ECLI:NL:RBLIM:2024:2060

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
10910816/AZ/24-8
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vraag of bonus en werkgeversdeel pensioenpremie onder vakantieloon valt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoeker] en NIKE RETAIL BV. De kern van het geschil betreft de vraag of de bonus en het werkgeversdeel van de pensioenpremie onder het vakantieloon vallen. [verzoeker] heeft een aantal verzoeken ingediend, waaronder de betaling van een aanvullend bedrag aan transitievergoeding, een billijke vergoeding wegens schending van re-integratieverplichtingen, en de betaling van niet genoten vakantiedagen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] recht heeft op een nabetaling van transitievergoeding van € 186,81 en een bedrag van € 550,48 aan vakantieloon, inclusief niet vervallen vakantie-uren. De rechter heeft geoordeeld dat de RACE bonus, die afhankelijk is van de winkelresultaten, wel deel uitmaakt van het vakantieloon, terwijl het werkgeversdeel van de pensioenpremie dat niet doet. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] voor de billijke vergoedingen afgewezen, omdat de wettelijke grondslag hiervoor ontbreekt. Tevens is [verzoeker] veroordeeld tot terugbetaling van een te veel betaalde transitievergoeding aan NIKE. De proceskosten zijn voor rekening van [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: 10910816 \ AZ VERZ 24-8
Beschikking van 25 april 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaatsnaam] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. A.J.T.J. Meuwissen,
tegen
NIKE RETAIL BV,
te Hilversum,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Nike,
gemachtigde: mr. R. Schepers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 4
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoek met bijlagen 1 tot en met 19
- de op 13 maart 2024 binnengekomen producties 20 tot en met en 22 zijdens Nike
- de mondelinge behandeling van 14 maart 2024, waarbij zijn verschenen:
- [verzoeker] , bijgestaan door voormelde gemachtigde,
- namens Nike, mr. van den Boomen en [vertegenwoordiger] , bijgestaan door voormelde
gemachtigde,
- de pleitnota zijdens Nike.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 6 maart 2017 in dienst getreden bij Nike in de functie van “Athlete” (zijnde een verkoopmedewerkster).
2.2.
[verzoeker] was op medische gronden ziek van: 8 juli 2020 - 11 juli 2020 en van 23 juli 2020 - 22 december 2020. Daarna was zij hersteld tot 12 april 2021. Vanaf laatstgenoemde datum was [verzoeker] ook ziek.
2.3.
Blijkens de adviezen van de bedrijfsarts (vanaf 12 april 2021) bleek dat [verzoeker] met name beperkt was in het duwen, trekken, tillen en dragen, alsmede het werken boven schouderhoogte.
2.4.
Op 22 december 2021 hebben partijen naar aanleiding van de beperkingen van [verzoeker] een addendum op de arbeidsovereenkomst ondertekend, in die zin dat zij nog steeds in de functie van “Athlete” werkzaam zou blijven en daarbij vrijgesteld zou zijn van enkele taken (zoals werken boven schouderhoogte).
2.5.
Als gevolg van een COVID-19 infectie was [verzoeker] enige tijd volledig arbeidsongeschikt.
2.6.
Op 24 februari 2022 is [verzoeker] van de trap gevallen. Zij heeft kneuzingen en een hersenschudding opgelopen. Er waren geen/zeer beperkte mogelijkheden tot belastbaarheid.
In aanvulling op de reeds bestaande beperkingen heeft [verzoeker] volgens de bedrijfsarts ook beperkingen in sociaal functioneren ontwikkeld.
2.7.
Sinds juli 2022 is een tweede spoor traject ingezet.
2.8.
Op 15 november 2022 heeft de bedrijfsarts ook werkgerelateerde problemen gerapporteerd.
2.9.
Op 3 april 2023 heeft Nike de beoordeling van het re-integratieverslag door UWV ontvangen. UWV heeft de 1e ziektedag verschoven naar 8 juli 2020. Als gevolg daarvan was het tweede spoor te laat ingezet. Daarnaast heeft UWV aangegeven dat partijen binnen het eerste spoor in een impasse zijn blijven hangen waardoor [verzoeker] niet werkt in structureel passend werk. Nike had volgens UWV [verzoeker] moeten prikkelen door middel van waarschuwingen en een eventuele loonstop om met Nike het gesprek aan te gaan.
