ECLI:NL:RBLIM:2024:174

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
ROE 21/3308
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan in Maastricht

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen Lotus Maastricht B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak waarin de rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende informatie had verzameld bij de afwijzing van de omgevingsvergunningaanvraag van eiseres. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek te herstellen. Na een onderling overleg tussen partijen en aanvullende informatie van eiseres, heeft verweerder op 16 oktober 2023 een nadere motivering gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze nadere motivering niet leidde tot een wijziging van het bestreden besluit, maar enkel ter aanvulling diende. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet voldeed aan de criteria van het horecabeleid van de gemeente Maastricht. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21 / 3308

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak tussen

Lotus Maastricht B.V., uit Maastricht, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigden: mr. N. Emre, ing. F.J.P. Ohlenforst en mr. T.J.T Goessens).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van het realiseren van een toko met afhaalmogelijkheid aan de [adres] in Maastricht geweigerd.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2023 op zitting behandeld. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. N. Emre en ing. F.J.P. Ohlenforst.
Bij tussenuitspraak van 11 juli 2023 (ECLI:NL:RBLIM:2023:4044) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen veertien weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 16 oktober 2023 met een “wijziging/aanvulling beslissing op bezwaar” het bestreden besluit aangevuld met een nadere motivering (hierna: de nadere motivering).
Eiseres heeft geen schriftelijke zienswijze ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij datgene wat zij in die tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Het staat de rechtbank ook niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
2. Kortheidshalve verwijst de rechtbank voor de inhoud van de zaak en hetgeen in geschil is naar de tussenuitspraak.
De inhoud van de tussenuitspraak
3. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat verweerder onvoldoende informatie heeft vergaard bij de voorbereiding van de afwijzing van de omgevingsvergunningaanvraag en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aan eiseres geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is verleend nu het aangevraagde initiatief, ondanks dat dit niet door eiseres als zodanig is aangevraagd, zou kunnen vallen onder een “aanvraag voor een nieuw initiatief in een niet-horecapand” zoals bedoeld in de Horecabeleidsnota 2016-2019 van de gemeente Maastricht (hierna: het horecabeleid). Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat zij het, mede ter finale geschilbeslechting, gewenst acht dat partijen met elkaar in onderling overleg gaan om te bekijken wat wel en niet mogelijk is, nu partijen dit overleg tot dan toe niet gevoerd hadden terwijl zij wel al geruime tijd met elkaar in meerdere juridische geschillen zijn verwikkeld.
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank een combinatie van een bestuurlijke lus en een burgerlus toegepast, waarbij aan zowel verweerder als eiseres gelegenheid is geboden om actie te ondernemen om te komen tot finale besluitvorming en geschilbeslechting. De rechtbank heeft daartoe eiseres en verweerder de gelegenheid gegeven voor het onder 3 genoemde onderlinge overleg. Indien de uitkomst van het overleg daartoe aanleiding zou geven, heeft de rechtbank eiseres verzocht om vervolgens een aangepast plan en/of een nadere onderbouwing op basis van het overleg aan te leveren bij verweerder. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om vervolgens een nieuw besluit te nemen op basis van het overleg en, indien aan de orde, op basis van de nieuwe door eiseres aangeleverde stukken.
Het proces en de besluitvorming na de tussenuitspraak
5. Het onderlinge overleg tussen eiseres en verweerder heeft op 10 augustus 2023 plaatsgevonden. Tijdens dit overleg heeft verweerder aan eiseres aangegeven dat hij een aantal aanvullende stukken/gegevens nodig heeft in het kader van de beoordeling of er ten behoeve van de aanvraag van de omgevingsvergunning wel of niet kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Per e-mail van 1 september 2023 heeft eiseres de aanvullende informatie aan verweerder toegezonden. Ten aanzien daarvan heeft verweerder per e-mail aangegeven dat er nog gegevens/stukken ontbreken en/of onduidelijk zijn. In reactie daarop heeft eiseres per e-mail van 4 september 2023 nogmaals aanvullende gegevens ingediend. Verweerder heeft de door eiseres ingediende aanvullende gegevens inhoudelijk beoordeeld en naar aanleiding hiervan op 16 oktober 2023 de nadere motivering opgesteld. Verweerder noemt dit een “wijziging/aanvulling beslissing op bezwaar” en heeft daarin opnieuw het dictum (kort gezegd: bezwaar ongegrond en afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding) opgenomen, alsmede een beroepsclausule. Nu echter het dictum niet is gewijzigd (behoudens aanvulling van de motivering) en het stuk materieel enkel een nadere motivering naar aanleiding van de tussenuitspraak behelst, kwalificeert de rechtbank dit niet als een besluit tot wijziging van het bestreden besluit [2] maar enkel als een nadere motivering ter aanvulling van het bestreden besluit.
