ECLI:NL:HR:2009:BH2619

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10587
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgevers voor psychisch letsel van werknemers in het kader van burn-out

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], Dow Benelux B.V. gedagvaard voor de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen, met de vordering om te verklaren voor recht dat Dow aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden of zal lijden als gevolg van psychisch letsel, specifiek burn-out. Eiser heeft ook gevorderd dat Dow wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, en een voorschot op deze schadevergoeding. De kantonrechter heeft op 19 januari 2005 de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar hij zijn eis heeft gewijzigd. Het hof heeft op 27 april 2007 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de vorderingen van eiser opnieuw afgewezen. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 3 april 2009 het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

3 april 2009
Eerste Kamer
07/10587
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
DOW BENELUX B.V.,
gevestigd te Hoek, gemeente Terneuzen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. Brandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Dow.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 14 juli 2004 Dow gedagvaard voor de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen en gevorderd, kort gezegd:
- te verklaren voor recht dat Dow aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden of zal lijden als in de dagvaarding vermeld;
- Dow te veroordelen tot voldoening van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede aan hem een voorschot te betalen.
Dow heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 19 januari 2005 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. In hoger beroep heeft [eiser] zijn eis gewijzigd.
Bij arrest van 27 april 2007 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de vorderingen van [eiser] afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Dow heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 20 februari 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dow begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 april 2009.