2.10.
De door [verzoeker] gedane WIA-aanvraag is afgewezen, omdat zij meer dan 65% restverdiencapaciteit heeft. [verzoeker] is een bezwaarprocedure gestart tegen de WIA-beslissing.
2.11.
Nike heeft het loon van [verzoeker] doorbetaald tot en met juli 2023.
2.12.
Nike heeft met instemming van [verzoeker] de arbeidsovereenkomst per 1 november 2023 opgezegd (artikel 7:671 BW) en aan haar de eindafrekening inclusief transitievergoeding betaald. Per abuis heeft Nike de transitievergoeding nog een keer betaald.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt (samengevat):
veroordeling van Nike tot betaling van een aanvullend bedrag van € 254,54 aan niet betaalde transitievergoeding;
veroordeling van Nike tot betaling van een billijke vergoeding wegens schending van de re-integratieverplichtingen;
veroordeling van Nike tot betaling van een billijke vergoeding wegens de beëindiging van het dienstverband;
veroordeling van Nike tot betaling van een vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen van primair € 3.628,31 subsidiair een bedrag van € 3.322,21 bruto;
veroordeling van Nike tot betaling van immateriële schadevergoeding in goede justitie te bepalen wegens schending van de arbeidsomstandigheden;
te verklaren voor recht dat Nike over het jaar 2023 tot 1 november 2023 aan [verzoeker] het restant van de race-bonus behoort uit te betalen waarbij deze tenminste € 611,40 bruto bedraagt;
veroordeling van Nike tot betaling van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 790,00 subsidiair 2 punten van het liquidatietarief;
veroordeling van Nike tot betaling van de wettelijke rente over de verzoeken 1 tot en met 6 vanaf heden tot de dag van algehele betaling;
veroordeling van Nike tot het verstrekken van bruto-netto specificatie ten aanzien van de uit te spreken veroordelingen, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van Nike in de daadwerkelijke proceskosten.
3.2.
Nike heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.3.
Nike heeft gevraagd om terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan transitievergoeding van € 5.670,75 bruto, vermeerderd met rente en met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.4.
[verzoeker] heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In alle verzoeken
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de verzoeken van partijen zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen en beoordelen.
Hoogte transitievergoeding te laag
4.2.
[verzoeker] heeft aangevoerd dat ze te weinig transitievergoeding heeft ontvangen.
Nike heeft in haar verweerschrift een nieuwe berekening gemaakt voor de transitievergoeding en geconstateerd dat [verzoeker] € 186,81 bruto te weinig aan transitievergoeding heeft ontvangen. Namens [verzoeker] is ter zitting aangegeven dat deze berekening van Nike klopt.
[verzoeker] heeft dus nog recht op € 186,81 bruto terzake nabetaling transitievergoeding.
4.3.
Nike heeft gevraagd dit bedrag te verrekenen met een openstaande vordering van Nike op [verzoeker] (zijnde de transitievergoeding die tweemaal is betaald), waarover hierna meer.
Billijke vergoeding
4.4.
Volgens [verzoeker] is Nike een billijke vergoeding wegens schending van re-integratieverplichtingen verschuldigd. [verzoeker] heeft daartoe aangevoerd dat indien Nike niet continu had aangedrongen om het addendum op de arbeidsovereenkomst te ondertekenen zij er niet psychisch aan onderdoor was gegaan en het dienstverband nog zeker 5 jaren had voortgeduurd. Daarnaast heeft Nike volgens [verzoeker] niet tijdig de “formele zaken” afgewikkeld. Ten slotte heeft het UWV volgens [verzoeker] op instigatie van Nike de eerste Ziektewet-dag verplaatst van 12 april 2021 naar 29 juli 2020. Volgens [verzoeker] moet de 1e Ziektewet-dag 12 april 2021 zijn, aldus [verzoeker] .
4.5.
Nike heeft zowel op formele als op inhoudelijke gronden verweer gevoerd.
