Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
1. Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is vervallen. Uit artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijkt dat het oude recht van toepassing blijft op een bestuurlijke sanctie die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgelegd voor een overtreding die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft plaatsgevonden.
2. Eiser woont op het perceel aan de [adres 1] te [woonplaats] . Dit perceel grenst aan het perceel van de derde-partij gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] . Op 17 mei 2021 en op 7 juni 2021 heeft eiser verzocht om handhavend optreden. Volgens eiser heeft de derde-partij zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] gesplitst in twee woningen.
3. Naar aanleiding van deze verzoeken om handhaving heeft verweerder op
11 augustus 2021 een controle uitgevoerd in de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] (hierna: de woning). Van deze controle is een controlerapport opgemaakt. Tijdens de controle is door verweerder geconstateerd dat de derde-partij de woning gesplitst heeft in twee woningen. Volgens verweerder is de bovenverdieping namelijk volledig geschikt gemaakt voor de huisvesting van een tweede huishouden, met name door het geplaatste keukenblok op de verdieping. Omdat deze woningsplitsing in strijd is met
artikel 11.2.2, onderdeel a, van het bestemmingsplan ‘Afbouw planvoorraad Woningbouw 2018’en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo heeft verweerder op
15 september 2021 een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom uitgebracht aan de derde-partij. Op 23 september 2021 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de derde-partij.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de verzoeken om handhaving van eiser afgewezen. Volgens verweerder is tijdens het zienswijzegesprek duidelijk geworden dat er toch geen sprake is van woningsplitsing omdat de bovenverdieping van de woning niet gebruikt wordt en zal worden als zelfstandige woonruimte, en ook niet verhuurd gaat worden. Daarnaast is duidelijk geworden dat de bovenverdieping niet geschikt is voor de huisvesting van één huishouden omdat er in het aanwezige keukenblok geen kookgelegenheid, zoals een kookplaat en kookapparatuur, aanwezig is. Volgens verweerder is er daarom geen sprake van twee woningen en dus ook niet van woningsplitsing waardoor er geen sprake is van een overtreding van artikel 11.2.2, onderdeel a, van het bestemmingsplan ‘Afbouw planvoorraad Woningbouw 2018’en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
5. Verweerder heeft op 3 maart 2022 wederom een controle uitgevoerd in de woning. Tijdens deze controle is gebleken dat er nog steeds geen kookapparatuur aanwezig is en dat tevens het gat in het keukenblad waar de kookplaat geïnstalleerd zou worden, dicht is gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser, in navolging van het advies van de commissie bezwaarschriften, ongegrond verklaard. Verweerder is bij de afwijzing van de handhavingsverzoeken van eiser gebleven.
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld. Op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, zal de rechtbank hierna ingaan.
Gronden van beroep en beoordeling
7. Eiser stelt zich - samengevat - op het standpunt dat het aantal woningen op het bouwperceel zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning is toegenomen van één woning naar twee woningen hetgeen in strijd is met artikel 11.2.2, onderdeel a, van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Afbouw planvoorraad Woningbouw 2018’ en
artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Volgens eiser is de verdieping van de woning namelijk, gelet op de status van de daarin opgenomen voorzieningen, geschikt gemaakt voor de bewoning van een tweede huishouden.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
Is er sprake van een overtreding?
9. De rechtbank heeft het juridisch kader opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
10. De rechtbank stelt voorop dat zij bij haar beoordeling alleen de situatie zoals die bestond ten tijde van het bestreden besluit kan betrekken. Feiten en omstandigheden die zien op de periode (ruim) na het bestreden besluit kunnen in beginsel geen rol spelen bij de beoordeling van de vraag of verweerder ten tijde van het bestreden besluit terecht van handhavend optreden heeft afgezien.
11. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een overtreding omdat verweerder terecht heeft aangenomen dat niet is komen vast te staan dat sprake is van woningsplitsing. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
12. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)volgt dat de vraag of sprake is van een zelfstandige woning beoordeeld dient te worden aan de hand van de feitelijke situatie. Dit is het geval als de betreffende ruimte door de inrichting en de aanwezige (woon)voorzieningen als zelfstandige woning kan worden gebruikt.
12.1.De rechtbank is van oordeel dat de bovenverdieping van de woning niet is aan te merken als een ‘woning’ zoals bedoeld geldende bestemmingsplan. Daarbij is vooral relevant dat van een keuken op de bovenverdieping geen sprake is, zodat niet van een tweede zelfstandige woning kan worden gesproken.De rechtbank acht hierbij van belang dat uit de foto’s, zoals die zijn opgenomen in het controlerapport van de controle van
11 augustus 2021, niet blijkt van een functionerende keuken. Weliswaar is er een keukenblok geplaatst (feitelijk een kastenwand), maar door het ontbreken van specifiek ten behoeve van het bereiden van maaltijden aangebrachte noodzakelijke voorzieningen, zoals een afzuigkap, een kookplaat, een magnetron of oven en een koel- en/of vriesinstallatie is van een keuken geen sprake. Bereiding van maaltijden is immers de kern van een keuken. Een eventuele bewoner van de bovenverdieping kan de betreffende ruimte dus niet bewonen zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning. De keuken ontbreekt dus en dat betekent dat de bovenverdieping niet kan worden gebruikt als zelfstandige woning. Dat er door verweerder is geconstateerd tijdens de controle van 11 augustus 2021 dat de woning één meterkast heeft waarvan de groepen zijn verdeeld tussen de begane grond en de bovenverdieping maakt niet dat er wel sprake is van een zelfstandige woning en dus van woningsplitsing. Uit de foto’s blijkt naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet dat sprake is van gesplitste energiemeters zoals eiser ter zitting aangaf.
12.2.Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de enkele omstandigheid dat de derde-partij ooit het plan heeft gehad om een tweede woning op de bovenverdieping in kwestie te realiseren (vandaar ook het keukenblok) en daarvoor ook een principeverzoek bij verweerder heeft ingediend waarop verweerder negatief heeft gereageerd, niet betekent dat ten tijde van het bestreden besluit feitelijk ook een tweede woning in strijd met het bestemmingsplan is gerealiseerd.
13. De bovenverdieping van de woning is, gelet op het voorgaande, niet aan te merken als een zelfstandige woning in de zin van artikel 1.47 van het bestemmingsplan waardoor de woning niet in strijd met artikel 11.2.2, onderdeel a, van het bestemmingsplan is gesplitst in twee woningen. Nu er geen sprake is van een overtreding, heeft verweerder terecht de verzoeken om handhaving van eiser afgewezen.
14. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser ongegrond.
14.1.Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.