderingen in reconventie vermelden.
[gedaagde] vordert in reconventie, samengevat, dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser] verbiedt de wortels van de boom te verwijderen voor zover verwijdering van de wortels schade toebrengt aan de boom,
dan wel te verklaart voor recht dat [eiser] de wortels van de boom alleen mag verwijderen onder toeziend oog van [gedaagde] én een deskundige;
2. bepaalt dat [eiser] voor elke keer dat hij het onder 1 gevorderde verbod overtreedt, een dwangsom verbeurt;
3. [eiser] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 29.500,- (vordering van mw. [gedaagde] ) dan wel € 30.000,- (vordering van [gedaagde sub 1] ) dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, indien de rechtbank het gevorderde onder 1 van het petitum van [eiser] toewijst,;
4. [eiser] veroordeelt in de proceskosten inclusief nakosten en wettelijke rente.
Daarnaast vordert [gedaagde sub 1] dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.075,- en mw. [gedaagde] dat [eiser] hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van Bomenservice Zuid van € 4.446,75.
4.4.
[gedaagde] grondt zijn vorderingen – kort samengevat – op het volgende.
[eiser] heeft zonder toestemming van [gedaagde] en in weerwil van de deskundigenrapportages de boom beschadigd door een veelvoud van voedingswortels eigenhandig te verwijderen. [gedaagde] stelt verder dat het absoluut niet noodzakelijk is dat de boom verwijderd wordt. Er zijn andere manieren waarop de hinder (die niet onrechtmatig is) zo veel mogelijk beperkt kan worden.
in conventie en in reconventie
4.5.
Partijen voeren over en weer verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De verdere beoordeling

in conventie
De vordering onder 1: moet de boom worden geveld?
5.1.
Onder 1 vordert [eiser] primair kort gezegd verwijdering van de boom. [eiser] grondt deze vordering op onrechtmatige hinder [4] .
Het beroep op verjaring
5.2.
Als meest verstrekkende verweer voert [gedaagde] aan dat de vordering van [eiser] is verjaard [5] . Toen [eiser] zijn woning in 2004 heeft gekocht, stond de boom al minstens 10 jaar op het perceel van [gedaagde] . [eiser] heeft nooit verwijdering van de boom gevorderd, aldus [gedaagde] .
5.3.
[eiser] stelt dat niet het tijdstip van het planten van de boom uitgangspunt is voor de verjaring, maar het tijdstip waarop [eiser] in staat was een rechtsvordering in te stellen omdat de wortels materiële schade aan zijn eigendommen toebrachten. [eiser] stelt dat de schade hem pas in 2018 is gebleken.
De vordering is niet verjaard: de onrechtmatige verjaring bestaat nog geen 20 jaar
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op verjaring niet slaagt.
5.4.1.
[eiser] grondt zijn vordering op opheffing van een onrechtmatige toestand [6] . Dit betreft een vordering in de zin van artikel 3:314 BW. Dit betekent dat in dit geval een verjaringstermijn van twintig jaar geldt.
5.4.2.
De verjaringstermijn van de vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand begint met aanvang van de dag volgend op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand kan worden gevorderd. Dit is de dag na het moment waarop sprake was van onrechtmatige hinder. Anders dan waarvan [gedaagde] lijkt uit te gaan, is dit laatste niet zonder meer het moment waarop de boom werd geplant of het moment waarop het wortelgestel van de boom de erfgrens passeerde.
5.4.3.
[eiser] stelt dat pas vanaf 2018 sprake is van onrechtmatige hinder. [gedaagde] heeft in het licht van die stelling van [eiser] geen deugdelijke feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat al (ver) daarvoor sprake zou zijn van onrechtmatige hinder. Dit brengt mee dat niet kan worden aangenomen dat de onrechtmatige hinder al meer dan 20 jaar bestond. Het beroep op verjaring faalt daarom.
Zorgt de boom voor onrechtmatige hinder?
5.5.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de boom in dit geval hinder veroorzaakt die als onrechtmatig moet worden bestempeld.