Het formele verweer van Nike houdt in dat een wettelijke grondslag ontbreekt. Dit verweer slaagt.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat de billijke vergoeding op verschillende plekken in de wet is opgenomen. Er is in de eerste plaats aanleiding een billijke vergoeding toe te kennen als er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van werkgever:
  • artikel 7:671b lid 9 sub c BW (bij een ontbindingsverzoek van de werkgever),
  • artikel 7:671c lid 2 sub b BW (bij een ontbindingsverzoek van de werknemer),
  • artikel 7:682 BW (opzegging arbeidsovereenkomst met toestemming UWV).
Een billijke vergoeding kan ook direct uit de wet voortvloeien zonder dat “ernstige verwijtbaarheid” is vereist, zoals op grond van de artikelen 7:681 BW (werkgever heeft -kort gezegd- ) opgezegd in strijd met de wet) en 7:683 BW (hoger beroep en cassatie).
De in deze zaak van toepassing zijnde opzegging met instemming ex artikel 7:671 BW valt echter niet onder de hiervoor genoemde gevallen, zodat Nike terecht heeft opgemerkt dat de wettelijke grondslag ontbreekt voor de verzochte billijke vergoeding wegens schending van de re-integratieverplichtingen. Dit geldt ook voor de door [verzoeker] verzochte billijke vergoeding wegens de beëindiging van het dienstverband. Beide verzoeken van [verzoeker] dienen dan ook afgewezen te worden.
Aantal Vakantie-uren
4.7.
[verzoeker] heeft de hoogte van de door Nike uitbetaalde vakantie-uren van 164,75 uur betwist. Volgens [verzoeker] heeft zij geen vakantie opgenomen als gevolg van ziekte en om die reden recht op meer vakantie-uren. Nike heeft hiertegen aangevoerd dat blijkens haar administratie [verzoeker] wel vakantie heeft opgenomen, dat er sprake is van een openstaand saldo van 156,75 uur plus 8 service award uren (zijnde extra vakantie-uren gelet op de duur van het dienstverband van [verzoeker] ), en dat 23,68 uur vervallen zijn.
4.8.
De kantonrechter stelt voorop dat de werkgever een administratie moet bijhouden van de door de werknemer genoten en openstaande vakantiedagen (artikel 7:641 lid 2 BW). Ten aanzien van een beweerd tegoed aan vakantiedagen liggen de stelplicht en de bewijslast bij de werknemer, maar bij betwisting van het door de werknemer gestelde tegoed zal de werkgever zijn betwisting mede moeten motiveren aan de hand van uit de administratie blijkende gegevens, die dan ook door de werkgever in het geding gebracht moeten worden (Zie HR 12 september 2003, NJ 2003, 604). Gelet op deze toetsingsmaatstaf heeft [verzoeker] niet voldaan aan haar stelplicht. [verzoeker] heeft ter zitting volgehouden dan zij in het geheel geen vakantie-uren heeft opgenomen omdat zij ziek was. Hiertegen heeft Nike onderbouwd (producties 19 tot en met 21 van Nike) aangevoerd dat [verzoeker] wel vakantie-uren heeft opgenomen. Blijkens de spreekaantekeningen van Nike (en haar productie 19) heeft [verzoeker] in 2021 211,31 uur opgenomen en in 2022 160 uur. Verder heeft [verzoeker] volgens Nike (onder meer) vakantie opgenomen van 22 februari tot en met 6 maart 2021 (nog voor haar arbeidsongeschiktheid) en van 29 mei tot en met 18 juni 2021.
4.9.
Gelet op deze gedetailleerde verslaglegging van genoten vakantie ligt het vervolgens op de weg van [verzoeker] om daar gemotiveerd verweer tegen te voeren. Een blote ontkenning volstaat dan niet. Overigens heeft [verzoeker] in het kader van haar re-integratie aangepast werk verricht zodat het opnemen van vakantie enerzijds voor de hand ligt en anderzijds ook beantwoordt aan de herstelfunctie van vakantieverlof.
4.10.
Partijen twisten daarnaast over de vraag of 23,68 uur vervallen zijn.
[verzoeker] heeft een beroep gedaan op de informatieplicht van de werkgever. Dit beroep slaagt.
