ECLI:NL:RBLIM:2024:1916

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/03/327595 / KG ZA 24/46
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van afspraken over een hekwerk en erfdienstbaarheid tussen buren

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de Rechtbank Limburg op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagden]. De zaak betreft de nakoming van afspraken die eerder zijn gemaakt over een hekwerk aan het einde van een oprit, waar een erfdienstbaarheid is gevestigd. De eiseres vordert dat het hekwerk overdag open blijft en dat het niet dichtgemaakt mag worden tussen 06.00 en 21.00 uur. De rechtbank oordeelt dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van de eiseres, omdat zij zich opgesloten voelt in haar woning door het gedrag van de gedaagden. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres toe en verbiedt de gedaagden het hekwerk dicht te klappen tijdens de aangegeven uren. Daarnaast wordt een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van dit verbod.

In reconventie vorderen de gedaagden dat de eiseres haar deurbelcamera zo instelt dat deze alleen het eigen terrein filmt en niet het terrein van de gedaagden. De rechtbank oordeelt echter dat de gedaagden niet aannemelijk hebben gemaakt dat de eiseres inbreuk maakt op hun privacy. De vorderingen van de gedaagden worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank benadrukt het belang van communicatie tussen partijen om hun onderlinge verhoudingen te verbeteren en verdere juridische procedures te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/327595 / KG ZA 24-46
Vonnis in kort geding van 18 april 2024 in de zaak van:
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M. Maric,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat mr. R.P.H. Sangers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7,
- de door [gedaagden] overgelegde producties 1 tot en met 4,
- de door [gedaagden] overgelegde voorwaardelijke eis in reconventie en akte overleggen productie 5,
- de mondelinge behandeling van 4 april 2024,
- de (tijdens de mondelinge behandeling op schrift gestelde) gewijzigde eis in conventie van [eiseres] ,
- de pleitnota/het verweer, tevens inhoudende de (vooraf aangekondigde) voorwaardelijke eis in reconventie, van [gedaagden] .

2.De feiten

2.1.
[eiseres] woont sinds 1971 aan de [adres 1] te [woonplaats 1] en heeft vanuit haar woning geen directe toegang tot de openbare weg. Om de openbare weg te bereiken, gebruikt [eiseres] een oprit die op de openbare weg uitkomt (hierna: de oprit).
2.2.
De oprit is deels eigendom van [gedaagden] , eigenaar van de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 1] , en deels eigendom van de gemeente.
2.3.
[gedaagden] heeft aan het eind van de oprit, waar deze de openbare weg bereikt, een hekwerk (hierna: het hekwerk) geplaatst van ongeveer een meter hoog (heuphoogte), welk hekwerk is voorzien van een in twee delen open te klappen poort (hierna: de poort).
2.4.
Bij tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 22 maart 2023 is onder meer [gedaagden] veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis ervoor zorg te dragen dat het hekwerk continu volledig open is, dat wil zeggen opengeklapt – dus niet alleen van het slot af – zodat de uitgang zo breed is als de oprit en dus zonder dat de poort hoeft te worden geopend, totdat in een mogelijke bodemprocedure hierover (anders) wordt beslist, en dat [gedaagden] het hekwerk dient te verwijderen en verwijderd te houden, indien continue volledige openstelling van het hekwerk zoals hiervoor bedoeld niet mogelijk is.
2.5.
[gedaagden] heeft voldaan aan de veroordeling als hiervoor genoemd onder 2.4 en heeft het hekwerk volledig opengeklapt.
2.6.
[gedaagden] is in hoger beroep gegaan tegen het onder 2.4 genoemde vonnis bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het hof). Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 31 juli 2023 zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:
1. [gedaagden] en [eiseres] vestigen ten gunste van perceel [adres 1] te [woonplaats 1] (heersend erf) en ten laste van het perceel [adres 2] te [woonplaats 1] (dienend erf) een erfdienstbaarheid. De inhoud van de erfdienstbaarheid ziet op het navolgende:
- Aan de eigenaar/gebruiker van het heersend erf komt het recht toe over het heersend erf (
de voorzieningenrechter begrijpt dat hier is bedoeld: dienend erf) te gaan.
