Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
De Burgemeester van de gemeente Maastricht
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
30 december 2020 neergelegd.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, en de burgemeester van de gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door mr. T.J.T. Goessens. De zaak betreft de sluiting van een lokaal voor de duur van zes maanden, nadat in het lokaal een handelshoeveelheid van drie kilogram hennep was aangetroffen. De burgemeester had op 5 november 2021 besloten het lokaal te sluiten, na een eerdere melding van drugshandel en een politieonderzoek. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 13 maart 2024 behandeld en beoordeeld of de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van het lokaal heeft kunnen besluiten. De rechtbank oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en het herstel van de openbare orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om het lokaal te sluiten, en dat er sprake was van recidive en een kwetsbare omgeving, wat de noodzaak tot sluiting versterkte.
Eiser voerde aan dat de sluiting niet evenredig was, omdat hij niet op de hoogte was van de drugshandel en dat hij psychische problemen had. De rechtbank oordeelde echter dat eiser als huurder redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van de situatie in het lokaal. De rechtbank concludeerde dat de sluiting van het lokaal gerechtvaardigd was en dat het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser kreeg geen griffierecht terug en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.