Uit de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie [1] volgt dat op de werkgever een verplichting rust om er ‘
concreet en in alle transparantie’ voor te zorgen dat de werknemer daadwerkelijk in staat is zijn minimumvakantiedagen op te nemen. Hij dient de werknemer (zo nodig formeel) ertoe aan te zetten vakantie te nemen en hem op ‘
precieze wijze en tijdig’ te informeren dat niet-opgenomen vakantiedagen verloren gaan na ommekomst van de geldende termijn. De bewijslast dat hieraan voldaan is rust op de werkgever.
In het geval de werkgever niet aan deze verplichting voldoet moet de werknemer worden geacht redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest vakantie op te nemen en komen de betreffende vakantie-uren niet te vervallen.
4.11.
Nike heeft ter zitting niet concreet gesteld op welke wijze zij voldaan heeft aan voormelde informatieplicht. De enkele opmerking ter zitting dat er een “Holiday Policy” bestaat, is onvoldoende. Dit brengt mee dat het recht op een financiële vergoeding voor deze niet genoten vakantie-uren niet is komen te vervallen, zodat [verzoeker] recht heeft op uitbetaling van 23,68 uur.
Waarde vakantieloon
4.12.
Vervolgens is de vraag aan de orde tegen welk uurloon de niet genoten vakantie-uren moeten worden afgerekend. [verzoeker] stelt - onder verwijzing naar Nederlandse en Europese wetgeving en rechtspraak - dat Nike het werkgeversdeel pensioenpremie en de RACE bonus dient mee te nemen in het vakantieloon.
4.13.
Nike is het hier niet mee eens. Volgens Nike maken deze loonelementen geen deel uit van het vakantieloon, omdat geen sprake is van een last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van taken die de werknemer zijn opgedragen. De RACE bonus is afhankelijk van de winkelresultaten en hangt om die reden niet intrinsiek samen met de uitvoering van de taken die [verzoeker] zijn opgedragen, althans slechts in zo beperkte mate dat daaraan geen betekenis toekomt.
De werkgeversbijdrage pensioen hangt evenmin samen met deze taken, maar met het bestaan van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast geldt dat deze werkgeversbijdrage betaald wordt aan het pensioenfonds en niet aan [verzoeker] , aldus Nike.
4.14.
Het Hof van Justitie [2] heeft (meermaals) geoordeeld dat een werknemer tijdens vakantie loon dient te ontvangen dat vergelijkbaar is met het loon over gewerkte periodes. De werknemer mag geen nadeel ondervinden van het opnemen van vakantie zodat er geen prikkel ontstaat om geen vakantie op te nemen. Het vakantieloon dient te bestaan uit het vaste basisloon en alle looncomponenten die
‘intrinsiek samenhangen met de taken die de werknemer zijn opgedragen in het kader van de arbeidsovereenkomst’.
Wat hiermee exact bedoeld wordt – welke inkomensbestanddelen daar dan onder vallen – heeft geleid tot verschillende bespiegelingen in literatuur en jurisprudentie. Gelet echter op de bedoeling van het Hof – er mag geen prikkel bestaan om vakantie niet op te nemen - ligt het naar het oordeel van de kantonrechter voor de hand dat de werknemer tijdens zijn vakantie hetzelfde loon dient te ontvangen als tijdens werktijd. Voor zover vakantie-uren niet zijn genoten moeten ze worden afgerekend tegen de loonwaarde die de werknemer ontvangen zou hebben als hij deze wel als vakantie had genoten, niet meer en niet minder.
4.15.
Ten aanzien van het werkgeversdeel pensioenpremie is de kantonrechter – anders dan [verzoeker] – van oordeel dat dit loonelement geen onderdeel uitmaakt van het vakantieloon. Dit is immers een bestanddeel van het inkomen dat de werknemer nimmer zelf in handen krijgt, het wordt rechtstreeks uitbetaald aan de pensioenmaatschappij. Zou de werkgeversbijdrage in de pensioenpremie wel betrokken worden bij de becijfering van de waarde van een niet opgenomen vakantie-uur, dan wordt het lonend voor een werknemer om vakantie-uren niet op te nemen zodat deze – tegen een hogere waarde dan genoten vakantie-uren – aan hem uitbetaald zouden worden. Dan ontstaat een prikkel om geen vakantie op te nemen, en dat strookt niet met de bedoeling van het Hof.
4.16.