- Het gebruik van de grond ziet op een breedte van 1,45 meter gemeten vanaf het muurtje als ingetekend op de situatieschets. De erfdienstbaarheid wordt enkel gevestigd op het eigendomsrecht van het perceel [adres 2] . Daarmee strekt de erfdienstbaarheid zich niet uit over het perceel van de gemeente.
- De eigenaar van het heersend erf als ook de eigenaar van het dienend erf mogen hun recht (eigendomsrecht/erfdienstbaarheid) naar eigen goeddunken gebruiken voor zover ze daarmee geen hinder toebrengen aan de ander.
- […]
- […]
- Aan de voorzijde van het dienend erf mag een hekwerk met poort staan, op de plaats waar het hekwerk met poort reeds is aangebracht. Toekomstige hekwerken mogen niet hoger zijn, dan het huidige hekwerk (heuphoogte).
- Het hekwerk mag dicht gedaan worden tussen 21.00 uur en 6.00 uur. Het dicht maken van het hekwerk gebeurt door de eigenaar (en/of gebruiker) van het dienend erf.
- Het hekwerk mag geopend worden tussen 6.00 uur en 21.00 uur. Het openen van het hekwerk gebeurt door de eigenaar (en/of gebruiker) van het heersend erf.
- Wie het hekwerk opent/dicht doet is niet in beton gegoten.
- Het hekwerk mag niet met een slot (of anderszins) worden gesloten, waardoor de eigenaar (of gebruiker) van het heersend erf de vrije toegang tot het heersend erf wordt ontnomen.
- […]
2. Vestiging van de erfdienstbaarheid gebeurt vóór 1 december 2023. De regeling gaat in, ook als is er nog geen erfdienstbaarheid gevestigd, op 1 augustus 2023.
3. […]
4. […]
5. […]
6. […]
7. […]
8. […]
9. […]
10. Met deze regeling komt een eind aan het geschil tussen partijen [gedaagden] en [eiseres] . […]
11. […]
12. […]
13. Partijen [gedaagden] en [eiseres] komen een boetebeding met elkaar overeen inhoudende:
- Wanneer [gedaagden] de overeengekomen 1,45 overschrijdt. In die zin dat zij daarmee het pad van 1,45 meter (gedeeltelijk) blokkeert, dan is zij een boete van € 250,- per dag verschuldigd aan [eiseres] .
- Wanneer [eiseres] meer gebruikt dan de overeengekomen 1,45 meter, dan is zij een boete verschuldigd van € 250,- per dag aan [gedaagden] .
[…]
De gemeente biedt aan om gezamenlijk met de huurder van [gedaagden] (van de onroerende zaak op het dienend erf) en [eiseres] in gesprek te gaan, om te bezien of de lucht geklaard kan worden.
[…]
2.7.
Bij notariële akte van 13 december 2023 hebben partijen de erfdienstbaarheid gevestigd overeenkomstig hetgeen zij bij het hof zijn overeengekomen (zie hiervoor onder 2.6).

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van haar eis (onder II) tijdens de mondelinge behandeling, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] te veroordelen tot nakoming van hetgeen in het proces-verbaal van 31 juli 2023 staat opgenomen en [gedaagden] te verbieden het hekwerk dicht te klappen tussen 06.00 en 21.00 uur en te bepalen dat [gedaagden] een dwangsom van € 1.000,- per overtreding zal verbeuren, met een maximum van € 50.000,-, voor elke keer dat [gedaagden] het hek dichtklapt tussen 06.00 en 21.00 uur,
II. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen c.q. gelasten om binnen 48 uur na betekening van het vonnis, althans een door een voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, over te gaan tot het verwijderen en verwijderd te houden van de camera vastgemaakt op de zijgevel (productie 6) en de camera op het hek zoals weergegeven onder punt 29 van de dagvaarding, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag en/of dagdeel met een maximum van € 50.000,-, althans een in goede justitie te bepalen maximum, voor iedere tekortkoming in deze,
III. [gedaagden] hoofdelijk, des de één betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten en de nakosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert in voorwaardelijke reconventie:
[eiseres] te gelasten de deurbelcamera naast de deur van de woning [adres 1] te [woonplaats 1] binnen vijf dagen zodanig af-/in te stellen dat deze alleen het stuk grond filmt dat in eigendom is van haar en dus niet het eigendom/de oprit van [gedaagden] filmt, op straffe van een boete van € 500,- voor iedere keer dat zij hiermee in gebreke komt,
[eiseres] bij vonnis te veroordelen tot betaling aan [gedaagden] het bedrag van € 2.250,- aan verschuldigde boetes binnen vijf dagen na het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis,
[eiseres] te veroordelen in de kosten van de procedure in reconventie.