5.6.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het een eigenaar van een woning met voortuin in beginsel vrijstaat om zijn voortuin naar eigen inzicht in te richten en te gebruiken. Enige hinder van een naburig erf moet daarbij worden geduld. Dit recht wordt begrensd in die zin dat het een eigenaar van een erf niet is toegestaan om in een mate of op een wijze die volgens de wet onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toe te brengen. [7]
Wanneer is sprake van onrechtmatige hinder?
5.7.
De vraag of in een bepaald geval sprake is van onrechtmatige hinder is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de aard, ernst en duur van de hinder. Ook kan de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden, daarbij worden betrokken [8] .
5.8.
Het gaat in dit geval om door [eiser] gestelde hinder als gevolg van doorgeschoten wortels van de boom. In beginsel is het enkele doorschieten van wortels op andermans erf niet onrechtmatig ten opzichte van de nabuur. Het is een eigenaar toegestaan om bomen te hebben op zijn erf en bomen hebben nu eenmaal wortels, die zich niet laten weerhouden door erfgrenzen. Het enkele feit dat een wortel een erfgrens overschrijdt, is in beginsel onvermijdelijk en niet onrechtmatig. Indien echter de wortels schade en/of hinder veroorzaken en die schade en/of hinder bereikt een bepaalde aard en omvang, kan wel (afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval) sprake zijn van een onrechtmatige hinder en onrechtmatige daad.
De boom veroorzaakt onrechtmatige hinder
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat de boom onrechtmatige hinder veroorzaakt op het perceel van [eiser] [9] . De door de aanwezigheid van de wortels in het leven geroepen situatie ontstijgt naar het oordeel van de rechtbank wat [eiser] van [gedaagde] als buur moet accepteren. Allereerst omdat sprake is van schade veroorzaakt door wortelopdrukken van de boom in voortuin van [eiser] . Daarbij komt dat ook sprake is van een reële dreiging van schade aan de onroerende zaken van [eiser] . De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot die oordelen is gekomen.
Wortelopdrukken door de boom
5.9.1.
De rechtbank heeft tijdens de descente waargenomen dat wortels van de boom op meerdere plekken de bestrating van de oprit van [eiser] fors omhoog hebben gedrukt.
[gedaagde] heeft betwist dat het omhoog komen van de bestrating van de oprit wordt veroorzaakt door de wortels van zijn boom. Volgens hem wordt dit veroorzaakt (i.) door “de gemeenteboom” of (ii.) door eigen gebruik van de - verouderde - oprit door [eiser] . De rechtbank verwerpt dat verweer. [eiser] heeft op een aantal plekken waar de bestrating omhoog is gekomen, de klinkers verwijderd. [eiser] heeft aan de hand van foto’s en tijdens de descente geïllustreerd dat het omhoog komen van de bestrating wordt veroorzaakt door wortels van een boom. Het verweer dat dit is veroorzaakt door gebruik van de oprit door [eiser] wordt daarom verworpen.
De rechtbank volgt [gedaagde] ook niet in zijn stelling dat het omhoog komen van de bestrating mogelijk veroorzaakt wordt door de gemeenteboom. Allereerst geldt dat [eiser] aan de hand van foto’s [10] voor de rechtbank overtuigend heeft geïllustreerd dat de kleur van de wortels die het omhoog komen veroorzaken, afwijkt van de kleur van de wortels van de gemeenteboom. Ook volgt uit foto’s en heeft de rechtbank tijdens de descente geconstateerd dat de wortels die de opwaartse druk veroorzaken dezelfde (typische) kleur hebben als de kleur van de stam en wortels van de boom van [gedaagde] . De rechtbank acht het bovendien gezien het (relatief kleine) (stam)formaat van de gemeenteboom niet aannemelijk dat die boom op vele meters afstand van de stam, dermate fors omhoog komen van de bestrating veroorzaakt als te zien op gedeeltes van de oprit van [eiser] .
5.9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat het omhoog komen van de bestrating van de oprit van [eiser] wordt veroorzaakt door de wortels van de boom van [gedaagde] .