De kantonrechter oordeelt anders over de RACE bonus. Niet in geschil is dat toekenning van de RACE bonus afhankelijk is van de winkelresultaten. Bonussen kunnen naar het oordeel van de kantonrechter onder het vakantieloon vallen als zij 1) als structureel loonbestanddeel kunnen worden aangemerkt of 2) als het gaat om overeengekomen bonussen die (in ieder geval deels) afhankelijk zijn van het feitelijk verrichten van werkzaamheden (dan is er sprake van een bedongen tegenprestatie voor de arbeid).
Blijkens het door Nike overgelegde overzicht (productie 17.1. van Nike) van de betaalde RACE bonussen heeft [verzoeker] :
  • in het jaar 2020 een maandelijkse bonus ontvangen in 7 van de 12 maanden
  • in het jaar 2021 een maandelijkse bonus ontvangen in alle maanden
  • in het jaar 2022 eveneens een maandelijkse bonus ontvangen in 7 van de 12 maanden
  • in het jaar 2023 van januari tot en met juli 2023 (toen is Nike gestopt met de loondoorbetaling), maandelijkse bonus ontvangen in 5 van de 7 maanden.
Hieruit leidt de kantonrechter af dat [verzoeker] “vaker wel dan niet” de bonus heeft ontvangen en de bonus dus geen incidenteel karakter heeft. Dit biedt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aanknopingspunten om deze bonus aan te merken als een structureel loonbestanddeel, zodat deze bonus onderdeel uitmaakt van het vakantieloon.
4.17.
Nu de bonus deel uitmaakt van het vakantieloon behoort ze ook deel uit te maken van de vergoeding voor niet opgenomen vakantie-uren, zodat er weer volledige gelijkheid tussen beide eenheden ontstaat.
Wat moet er nog betaald worden?
4.18.
Nike heeft – voor het geval het verzoek van [verzoeker] toewijsbaar is – de hoogte van de nog aan [verzoeker] te betalen RACE bonus becijferd op € 170,65 bruto (€ 1,04 x 164,75 vakantie-uren), hetgeen niet is betwist door [verzoeker] . Dit bedrag is dan ook in elk geval toewijsbaar.
Nike dient - zoals hiervoor overwogen – nog 23,68 uur (zijnde de niet vervallen vakantie-uren) aan [verzoeker] uitbetalen. Nike heeft onweersproken gesteld dat haar bruto uurloon € 15,00 inclusief vakantiegeld bedraagt. Rekening houdende met de RACE bonus bedraagt het bruto uurloon van [verzoeker] € 16,04 (€ 15,00 + € 1,04). Nike dient dus nog aan [verzoeker] te voldoen
€ 379,83 (23,68 uur x € 16,04). Gelet op al het voorgaande is in totaal dan ook toewijsbaar
€ 550,48 bruto (€ 170,65 aan RACE bonus + € 379,83 aan niet vervallen vakantie-uren).
Immateriële schadevergoeding
4.19.
[verzoeker] heeft verzocht om toekenning van immateriële schadevergoeding wegens schending van de arbeidsomstandigheden. Hieraan heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat de bedrijfsarts en behandelend psycholoog van [verzoeker] hebben vastgesteld dat sprake is van ernstige psychische stoornis bij [verzoeker] . Deze deskundigen hebben - volgens [verzoeker] - aangegeven dat de stoornis is veroorzaakt doordat [verzoeker] :
  • een hoge mate van verantwoordelijkheidsgevoel heeft, zeer plichtsgetrouw is aan Nike en daarom extra uren werkt en daarbij zeer grote werkdruk ervaart;
  • richting haar management veelvuldig heeft gecommuniceerd dat de werkdruk bij haar en de afdeling te hoog is;
  • ondanks de kennis bij Nike dat [verzoeker] psychisch broos is te noemen in het kader van re-integratie, [verzoeker] confronteert met een nieuwe gewijzigde arbeidsovereenkomst, terwijl kort daarvoor in overleg met arbeidsdeskundige en werkgever was gecommuniceerd dat [verzoeker] in aanmerking kwam voor re-integratie op de eigen werkplek.
