ECLI:NL:RBLIM:2024:1684

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C//03/327804 / KG ZA 24-49
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op privacy door cameratoezicht van buren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers gezamenlijk, buren van gedaagden gezamenlijk, een kort geding aangespannen wegens inbreuk op hun privacy door camera's die door gedaagden op hun perceel zijn geplaatst. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.R.P.J. van Ham, hebben verzocht om de camera's te verwijderen of te verplaatsen, omdat deze gericht zijn op hun woning en perceel. Gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.O.M. Klinkers, hebben verweer gevoerd en gesteld dat de camera's enkel gericht zijn op hun eigen woning.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 11 maart 2024 en een plaatsopneming op 29 maart 2024. Tijdens deze zittingen is gebleken dat de camera's een voortdurende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eisers kunnen vormen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van eisers zwaarder wegen dan die van gedaagden, en heeft geoordeeld dat de camera's onrechtmatig zijn geplaatst. De voorzieningenrechter heeft gedaagden veroordeeld om camera 1 te verplaatsen, zodat deze niet meer op het perceel van eisers gericht is, en om bewijs te leveren dat de camera geen beelden van hun perceel opneemt.

Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot het betalen van dwangsommen bij niet-naleving van het vonnis, en zijn de proceskosten aan de zijde van eisers begroot op € 1.172,47. Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2024 door mr. R.J.M.G. Rulkens.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/327804 / KG ZA 24-49
Vonnis in kort geding van 5 april 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers gezamenlijk] ,
advocaat: mr. I.R.P.J. van Ham te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden gezamenlijk] ,
advocaat: mr. D.O.M. Klinkers te Roermond.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding;
 de brief van 8 maart 2024 met producties 1 en 2 van [gedaagden gezamenlijk] ;
 de mondelinge behandeling van 11 maart 2024 waarbij door [eisers gezamenlijk] foto’s zijn overgelegd;
 de plaatsopneming van 29 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eiser sub 2] is sinds 4 november 2022 eigenaar van het perceel kadastraal bekend [kadastrale aanduiding ] en gelegen te [plaatsnaam] aan het adres [adres] . [eisers gezamenlijk] wonen samen op dit adres. [gedaagden gezamenlijk] wonen in de woning op het naastgelegen perceel, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding ] en gelegen te [plaatsnaam] aan de [adres] .
2.2.
[gedaagden gezamenlijk] hebben ter beveiliging van hun woning drie camera’s op hun perceel geplaatst, zoals weergegeven in onderstaande illustratie.
[afbeelding]
2.3.
[eisers gezamenlijk] hebben [gedaagden gezamenlijk] herhaaldelijk verzocht en gesommeerd om de camera’s te verplaatsen dan wel te verwijderen wegens inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. [gedaagden gezamenlijk] zijn daartoe niet (volledig) overgegaan.
Tekst