5.9.3.
Door de hoeveelheid en mate van het omhoog komen van de bestrating – de oprit had deels een golvend patroon - wordt naar het oordeel van de rechtbank een dermate grote inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] gemaakt, dat [eiser] dit niet langer hoeft te dulden. De rechtbank is van oordeel dat daarmee sprake is van onrechtmatige hinder. Het feit dat - zoals [gedaagde] stelt - de boom er al stond toen [eiser] eigenaar werd van de [perceel X] , kan een omstandigheid zijn die een rol speelt bij het beoordelen of sprake is van onrechtmatige hinder, maar die rol is in dit geval, gezien de aard en ernst van de hinder, van ondergeschikt belang en maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt.
Bedreiging voor fundering en gevaar voor schade aan afvoerleidingen
5.9.4.
[eiser] heeft middels foto’s onderbouwd dat sprake is van steeds verder groeiende boomwortels in zijn tuin, die steeds dichter bij zijn onroerende zaken (woonhuis/garage) komen. De rechtbank heeft dat ook tijdens de plaatsopneming geconstateerd, waarbij een wortel inmiddels zelfs de achtertuin van [eiser] (op een afstand van ca. 10 meter vanaf de stam van de boom) heeft bereikt. [gedaagde] heeft voor deze wortel betwist dat het gaat om een wortel afkomstig van zijn boom. Dat verweer wordt verworpen omdat de rechtbank heeft geconstateerd dat deze wortel dezelfde (typische) kleur heeft als de kleur van de stam en wortels van boom van [gedaagde] .
5.9.5.
[eiser] heeft verder onder verwijzing naar een rapportage van de door hem ingeschakelde partijdeskundige Groenvisie Mette gesteld dat de wortels een reële bedreiging voor onder andere het fundament van zijn woning vormen. In de conclusie van Groenvisie Mette is het volgende opgenomen.
Hieruit volgt dat volgens Groenvisie Mette - gezien de lengte en diktegroei van de wortels - met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden geconcludeerd dat schade aan het fundament, leidingen, kabels, etc. zal worden toegebracht. [eiser] heeft daarmee voldoende onderbouwd gesteld dat er een reële bedreiging bestaat voor de fundering en afvoerleidingen van zijn woning.
5.9.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] dit onvoldoende onderbouwd betwist.
De betwisting van [gedaagde] houdt in dat het rapport van Groenvisie Mette niet representatief en niet betrouwbaar is. In het rapport van Groenvisie Mette wordt gesteld dat er een dominante westenwind is en dat de stabiliteitswortels van de boom daardoor richting het perceel van [eiser] groeien. Volgens het rapport van de door [gedaagde] ingeschakelde deskundige Bomenservice Zuid is de windrichting echter zuidwestelijk en is de opwaartse druk door wortels aan de kant van [gedaagde] bovendien groter dan aan de kant van [eiser] . Hieraan verbindt [gedaagde] de conclusie dat het rapport van Groenvisie Mette niet representatief en betrouwbaar is, maar de rechtbank vindt niet dat die conclusie daaraan kan worden verbonden. Ook Bomenservice Zuid stelt dat aan de kant van [eiser] de sterkst ontwikkelde stabiliteitswortels zouden moeten worden gevonden gezien de windrichting, zodat de rapporten op dit punt juist overeen komen. Bovendien is het zo dat ook als bij [eiser] inderdaad niet de meeste stabiliteitswortels worden aangetroffen, duidelijk is dat - naar de rechtbank zelf heeft geconstateerd - zich op het perceel van [eiser] in ieder geval veel en ook grote wortels bevinden en zich daar steeds verder verspreiden. Deze wortels bevinden zich al op diverse plekken dichtbij de onroerende zaken van [eiser] .
De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat de wortels - gezien de locatie waar deze zich bevinden en de dikte ervan - een reële bedreiging vormen voor de onroerende zaken van [eiser] .
Wortelkaprecht
5.9.7.