Daarnaast merkt [verzoeker] op dat de arbeidsdeskundige heeft aangegeven dat voor [verzoeker] een andere werkplek vrijgemaakt dient te worden in verband met haar klachten, terwijl Nike daar geen rekening mee hield. Nike heeft daarnaast niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Er is geen (deugdelijke) risico-inventarisatie en Nike heeft onvoldoende de arbeidsomstandigheden in acht genomen. Kortom [verzoeker] is van mening dat de klachten haar oorzaak vinden in de werkorganisatie en de hoge werkdruk.
4.20.
Nike heeft dit verzoek gemotiveerd weersproken.
4.21.
De kantonrechter vat het verzoek tot immateriële schadevergoeding van [verzoeker] gelet op de door haar ingenomen stellingen op als een vordering ex art. 7:658 BW (werkgeversaansprakelijkheid).
4.22
Voor de vraag wat precies van een werkgever mag worden verwacht in het kader van zijn zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW teneinde psychisch letsel bij een werknemer te voorkomen is het navolgende van belang [3] :
  • Er moet sprake zijn van schade die de werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden en de werkgever heeft nagelaten die maatregelen te treffen of aanwijzingen te verstrekken die redelijkerwijze nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer die schade lijdt. Er moet dus een causaal verband bestaan tussen die werkzaamheden en die psychische schade;
  • Psychische schade kan door veel omstandigheden ontstaan en is sterk individueel bepaald. Onder gelijke omstandigheden zal de ene persoon geen klachten krijgen en de ander wel;
  • Een werkgever kan pas maatregelen nemen als hij bekend is met de klachten van de werknemer met andere woorden: de werkgever heeft pas een zorgplicht ter voorkoming van psychische klachten, als het risico daarop voor hem kenbaar was of kenbaar had behoren te zijn. Uitgangspunt is dat een werkgever mag veronderstellen dat een werknemer over normale psychische weerstand beschikt en dat dat dit alleen anders is als de werkgever weet dat de bewuste werknemer kwetsbaar is. Er moet dus sprake zijn van een voor de werkgever kenbaar risico. Als er in een concreet geval sprake is van een verhoogd risico moet de werknemer dat op of een andere manier aan de werkgever kenbaar hebben gemaakt.
4.23.
Gelet op dit toetsingskader heeft [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd met betrekking tot haar werksituatie waardoor zou kunnen worden aangenomen dat die klachten door het werk en niet door iets anders zijn ontstaan. Zo ontbreken bijvoorbeeld stukken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de ervaren psychische problematiek op de arbeidsomstandigheden bij Nike is terug te voeren. Feitelijk zijn er zelfs geen stukken overgelegd waaruit volgt dat er überhaupt van ernstige psychische problematiek sprake is.
Evenzeer ontbreekt enige onderbouwing voor de stelling van [verzoeker] dat zij regelmatig over de ervaren druk heeft geklaagd.
Kortom, [verzoeker] heeft in dit kader onvoldoende gesteld en zal om die reden niet worden toegelaten tot bewijslevering. Daarmee komt niet vast te staan dat Nike haar zorgplicht jegens [verzoeker] heeft geschonden.
RACE bonus
4.24.
[verzoeker] heeft verzocht te verklaren voor recht dat Nike over het jaar 2023 tot
1 november 2023 aan haar het restant van de race-bonus behoort uit te betalen waarbij deze tenminste € 611,40 bruto bedraagt. Dit verzoek zal worden afgewezen.
4.25.
Nike heeft aangevoerd dat de RACE bonus in januari en februari 2023 niet is uitbetaald, omdat de winkel de vereiste resultaten niet heeft behaald.
[verzoeker] heeft dit niet weersproken, zodat Nike hierin gevolgd wordt.
4.26.
Nike heeft ten aanzien van augustus en september 2023 aangegeven dat [verzoeker] geen recht had op een RACE bonus, omdat de wachttijd inmiddels verstreken was en zij geen werkzaamheden verrichte. Dit verweer slaagt. De loondoorbetalingsverplichting was geëindigd, waaronder dus ook de aanspraak op een bonus (zijnde een loonelement).
Wettelijke rente en bruto netto specificatie
4.27.
[verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke rente over de toegewezen bedragen vanaf datum indiening verzoekschrift. Dit verzoek is toewijsbaar. Dit geldt ook voor de verzochte bruto netto specificatie op straffe van een dwangsom op de wijze als hierna vermeld.