3.5.
[eiseres] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Vordering I
4.1.
Uit de aard van de vordering onder I volgt een spoedeisend belang. Redengevend hiervoor is tevens dat [gedaagden] niet heeft betwist dat [eiseres] zich opgesloten voelt in haar woning en van verschillende mensen te horen krijgt dat haar woning niet bereikbaar is, doordat het hekwerk continu wordt gesloten door (de gebruikers van de woning van) [gedaagden] . Dat laatste heeft [gedaagden] weliswaar betwist, maar dient aan de orde te komen bij de inhoudelijke beoordeling van deze vordering.
4.2.
[eiseres] heeft gesteld dat zij elke ochtend het hekwerk opendoet, maar dat kort daarna [gedaagden] het hekwerk weer dichtdoet en ook op slot doet. Dit terwijl het hekwerk pas dicht mag vanaf 21.00 uur. Partijen hebben afgesproken dat het hekwerk overdag open moet blijven, en dus opengeklapt moet zijn, tot 21.00 uur. [gedaagden] kan, indien gewenst, het hekwerk ná 21.00 uur dichtmaken, niet zijnde op slot.
4.3.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat de notaris partijen, gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken, heeft medegedeeld dat vanwege de breedte en de situering van de erfdienstbaarheid (op het oostelijk deel van de oprit, zijnde 1,45 meter breed vanaf het muurtje) het westelijk deel van het hekwerk door [gedaagden] mocht worden afgesloten. Gelet daarop heeft [gedaagden] na het passeren van de notariële akte het westelijk deel van het hekwerk met een slot afgesloten en daartoe is [gedaagden] , gelet op de afspraken, ook gerechtigd. [eiseres] wordt daardoor niet de vrije toegang tot het heersend erf ontnomen, omdat zij er – ten behoeve van de erfdienstbaarheid – mee kan volstaan dat zij het oostelijk deel van het hekwerk gebruikt. Het oostelijk deel van het hekwerk dat grenst aan het muurtje is nooit afgesloten geweest en kon ook steeds worden geopend tussen 06.00 en 21.00 uur. Er is geen bewijs overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagden] het hekwerk dichtmaakt. Bovendien zijn partijen niet overeengekomen dat het hekwerk overdag open
moetstaan. In de afspraken staat dat het hekwerk
magworden geopend tussen 06.00 en 21.00 uur.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.4.1.
Partijen twisten over de uitleg van de door hen gemaakte afspraken. De vraag hoe in de afspraken de verhouding van partijen is geregeld en of de afspraken een leemte laten die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de afspraken. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.2.
De voorzieningenrechter acht de door [eiseres] gegeven uitleg bij de door partijen gemaakte afspraken aannemelijker dan de uitleg die [gedaagden] daaraan heeft gegeven. In dit verband is van belang dat [eiseres] onbetwist heeft gesteld dat zij op leeftijd is en soms moeite heeft om het hekwerk te openen, zodat dat de achterliggende reden is dat voor het woord ‘mag’ is gekozen. Het ligt bovendien voor de hand dat wanneer het hekwerk (door [eiseres] ) open is gedaan, het hekwerk vervolgens niet (meteen daarna) weer dicht wordt gemaakt en [eiseres] redelijkerwijs mag verwachten dat het hekwerk open blijft. Het dichtmaken van het hekwerk mag volgens de afspraken alleen gebeuren tussen 21.00 uur en 06.00 uur en impliceert dat het hekwerk in de tijdspanne 06.00 uur tot 21.00 uur open is en dus openstaat. Anders waren partijen, zo begrijpt de voorzieningenrechter, niet overeengekomen dat het hekwerk mag worden dichtgemaakt.