Het argument dat [eiser] doorschieten van de wortels op zijn perceel ongedaan kan maken door gebruik te maken van het hem toekomende wortelkaprecht, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. De worteldoorschietingen van de boom zijn namelijk naar het oordeel van de rechtbank zo ernstig dat met incidentele gebruikmaking van het wortelkaprecht de hinder niet afdoende het hoofd kan worden geboden. Daarnaast heeft [eiser] onbetwist gesteld dat met het kappen van de wortels de nodige risico’s gepaard gaan, zoals het risico van windworp (zie het hierboven weergegeven citaat uit het deskundigenrapport van Groenvisie Mette). Ook uit de stellingen en daaraan verbonden vorderingen in reconventie van [gedaagde] volgt dat er risico’s zijn verbonden aan het kappen van de wortels. [gedaagde] vordert immers om [eiser] te verbieden om zonder toezicht van een deskundige zelf nog wortels te kappen.
De boom moet worden verwijderd
5.10.
Omdat vast staat dat de boom onrechtmatige hinder veroorzaakt, is het de vraag wat er met de boom moet gebeuren. Primair vordert [eiser] verwijdering van de boom. Volgens [gedaagde] is verwijdering absoluut niet noodzakelijk en zijn er alternatieven voorhanden waardoor de boom kan worden behouden. [gedaagde] stelt dat hij groot belang heeft bij behoud van de boom mede ook vanwege de emotionele waarde die hij eraan hecht.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat de boom verwijderd moet worden. Zij zal hierna uitleggen hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
5.11.1.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de emotionele waarde die [gedaagde] hecht aan de boom en de rechtbank ook de door [gedaagde] aangedragen ecologische argumenten begrijpt, prevaleert naar het oordeel van de rechtbank in dit geval het belang van [eiser] bij verwijdering van de boom.
Uit de rapportage van Groenvisie Mette volgt dat het verwijderen van de wortels niet kan zonder risico’s van omvallen van de boom. In de (hierboven geciteerde) conclusie van de rapportage staat namelijk dat er sprake is van instabiliteit en een verhoogd risico op windworp indien de wortels aan de windzijde dat is bij [eiser] - verwijderd worden. De door Groenvisie Mette geadviseerde beheermaatregel bestaat daarom uit het vellen van de boom.
Verder adviseert ook Bomenservice Zuid in haar rapport om bij voorkeur geen wortels te verwijderen. Het verwijderen van stabiliteitswortels wordt door Bomenservice Zuid in het rapport zelfs ten zeerste afgeraden. Dit omdat het verwijderen van deze dikke wortels, met een diameter vanaf 4 cm, kan leiden tot een verhoogd risico op instabiliteit en windworp.
Geen deugdelijke alternatieven voorhanden
5.11.2.
[gedaagde] stelt dat er alternatieven voorhanden zijn, zoals het gereguleerd, samen met een boomdeskundige, verwijderen van de wortels. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] in het licht van de rapportage van Groenvisie Mette evenwel onvoldoende onderbouwd gesteld dat alle wortels die schade (dreigen te) veroorzaken aan de eigendommen van [eiser] , zonder risico van windworp, verwijderd kunnen worden. Dit voorstel kan daarom niet als een afdoende alternatief voor verwijdering van de boom worden gezien.
[gedaagde sub 2] heeft daarnaast bij haar conclusie van antwoord een (nieuwe) rapportage overgelegd van Bomenservice Zuid van juni / juli 2023. Blijkens die rapportage heeft Bomenservice Zuid een aanvullend onderzoek verricht, waarbij de mogelijkheden zijn verkend om de opdruk van de oprit van [eiser] tegen te gaan. De (partij)deskundige concludeert dat er een constructie mogelijk is waarbij de opdruk wordt tegengegaan, terwijl de boom veilig en gezond gehandhaafd kan blijven. Volgens de (partij)deskundige zullen een verwijdering van de bovenste 20 centimeter van de wortels, in combinatie met een drukspreidende sandwichconstructie, de opdruk langdurig tegengaan, terwijl de boom veilig en gezond gehandhaafd kan blijven. De rechtbank stelt vast dat in deze rapportage enkel wordt ingegaan op de mogelijkheden voor het tegengaan van wortelopdruk op de oprit. Daarin is niet ook ingegaan op het voorkomen van schade aan de onroerende zaken van [eiser] . De rechtbank is van oordeel dat dit voorstel daarom geen deugdelijk alternatief vormt.
