In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, zijn buurman, met het verzoek om de camera die gedaagde aan de achtergevel van zijn woning heeft bevestigd, te verwijderen. Eiser stelt dat de camera, die op een hoogte van circa 7 meter is geplaatst, een ernstige inbreuk maakt op zijn privacy en die van zijn gezin, omdat deze gericht is op zijn achtertuin. Eiser heeft diverse pogingen ondernomen om de situatie op te lossen, waaronder contact met de wijkagent en buurtbemiddeling, maar zonder resultaat. Gedaagde heeft de camera geplaatst na een reeks inbraken in de buurt en betwist dat de camera op de tuin van eiser is gericht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, maar oordeelt dat het spoedeisend belang bij de vordering ontbreekt. De kantonrechter wijst erop dat de camera al tweeënhalf jaar aanwezig is en dat eiser in die periode geen noemenswaardige acties heeft ondernomen. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat de camera voornamelijk de tuin van gedaagde in beeld brengt en dat er geen onrechtmatige inbreuk op de privacy van eiser is vastgesteld. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op nihil worden gesteld omdat gedaagde geen kosten heeft gemaakt voor juridische bijstand.