4.4.3.
[gedaagden] heeft betwist dat hij het hekwerk steeds dichtdoet. Volgens [gedaagden] kan ook de wind ervoor zorgen dat het hekwerk dichtslaat of kan het een toevallige passant zijn die het hekwerk dichtdoet. Dat laatste acht de rechtbank niet onaannemelijk, omdat op één van de overgelegde filmfragmenten te zien is dat het hekwerk helemaal opengeslagen is richting het trottoir. Desalniettemin heeft [gedaagden] de gemaakte afspraken geschonden door een deel van het hekwerk (het westelijk deel) overdag af te sluiten. Afsluiting betekent immers (ook) dat (een deel van) het hekwerk is dichtgemaakt. Het hekwerk omvat evenwel – volgens de afspraken – het gehele hekwerk. De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over een (eventuele afsluiting van een) westelijk en/of oostelijk deel van het hekwerk. Daarom kan de door de notaris gegeven uitleg, waar [gedaagden] zich achter heeft geschaard, niet worden gevolgd, ook omdat bij de afspraken ten aanzien van het hekwerk geen koppeling is gemaakt met de breedte van de erfdienstbaarheid op de oprit.
4.5.
Conclusie van het voorgaande is dat de vordering onder I moet worden toegewezen. Door [gedaagden] te verbieden het hekwerk dicht te klappen, zal immers evenmin tot afsluiting van (een deel van) het hekwerk kunnen worden overgegaan.
4.6.
De gevorderde dwangsom zal de voorzieningenrechter toewijzen als prikkel voor [gedaagden] om de veroordeling en het verbod na te komen. Wel zal de dwangsom worden gematigd, in die zin dat deze wordt gelijkgesteld met de boete die partijen zijn overeengekomen van € 250,-. Aan de eventueel te verbeuren dwangsommen zal de voorzieningenrechter een maximum verbinden op de wijze zoals in het dictum is bepaald.
Vordering II
4.7.
Met betrekking tot de vordering onder II heeft [eiseres] gesteld dat de camera’s van [gedaagden] gericht zijn op de oprit waarop de erfdienstbaarheid is gevestigd. [eiseres] heeft het gevoel alsof zij continu in de gaten wordt gehouden, omdat zij haar woning immers alleen via de oprit kan bereiken. [eiseres] wordt, evenals haar familie en bezoek dat bij haar langskomt, continu gefilmd. Dit filmen vormt een inbreuk op de privacy van [eiseres] , waarmee de onrechtmatige daad is gegeven.
4.8.
[gedaagden] heeft onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 januari 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:91) aangevoerd dat het spoedeisend belang van [eiseres] bij de vordering ontbreekt. De voorzieningenrechter deelt die opvatting. De camera’s zijn ruim twee jaar geleden door [gedaagden] geplaatst en in gebruik genomen. Vanaf dat moment heeft [eiseres] geen actie richting [gedaagden] of tegen de door [gedaagden] geplaatste camera’s ondernomen, terwijl de afgelopen jaren meerdere procedures tussen partijen hebben gespeeld en [gedaagden] onbetwist heeft aangevoerd dat uit de camerabeelden van bijvoorbeeld maart 2022 en april 2023 blijkt dat [eiseres] en/of haar dochter foto’s of filmpjes maken met hun telefoon van de camera, maar daar tot op heden niets mee hebben gedaan. Gelet op het ruime tijdsverloop sindsdien is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering onder II thans niet aanwezig is, zodat deze vordering reeds hierom zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.9.
Aangezien beide partijen in conventie gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
Voorwaarde vervuld
4.10.
Aan één van de vorderingen van [eiseres] is een spoedeisend belang toegekend, zodat daarmee is voldaan aan de door [gedaagden] gestelde voorwaarde bij zijn vorderingen in reconventie. De voorzieningenrechter zal deze vorderingen daarom hierna beoordelen.
Vordering 1
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat er een spoedeisend belang bestaat bij de vordering onder 1.
4.12.