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vorderen dat de voorzieningenrechter voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. [gedaagden gezamenlijk] zal veroordelen om de camera’s geplaatst op de grond die door hen in gebruik is te verwijderen en verwijderd te houden, binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijten vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per camera, per dag dat [gedaagden gezamenlijk] hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,-, althans een dwangsom die de voorzieningenrechter redelijk acht;
Subsidiair
2. [gedaagden gezamenlijk] zal veroordelen om de camera’s geplaatst op de grond die door hen in gebruik is te verplaatsen of verdraaien en verplaatst of verdraaid te houden dusdanig dat deze aantoonbaar niet meer gericht staan op de woning en het perceel van [eisers gezamenlijk] , binnen 2 dagen na betekening van het vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per camera, per dag dat [gedaagden gezamenlijk] hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,-, althans een dwangsom die de voorzieningenrechter redelijk acht;
En tevens:
3. [gedaagden gezamenlijk] zal veroordelen tot het verstrekken van deugdelijk bewijs – door middel van het geven van inzage in de camerabeelden en de instellingen van de app aan [eisers gezamenlijk] dan wel een door hen aan te wijzen deurwaarder c.q. gemachtigde – waaruit afgeleid kan worden dat de camera’s definitief geen beelden (meer) (kunnen) opnemen van de woning en/of het perceel van [eisers gezamenlijk] , binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per camera, per dag dat [gedaagden gezamenlijk] hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,-, althans een dwangsom die de voorzieningenrechter redelijk acht;
Zowel primair als subsidiair
4. [gedaagden gezamenlijk] zal veroordelen geen nieuwe camera’s op de grond die door hen in gebruik is te plaatsen dusdanig dat (de indruk wordt gewekt dat) deze camera’s het perceel van [eisers gezamenlijk] (kunnen) filmen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per camera, per dag dat [gedaagden gezamenlijk] hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,-, althans een dwangsom die de voorzieningenrechter redelijk acht;
5. [gedaagden gezamenlijk] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
[gedaagde sub 1] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Nu het gaat om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening, is een spoedeisend belang vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van een voortdurende situatie, die – indien de camera’s daadwerkelijk de woning en/of het perceel van [eiser sub 2] registreren – mogelijk onrechtmatig is. Een dergelijke voortdurende onrechtmatige situatie hoeven [eisers gezamenlijk] niet te dulden. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
Eiswijziging
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 11 maart 2024 zijn de mogelijkheden voor een minnelijke regeling onderzocht. In dat kader is de positionering van de camera’s besproken en is onderzocht met welke cameraposities partijen zich kunnen verenigen. Naar aanleiding daarvan hebben partijen verzocht om aanhouding van de behandeling, welk verzoek is gehonoreerd.
4.3.
Partijen hebben de voorzieningenrechter vervolgens bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de (posities van de) camera’s 2 en 3, maar het niet eens worden over camera 1 (zie de afbeelding bij r.o. 2.2). Camera 1 beoogt volgens [gedaagden gezamenlijk] opnamen te maken van de voorgevel van de eigen woning maar is volgens [eisers gezamenlijk] overwegend naar het perceel van [eisers gezamenlijk] gericht. Daarop is het kort geding op 29 maart 2024 ter plaatse voortgezet, waarbij de voorzieningenrechter de feitelijke situatie ter plaatse heeft opgenomen.
4.4.
Bij gelegenheid van deze voortzetting ter plaatse hebben [eisers gezamenlijk] hun vorderingen onder 1 en 4 geheel ingetrokken en de vorderingen onder 2 en 3 ingetrokken voor wat betreft de camera’s met nummers 2 en 3, zodat in rechte thans nog resteert de vorderingen om camera 1 zodanig te plaatsen dat deze niet meer is gericht op het perceel van [eisers gezamenlijk] en daarvan bewijs te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsomveroordeling.
Juridisch kader
4.5.
De vraag die in deze zaak ter beantwoording voorligt is of de door [gedaagden gezamenlijk] geplaatste camera 1 een onrechtmatige inbreuk maakt op de privacy van [eisers gezamenlijk] .
4.6.
Vooropgesteld moet worden dat een inbreuk op een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten tegen elkaar worden afgewogen de ernst van die inbreuk en de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609). Tevens dient te worden bezien of het gebruik van de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit (is er sprake van een redelijke verhouding tussen het doel en het ingezette middel) en subsidiariteit (is dit het minst ingrijpende middel om het doel te bereiken).
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben [eisers gezamenlijk] voldoende onderbouwd dat de door [gedaagden gezamenlijk] geplaatste camera 1 inbreuk maakt op hun recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Camera 1 is gericht op de woning en het perceel van [eisers gezamenlijk] . Daarmee kunnen [gedaagden gezamenlijk] op beeld vastleggen wie de woning van [eisers gezamenlijk] betreedt, wie daar aan de deur komt en wanneer een en ander plaatsvindt. Het verweer dat camera 1 uitsluitend of in overwegende mate gericht zou zijn op de voorgevel van de eigen woning hebben [eisers gezamenlijk] gemotiveerd weersproken door te wijzen op de richting waarin camera 1 is opgesteld.
4.8.
Ten tijde van de plaatsopname was de bekabeling van camera 1 niet aangesloten. [gedaagden gezamenlijk] hebben desverzocht geweigerd de bekabeling van camera 1 aan te sluiten omdat zij ook in dat geval – vanwege een probleem met (het wisselen van) de provider – niet in staat zouden zijn het beeld dat camera 1 registreert weer te geven. De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat, nu camera 1 een middel is dat zich geheel in de macht van [gedaagden gezamenlijk] bevindt en zonder medewerking van [gedaagden gezamenlijk] niet kan worden vastgesteld welk beeld camera 1 wordt geregistreerd en/of opgenomen, het op de weg van [gedaagden gezamenlijk] had gelegen ervoor te zorgen dat inzage kon worden gegeven in de met die camera gemaakte beelden. Voor zover het tonen van de camerabeelden onmogelijk zou zijn hadden [gedaagden gezamenlijk] er ook voor kunnen kiezen om de camera te verwijderen of te vervangen door een dummy. Dat hebben zij evenwel nagelaten.
4.9.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de inbreuk op de privacy van [eisers gezamenlijk] (en hun bezoekers) onder die omstandigheden zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden gezamenlijk] om op deze wijze hun eigendom te beschermen, zodat sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eisers gezamenlijk] . Deze in breuk is onrechtmatig. Dit betekent dat de vordering van [eisers gezamenlijk] tot veroordeling van [gedaagden gezamenlijk] om camera 1 zodanig te verplaatsen of te verdraaien dat deze niet meer gericht staat op de woning en het perceel van [eisers gezamenlijk] en/of daarvan beelden registreert, zal worden toegewezen.
4.10.
Daar komt bij dat het de voorzieningenrechter is gebleken dat de verstandhouding tussen partijen buitengewoon slecht is (geworden). De voorzieningenrechter zal dan ook tevens bepalen dat [gedaagden gezamenlijk] deugdelijk bewijs zullen dienen te verstrekken – door middel van het geven van inzage in de camerabeelden aan [eisers gezamenlijk] dan wel een door hen aan te wijzen deurwaarder c.q. gemachtigde – waaruit afgeleid kan worden dat camera 1 geen beelden (meer) opneemt of registreert van de woning en/of het perceel van [eisers gezamenlijk] .
Dwangsom
4.11.
Tijdens de procedure is gebleken dat [gedaagden gezamenlijk] niet uit zichzelf de vereiste medewerking en inzage hebben verleend, zodat de voorzieningenrechter aanleiding ziet de veroordelingen te versterken met de gevorderde dwangsommen. De voorzieningenrechter zal de dwangsommen toewijzen zoals hierna in het dictum vermeld.
Proceskosten
4.12.
[gedaagden gezamenlijk] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers gezamenlijk] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
715,00
Totaal
1.172,47
4.13.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt [gedaagden gezamenlijk] om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis camera 1 zodanig te verplaatsen of verdraaien en verplaatst of verdraaid te houden dat deze aantoonbaar niet meer is gericht op de woning en het perceel van [eisers gezamenlijk] , onder verstrekking van het in rechtsoverweging 4.10 bedoelde bewijs daarvan,
5.2.
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk om aan [eisers gezamenlijk] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.4.
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eisers gezamenlijk] tot op heden begroot op € 1.172,47,
5.5.
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden gezamenlijk] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.
MS