5.11.3.
De conclusie is dan ook dat verwijdering van voldoende wortels om de onrechtmatige hinder weg te nemen niet mogelijk is zonder risico van omvallen van de boom en dat er geen afdoende alternatief voorhanden is waardoor de boom kan worden behouden. De rechtbank zal daarom verwijdering van de boom gelasten.
Binnen welke termijn moet de boom worden verwijderd?
5.12.
[eiser] vordert dat [gedaagde] de boom binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis moet verwijderen. [gedaagde] stelt dat het onhaalbaar is om de boom binnen die termijn te verwijderen. Volgens [gedaagde sub 2] moet eerst een kapvergunning worden aangevraagd omdat de boom alleen kan en mag worden geveld buiten het broedseizoen (van maart tot oktober) [11] . De termijn moet daarom verlengd worden naar minimaal 3 maanden tot buiten het broedseizoen.
5.13.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat de gemeente hem heeft bericht dat een kapvergunning niet nodig is omdat de boom niet is opgenomen op de lijst met van overheidswege beschermde bomen. Uit het door [gedaagde sub 2] aangehaalde artikel volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat wel een kapvergunning nodig zou zijn.
Wel volgt hieruit (inderdaad) dat het verboden is om nesten, rustplaatsen en eieren van vogels te vernielen of te beschadigen of nesten van vogels weg te nemen. De Wet op de Natuurbescherming kent geen standaardperiode voor het broedseizoen.
De rechtbank zal met inachtneming van het gebruikelijke broedseizoen bepalen dat de boom uiterlijk 31 oktober 2024 moet zijn verwijderd. Daarmee wordt [gedaagde] ook ruimschoots in de gelegenheid gesteld om een derde aan te zoeken die het verwijderen van de boom voor zijn/haar rekening gaat nemen.
Dwangsom
5.14.
[eiser] vordert om [gedaagde] een dwangsom op te leggen. [gedaagde] verweert zich daartegen. De rechtbank ziet aanleiding om in dit geval een dwangsom op te leggen. Het enkele feit dat [gedaagde] , zoals hij stelt, bij het voldoen aan de veroordeling afhankelijk is van de medewerking van derden, maakt niet dat er geen dwangsom mag worden opgelegd. De rechtbank zal de dwangsom beperken en maximeren op de wijze zoals in het dictum is bepaald.
Conclusie primaire vordering onder 1
5.15.
Dit betekent dat de primaire vordering onder 1 wordt toegewezen.
De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling van de subsidiaire vordering.
De vordering onder 2: moet [gedaagde] de (partij)deskundige kosten van [eiser] betalen?
5.16.
Onder 2 vordert [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.149,50. Dat bedrag heeft betrekking op de kosten van Groenvisie Mette. Het (partij)deskundige rapport van Groenvisie heeft gediend ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid van [gedaagde] . Omdat het maken van deze kosten redelijk is en ook de hoogte de rechtbank redelijk voorkomt, wordt deze vordering (inclusief wettelijke rente) toegewezen. Het enkele feit dat - zoals [gedaagde] stelt - de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] de opdracht heeft gegeven aan Groenvisie Mette en niet [eiser] zelf, leidt er niet toe dat deze vordering moet worden afgewezen.
De vordering onder 3: moet [gedaagde] aan [eiser] een schadevergoeding betalen?
5.17.
Onder 3 vordert [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Deze schadevergoeding heeft volgens [eiser] betrekking op de herstelkosten van de oprit op de onroerende zaak van [eiser] . [eiser] vordert daarbij een veroordeling tot betaling van schade, nader op te maken bij staat en een voorschot van € 7.490,12.
