ECLI:NL:RBLIM:2024:2142

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
ROE 24/2326
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking beveiligingswerkzaamheden

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 29 april 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef van politie, dat op 15 maart 2024 de verleende toestemmingen voor beveiligingswerkzaamheden introk. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de voorlopige voorziening. Verzoeker stelt dat hij door de intrekking van de toestemmingen in financiële problemen komt, maar deze stelling is niet onderbouwd met objectieve gegevens.

De voorzieningenrechter legt uit dat de hoofdregel is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort, en dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de korpschef niet evident onrechtmatig is, aangezien het is gebaseerd op een mutatierapport en processen-verbaal die betrekking hebben op de verdenking van heling en het bezit van lachgas door verzoeker. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt vast dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2326

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.J. Veen),
en

de korpschef van politie, de politiechef Oost-Nederland, de korpschef

(gemachtigde: [Naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de korpschef van 15 maart 2024 (het bestreden besluit) om de ten behoeve van verzoeker verleende toestemmingen om beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten, in te trekken.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De korpschef heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de korpschef.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 1 juni 2023 is aan Special Security Group Events B.V. toestemming verleend om verzoeker beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten. Op 12 juni 2023 is aan Pat & Pat Security eveneens deze toestemming verleend.
2.1
De korpschef is uit de hem ter beschikking staande politiesystemen gebleken dat verzoeker op 22 februari 2024 als verdachte van heling is aangehouden in zijn loods aan de [adres] te [woonplaats] . Na aanhouding heeft de politie nogmaals de loods bezocht en een witte Clio aangetroffen. Uit de (processen-verbaal van) verhoren blijkt dat verzoeker verdacht wordt van heling van twee aanhangers, heling van kentekenplaten en bezit van lachgas, een verboden middel krachtens de Opiumwet.
2.2
De korpschef heeft naar aanleiding hiervan op 29 februari 2024 het voornemen kenbaar gemaakt om de aan verzoeker verleende toestemmingen om beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten in te trekken. Verzoeker heeft op 7 maart 2024 zijn zienswijze hiertegen kenbaar gemaakt.
3. De korpschef heeft vervolgens bij het bestreden besluit besloten de ten behoeve van verzoeker verleende toestemmingen om beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten, in te trekken. De korpschef heeft hierbij – kort samengevat – overwogen dat verzoekers betrouwbaarheid en geschiktheid niet boven elke twijfel verheven is. De verdenking die tegen verzoeker gerezen is (heling en het bezit van 15 cilinders gevuld met strawberry flavours (lachgas, een middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet) worden door de korpschef aangemerkt als ernstig respectievelijk (tamelijk) ernstige aantasting van de rechtsorde. De korpschef ziet geen andere mogelijkheid om een minder ernstige maatregel in te zetten. Van schenden van onschuldpresumptie is naar het oordeel van de korpschef geen sprake. Evenmin is er volgens de korpschef sprake van een onevenredige maatregel.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Karakter van deze procedure en onverwijlde spoed
5. Het gaat hier om een verzoek om een voorlopige voorziening. Uitgangspunt is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is vermeld dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een financieel belang is in beginsel onvoldoende om spoedeisend belang aan te nemen. Er moet sprake zijn van een acute (financiële) noodsituatie of een onomkeerbaar nadeel.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker er niet in geslaagd is aannemelijk te maken dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de door hem verzochte voorlopige voorziening. Verzoeker heeft weliswaar aangevoerd dat hij vanwege de intrekking geen beveiligingswerkzaamheden meer kan uitvoeren en zijn overige inkomsten ontoereikend zijn om de vaste lasten te betalen maar met deze enkele stelling heeft verzoeker niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat hij daardoor in onoverkomelijke financiële problemen terecht zal komen.
Is het besluit evident onrechtmatig?
7. Omdat verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het besluit van de korpschef “evident onrechtmatig” is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door korpschef ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. Van een evident onrechtmatig besluit is in onderhavig geval geen sprake.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de korpschef het bestreden besluit heeft gebaseerd op een mutatierapport en verschillende processen-verbaal die over verzoeker zijn opgemaakt. Deze hebben betrekking op feiten die op 22 februari 2024 hebben plaatsgevonden. De korpschef heeft deze gegevens aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd en overwogen dat op grond hiervan sprake is van een serieuze verdenking ter zake het plegen van het misdrijf heling en een misdrijf uit de Opiumwet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat alleen het uitspreken van een vermoeden dat iemand schuldig is aan het strafbare feit waarvoor hij is aangeklaagd, geen schending van de onschuldpresumptie oplevert. [1]
9. Voor zover verzoeker de juistheid van het proces-verbaal betwist kan dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook in bezwaar. Dit maakt in ieder geval niet dat de voorzieningenrechter nu van oordeel is dat niet van de juistheid van de verkregen politie informatie mag uitgaan. Datzelfde geldt voor de overige bezwaargronden van verzoeker, waaronder de grond dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
10. De voorzieningenrechter heeft (ook) voor het overige geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van evidente onrechtmatigheid.

Conclusie en gevolgen

11. Omdat niet is gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening en evenmin gebleken is dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
12. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
29 april 2024.
griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 april 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1951 en Afdeling van 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1205.