6. Verweerder heeft in de nadere motivering gemotiveerd dat een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, negende lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Omdat het aangevraagde initiatief, de toko met afhaalmogelijkheid, de nieuwvestiging van een horecabedrijf betreft, dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening onder andere te worden getoetst aan het horecabeleid. Een initiatief in een “niet horecapand” (een pand waarin horeca niet rechtstreeks is toegestaan) dient conform dit beleid te worden getoetst door de werkgroep Horeca aan de volgende criteria:
  • Uniciteit: hebben we dit al in de stad of zijn er al te veel?
  • Gewild: is er behoefte aan in de stad (bijv. voor studenten)?
  • Kwaliteit: stijgt de kwaliteit van het aanbod (bijv. verzoek van een sterrenkok)?
  • Bijzonder: trekt het initiatief nieuwe bezoekers aan?
7. De werkgroep Horeca heeft op 6 oktober 2023 een advies uitgebracht over de vraag of het initiatief voldoet aan deze criteria. In het advies staat samengevat dat:
  • (uniciteit:) de horecagelegenheid niet uniek is omdat er al vergelijkbare concepten in de stad zijn en in de stukken geen overtuigend beeld wordt gegeven van een eigen uitstraling, eigen originele gerechten of een bijzondere beleving;
  • (gewild:) de horecagelegenheid niet voor nieuwe bezoekers zorgt en geen nieuwe doelgroepen worden aangesproken;
  • (kwaliteit:) het concept niet trendsettend of -volgend is en het waarborgen van de kwaliteit door gebruik van verse ingrediënten niet onderscheidend is;
  • (bijzonder:) er geen sprake is van een onderscheidend concept met een sociaal of cultureel karakter, bijvoorbeeld door vestiging in een monument, ook gelet op het feit dat de winkelfunctie en horecafunctie van elkaar gescheiden zijn.
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank stelt vast dat het proces is gevolgd waartoe partijen in de tussenuitspraak in de gelegenheid zijn gesteld.
9. Over de vraag of met de nadere motivering het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hersteld, overweegt de rechtbank als volgt.
9.1.
De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan [3] behoort tot de bevoegdheid van verweerder, waarbij verweerder beleidsruimte heeft. Dat betekent dat de rechtbank zich bij de toetsing van die beslissing moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te weigeren.
9.2.
Zoals in de tussenuitspraak opgedragen, heeft verweerder het initiatief alsnog, op basis van door eiseres overgelegde aanvullende gegevens, getoetst als een “aanvraag voor nieuw initiatief in een niet horecapand” zoals bedoeld in het horecabeleid. Dit is getoetst op basis van een advies van de werkgroep Horeca. In dit advies is onder meer ingegaan op de in het horecabeleid genoemde criteria. Verweerder heeft op basis van dit advies mogen concluderen dat de aanvraag, zoals die naar aanleiding van de tussenuitspraak is aangevuld, geen bijzonder gewild en vernieuwend concept is dat een aanwinst is voor de stad. Dat betekent dat ingevolge het horecabeleid, dat de rechtbank niet onredelijk acht, de gevraagde omgevingsvergunning niet voor verlening in aanmerking komt.
9.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de nadere motivering alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de omgevingsvergunning heeft geweigerd.
Conclusie en gevolgen
10. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. De rechtbank vernietigd daarom het bestreden besluit. Omdat verweerder met de nadere motivering het gebrek in het bestreden besluit heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit echter geheel in stand. Dat betekent dat de weigering om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen in stand blijft.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (de toenmalige gemachtigde van eiseres) vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
­ verklaart het beroep gegrond;
­ vernietigt het bestreden besluit;
­ bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
­ draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan verzoekster te vergoeden;
­ veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Genders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2024. .
de griffier is verhinderd
rechter
de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 16 januari 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704 en 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.
2.Zoals bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2º, van de Wabo.