In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 26 april 2024, worden voorlopige voorzieningen besproken in het kader van een bezwaar tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Verzoekster, die sinds 23 oktober 2019 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsrecht en de terugvordering van een bedrag van € 20.365,34. Het college heeft deze besluiten genomen op basis van vermoedens dat verzoekster niet op het uitkeringsadres woont en haar inlichtingenplicht heeft geschonden. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 15 april 2024 behandeld, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek in de zaak met zaaknummer ROE 24/2089 toegewezen, omdat verzoekster zich in een precaire financiële situatie bevindt en er voldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de intrekking van de bijstand per 1 december 2022 niet voldoende gemotiveerd is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstand over de periode van 1 mei 2023 tot 22 juni 2023 moet worden toegewezen, met uitzondering van de periode van 23 mei 2023 tot en met 10 juni 2023, waarin verzoekster langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Het verzoek in de zaak met zaaknummer ROE 24/2091 is afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond met betrekking tot de opgelegde boete.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 1.750,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.