Schadestaatprocedure
5.18.
Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is en dat er causaal verband in de zin van condicio sine qua non bestaat tussen de daad en de schade. Bovenstaand is overwogen dat vast is komen te staan dat de wortels van de boom van [gedaagde] (zaaks)schade hebben veroorzaakt aan de opritten van [eiser] . Daaruit volgt dat er condicio sine qua non-verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen en de door [eiser] geleden zaakschade. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor verwijzing naar de schadestaatprocedure.
Voorschot
5.19.
Voor toewijzing van een voorschot is nodig dat op dit moment kan worden vastgesteld dat [eiser] ten opzichte van [gedaagde] aanspraak kan maken op een schadevergoeding ter hoogte van in ieder geval het gevorderde voorschot. Het gevorderde voorschot ziet op de kosten van het opnieuw beklinkeren van de oprit. [eiser] heeft ter onderbouwing van de hoogte van het gevorderde voorschot een offerte van [bedrijfsnaam] Outdoor overgelegd van 22 februari 2022.
5.20.
[gedaagde] stelt dat deze vordering niet kan worden toegewezen. De wortel opdruk is volgens hem zeer beperkt, waardoor herstel van de volledige oprit niet noodzakelijk is. Volgens [gedaagde] komen hooguit de kosten voor vergoeding in aanmerking die gemaakt moeten worden voor herstel van het deel van de oprit waar zich de opdruk bevindt. Daarbij gaat het om slechts 20% van het geheel, aldus [gedaagde] . Bovendien moet “nieuw voor oud” correctie plaatsvinden.
5.20.1.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat de schade als gevolg van het onrechtmatig handelen in ieder geval uit de redelijke kosten die zijn gemoeid met het ongedaan maken van de aanwezigheid van de wortelopslag die door de boom van [gedaagde] in het perceel van [eiser] is gekomen door worteldoorschieting. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat een dergelijke ongedaanmaking enkel mogelijk is door de volledige oprit opnieuw te beklinkeren. Dat het in dit geval mogelijk zou zijn om slechts plaatselijk gedeeltes van de oprit opnieuw te beklinkeren, is door [gedaagde] niet nader onderbouwd.
5.20.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] middels de offerte voldoende heeft onderbouwd dat hij (in ieder geval) aanspraak kan maken op een voorschot van € 7.490,12.
Nieuw voor oud?
5.20.3.
[gedaagde] stelt dat een correctie “nieuw voor oud” moet plaatsvinden. De rechtbank stelt voorop dat er aanleiding bestaat tot een voordeelsverrekening als de vernieuwing van de oprit een voordeel van [eiser] heeft opgeleverd en voor zover de verrekening redelijk is [12] . Een voordeel zal optreden als door de vernieuwing van de oprit de vermogenstoestand van [eiser] is verbeterd. Dit laatste zal het geval zijn als de woning van [eiser] als gevolg daarvan in waarde vermeerderd.
5.20.4.
De rechtbank stelt vast dat in de offerte rekening is gehouden met hergebruik van de oude klinkers van [eiser] . Dat de woning van [eiser] door het opnieuw beklinkeren van de oprit in waarde is vermeerderd, kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een nieuw voor oud correctie toe te passen.
Schadebeperkingsplicht / eigen schuld
5.21.
[gedaagde] stelt dat [eiser] niet aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan c.q. eigen schuld heeft aan het ontstaan van de schade. [eiser] had zelf gebruik mogen maken van zijn wortelkaprecht ex artikel 5:44 lid 2 BW. [eiser] kan daarom niet de schade op hem verhalen, aldus [gedaagde] . [eiser] betwist dit en stelt dat er bij het kappen van de wortels van de boom in kwestie, het risico bestaat op windworp.
5.22.