Buitengerechtelijke kosten
4.28.
[verzoeker] verzoekt buitengerechtelijke kosten. Gelet op de betwisting aan de zijde van Nike heeft [verzoeker] onvoldoende onderbouwd dat er buitengerechtelijk incasso werkzaamheden zijn verricht, zodat afwijzing hiervan reeds om die reden dient te volgen.
Terugbetaling transitievergoeding
4.29.
Vast staat dat Nike per abuis de transitievergoeding twee keer heeft betaald.
[verzoeker] dient dit bedrag op grond van onverschuldigde betaling terug te betalen.
[verzoeker] heeft ter zitting aangegeven dat een terugbetaling niet bruto, maar netto dient te geschieden. Zij heeft immers enkel het netto deel ontvangen. Nike heeft dit betwist.
4.30.
De kantonrechter is van oordeel dat Nike wel degelijk het brutoloon aan [verzoeker] heeft uitbetaald, zij het dat een deel is afgedragen aan de Belastingdienst. Daarmee heeft Nike de belastingschuld van [verzoeker] over het brutoloon voldaan. Nu [verzoeker] hetgeen aan haar onverschuldigd is betaald moet terugbetalen geldt dat dus voor het bruto loon.
Omdat [verzoeker] vervolgens het betreffende loon niet heeft ontvangen heeft zij daar ten onrechte belasting over betaald en kan zij dat via de aangifte IB terugvorderen.
De hierover verzochte wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 is eveneens toewijsbaar.
Verrekening
4.31.
Ten aanzien van het verzoek van Nike om geen verzoeken toe te wijzen van [verzoeker] , omdat die bedragen verrekend kunnen worden met de openstaande vordering van Nike op [verzoeker] overweegt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter zal Nike hierin niet volgen, omdat de aan [verzoeker] toegewezen wettelijke rente nog becijferd dient te worden. Uiteraard kunnen de bedragen bij de uitvoering van deze beschikking wel verrekend worden.
Proceskosten
4.32.
[verzoeker] geldt als de partij die grotendeels in het ongelijk is gesteld en zal om die reden in de proceskosten veroordeeld worden. De proceskosten aan de zijde van Nike worden begroot op een totaal van € 928,00: zijnde € 793,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing).
Uitvoerbaar bij voorraad
4.33.
Nike heeft gevraagd bij toewijzing van enig verzoek van [verzoeker] deze niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Nike zal mogelijk in hoger beroep gaan tegen een onwelgevallige beschikking. Bij Nike bestaat gerede vrees dat [verzoeker] alsdan geen of beperkt verhaal biedt.
Gelet op de uitkomst in deze zaak is er geen aanleiding om Nike te volgen.

5.De beslissing

De kantonrechter
In de verzoeken
5.1.
veroordeelt Nike tot betaling van € 186,81 bruto aan te weinig betaalde transitievergoeding, vermeerderd met rente vanaf 31 januari 2024 tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt Nike tot betaling van € 550,48 bruto aan vakantieloon/niet vervallen vakantie-uren, vermeerderd met rente vanaf 31 januari 2024 tot de dag van algehele betaling,
5.3.
veroordeling van Nike tot het verstrekken van bruto-netto specificatie ten aanzien van de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, die gemaximeerd is op € 2.000,00, indien Nike niet binnen vier weken na heden deze specificaties ter beschikking heeft gesteld,
in het tegenverzoek
5.4.
veroordeelt [verzoeker] tot terugbetaling van € 5.670,75 bruto aan transitievergoeding, vermeerderd met rente vanaf 30 januari 2024 tot de dag van algehele betaling,
In alle verzoeken
5.5.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 928,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de uitspraak daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart de beschikking wat betreft hiervoor vermelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.
no

Voetnoten

1.HvJEU 6 november 2018 ECLI: EU:C:2018:872; Kreuziger en ECLI: EU:C:2018:874; Max-Planck-Gesellschaft
2.Zie onder meer: HvJEU 15 september 2011, ECLI:EU:C:2011:588 (Williams/British Airways)
3.Vgl HR: ECLI:NL:HR:2009:BH2619 (81 RO); bijbehorende conclusie van de AG en ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6359