Ter onderbouwing van de reconventionele vordering onder 1 heeft [gedaagden] gesteld dat de deurbelcamera van [eiseres] nagenoeg de volledige oprit filmt (hetgeen blijkt uit productie 4 bij de dagvaarding) en niet slechts het stuk grond filmt waar [eiseres] eigenaar van is. Daarmee maakt [eiseres] een ongerechtvaardigde inbreuk op de bescherming van de privacy van zowel [gedaagden] als de gebruikers van de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 1] . Daarnaast neemt de deurbelcamera continu op en niet slechts wanneer iemand aanbelt of wanneer beweging wordt waargenomen.
4.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [eiseres] met haar deurbelcamera een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op de privacy van (de gebruikers van de woning van) [gedaagden] . Redengevend hiervoor is dat [eiseres] heeft betwist dat de deurbalcamera opneemt (het beeld op productie 4 bij de dagvaarding is gemaakt met een Android-toestel), dat de deurbelcamera pas afgaat als iemand voor de deur staat en naar beneden is gericht, waardoor beeld wordt verkregen van ongeveer drie meter voor haar voordeur, hetgeen haar eigendom is. [gedaagden] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders is. Vordering 1 zal daarom worden afgewezen.
Vordering 2
4.14.
[gedaagden] heeft gesteld dat partijen een boetebeding van € 250,- zijn overeengekomen wanneer [eiseres] meer gebruikt dan de overeengekomen 1,45 meter, waarvoor de erfdienstbaarheid is gevestigd. Uit de overgelegde filmpjes blijkt dat [eiseres] ten minste negen dagen meer van de oprit gebruikt heeft dan de tussen partijen overeengekomen 1,45 meter. Alsdan is [eiseres] , volgens [gedaagden] , een boete verschuldigd van in totaal € 2.250,-.
4.15.
De voorzieningenrechter stelt vast dat hier sprake is van een geldvordering. Gelet hierop dient onder andere te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. [gedaagden] heeft dit zwaardere toetsingscriterium voor wat betreft het spoedeisend belang niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd, althans uit de stellingen van [gedaagden] kan de onverwijlde spoed als hier bedoeld niet worden afgeleid. Dat [eiseres] zich niet aan de regeling van de erfdienstbaarheid zou houden, hetgeen [eiseres] overigens heeft betwist, is daarvoor onvoldoende. Reeds daarom zal de voorzieningenrechter deze vordering van [gedaagden] afwijzen.
Proceskosten
4.16.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.285,00
4.17.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Tot slot
4.18.
Aan de hand van het dossier en gelet op het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is de voorzieningenrechter gebleken dat de verhoudingen tussen partijen ernstig zijn gebrouilleerd en is aannemelijk geworden dat beide partijen daar last van ondervinden. Het voeren van gerechtelijke procedures draagt dan niet bij aan het verbeteren van die onderlinge verhoudingen. De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen bij het hof zijn overeengekomen (zie hiervoor onder 2.6 en dan punt 15) dat de gemeente had aangeboden om gezamenlijk met de huurder van [gedaagden] (van de onroerende zaak op het dienend erf) en [eiseres] in gesprek te gaan, om te bezien of de lucht geklaard kon worden. Of dit gesprek heeft plaatsgevonden, weet de voorzieningenrechter niet, omdat partijen zich hier niet over hebben uitgelaten. De voorzieningenrechter acht het hoe dan ook van groot belang dat dit gesprek onder leiding van de gemeente of een andere (onafhankelijke) derde (alsnog) wordt gevoerd, omdat daarmee een serieuze poging kan worden ondernomen om de onderlinge verhoudingen (als buren) te verbeteren en daarmee hopelijk kan worden voorkomen dat nieuwe gerechtelijke procedures worden aangespannen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] tot nakoming van hetgeen in het proces-verbaal van het hof van 31 juli 2023 staat opgenomen en verbiedt [gedaagden] het hekwerk dicht te klappen tussen 06.00 uur en 21.00 uur,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere keer dat [gedaagden] het verbod onder 5.1 overtreedt en het hekwerk dichtklapt tussen 06.00 uur en 21.00 uur, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [gedaagden] af,
5.7.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.285,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.7 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.
JPW