De rechtbank stelt vast dat uit de eigen stellingen en vorderingen in reconventie van [gedaagde] volgt dat het zelf kappen van de wortels van de boom in kwestie de nodige risico’s (voor de conditie van de boom) meebrengt. [gedaagde] stelt immers dat [eiser] door het eigenhandig verwijderen van wortels de boom beschadigd. De vordering van [gedaagde] strekt er immers toe dat [eiser] wordt verboden om zelfstandig wortels te kappen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onder die omstandigheden niet aan [eiser] kan verwijten dat hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn wortelkaprecht.
De proceskosten in conventie
5.23.
[gedaagde] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.535,00
(2,50 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.141,43
in reconventie
De vorderingen onder 1 en 2: moet [eiser] verboden worden om wortels te kappen?
5.24.
Omdat in conventie is geoordeeld dat de boom voor onrechtmatige hinder zorgt en moet worden verwijderd, worden de vorderingen onder 1 en 2 afgewezen.
De vordering onder 3: moet [eiser] aan [gedaagde] een schadevergoeding betalen?
5.25.
De aan deze vordering gekoppelde voorwaarde is ingetreden. De rechtbank wijst het door [eiser] onder 1 gevorderde immers toe. De rechtbank komt daarmee toe aan de beoordeling van de vordering onder 3. Onder 3 vordert [gedaagde] om [eiser] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor de toewijzing van deze vordering. In dit vonnis is geoordeeld dat de boom moet worden verwijderd omdat die onrechtmatige hinder veroorzaakt. Niet valt in te zien op grond van welke wettelijke bepaling [eiser] gehouden is om aan [gedaagde] een schadevergoeding te betalen. Het onder 3 gevorderde wordt dan ook afgewezen.
De vordering onder 4: moet [eiser] de (partij)deskundige kosten van [gedaagde] betalen?
5.26.
Omdat de vorderingen van [gedaagde] worden afgewezen, volgt ook afwijzing van de vordering onder 4.
De proceskosten in reconventie
5.27.
[gedaagde] is de partij die in reconventie in het ongelijk is gesteld. Hij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. In de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie ziet de rechtbank aanleiding om, zoals gebruikelijk, het toe te kennen salaris advocaat te halveren. De proceskosten van [eiser] worden begroot op (2,5 punt x factor 0,5 x € 614,-=) € 767,50 + € 100,- nakosten = € 867,50.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk op 31 oktober 2024 over te gaan tot het verwijderen (vellen) van de op zijn onroerende zaak [perceel Y] te [woonplaats] , gemeente Roerdalen (kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens perceel Y] ), op 1.60 meter van de oprit van [eiser] staande sequoiadendron giganteum boom en deze verwijderd te houden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 10.000,- indien hij in gebreke blijft aan de veroordeling onder 6.1. te voldoen, te vermeerderen met een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat de overtreding na vier weken na betekening van dit vonnis voortduurt, tot een maximum van € 75.000,- is bereikt,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.149,50 ter zake de factuur van Groenvisie Mette van 7 juni 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2022 tot de dag van algehele betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot het aan [eiser] betalen van een schadevergoeding terzake de herstelkosten van de oprit op de onroerende zaak van [eiser] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot het aan [eiser] betalen van een voorschot op deze schadevergoeding van € 7.490,12,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.141,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten en de nakosten, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.9.
wijst het gevorderde af,
6.10.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 867,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.11.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling onder 6.10 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
type: KB

Voetnoten

1.kadastraal bekend als gemeente [kadastrale gegevens perceel X]
2.kadastraal bekend als gemeente [kadastrale gegevens perceel Y]
3.artikel 5:37 jo. 6:162 BW
4.artikel 5:37 BW jo. 6:162 BW
5.ex artikel 3:306 jo. 314 BW
6.artikel 5:37 BW jo. 6:162 BW
7.artikel 5:37 jo. 6:162 BW
8.o.a. HR 18 september 1998, NJ 1999, 69 en HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106.
9.als bedoeld in artikel 5:37 BW jo. 6:162 BW
10.productie 33 bij akte houdende producties
11.artikel 3.1 lid 2 Wet op de Natuurbescherming
12.artikel 6:100 BW