ECLI:NL:RBLIM:2024:1501

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10702995 \ CV EXPL 23-3943
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verzet tegen verstekvonnis in koopovereenkomst met gebreken

In deze zaak heeft de kantonrechter op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 19 juli 2023. De eiser in verzet, die oorspronkelijk als gedaagde was gedagvaard, betwistte de vordering van de gedaagde in verzet, die schadevergoeding eiste wegens gebreken aan een gekochte auto. De kantonrechter oordeelde dat de verkeerde partij was gedagvaard, aangezien de auto was gekocht van een derde partij, [bedrijfsnaam], en niet van de eiser in verzet. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen tegen de eiser in verzet moesten worden afgewezen, omdat deze niet betrokken was bij de verkoop van de auto en er geen sprake was van enige vertegenwoordigingsbevoegdheid.

De kantonrechter behandelde ook het verzoek van de gedaagde in verzet om de procedure te schorsen, zodat hij [bedrijfsnaam] kon dagvaarden. Dit verzoek werd afgewezen, omdat de gedaagde in verzet de verkeerde partij had betrokken en er geen gerechtvaardigd belang was voor schorsing. De eiser in verzet had belang bij een snelle afronding van de procedure, gezien de beslaglegging door de gedaagde in verzet.

Uiteindelijk werd de gedaagde in verzet veroordeeld tot betaling van de werkelijke proceskosten aan de eiser in verzet, omdat het instellen van de vordering tegen de verkeerde partij onrechtmatig was. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vorderingen van de gedaagde in verzet af, terwijl de werkelijke proceskosten van de eiser in verzet werden vastgesteld op € 4.501,81. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10702995 \ CV EXPL 23-3943
Vonnis van de kantonrechter van 27 maart 2024
in de zaak van:
[eiseres in verzet sub 1] ,
[eiser in verzet sub 2] , en
[eiseres in verzet sub 3] ,
gevestigd en wonend te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. L. Isenborghs,
oorspronkelijk gedaagden, eisers in verzet,
tegen:
[gedaagde in verzet],
wonend te [woonplaats] ,
oorspronkelijk eiser, gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. S. Yadegari,
Eisers worden hierna in het enkelvoud [eiser in verzet] genoemd en gedaagde wordt [gedaagde in verzet] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van de kantonrechter van 19 juli 2023,
  • de verzetdagvaarding van 25 augustus 2023, met 5 bijlagen,
  • de conclusie van antwoord in verzet, met bijlagen 8 tot en met 19,
  • de conclusie van repliek in oppositie tevens akte vermeerdering van eis, met bijlagen 6 tot en met 8.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.
1.3.
Het verzet is tijdig ingesteld dus [eiser in verzet] kan worden ontvangen in het verzet.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde in verzet] heeft een gebruikte auto gekocht van [bedrijfsnaam] . Die auto vertoont volgens [gedaagde in verzet] ernstige gebreken en hij vordert, kort gezegd, vergoeding van de schade. Bij vonnis van 19 juli 2023 is [eiser in verzet] veroordeeld tot vergoeding van de schade. De vraag is of de juiste partij in de procedure is betrokken. De kantonrechter is van oordeel dat de verkeerde partij is gedagvaard; de vorderingen tegen deze partij, [eiser in verzet] , moeten daarom worden afgewezen. Aan een oordeel over de gebreken aan de auto komt de kantonrechter dus niet toe. Hieronder legt de kantonrechter uit waarom dat zo is.
2.2.
Partijen zijn het erover eens dat de auto door [gedaagde in verzet] is gekocht van [bedrijfsnaam] en dat [gedaagde in verzet] contact over de auto had met [naam] (roepnaam [naam] , hierna [naam] ). Het bedrijf van [bedrijfsnaam] is gevestigd op hetzelfde adres als het bedrijf van [eiser in verzet] . Zij houden zich allebei bezig met dezelfde branche; handel in gebruikte auto’s. [gedaagde in verzet] stelt dat hierdoor verwarring is ontstaan en dat die verwarring aan [eiser in verzet] valt toe te rekenen. [eiser in verzet] heeft de ingebrekestelling en de dagvaarding ontvangen en niets gedaan. Daarmee heeft hij de verwarring onnodig laten voortduren. [gedaagde in verzet] beroept zich in dit verband op de bescherming die hem als consument toekomt. [gedaagde in verzet] verzoekt ook om schorsing van de procedure zodat hij [bedrijfsnaam] kan dagvaarden en vervolgens om voeging van de procedures kan verzoeken.
2.3.
[eiser in verzet] stelt dat hij niets met de verkoop van de auto te maken heeft. Hij stelt dat hij dit na betekening van het vonnis aan [gedaagde in verzet] heeft medegedeeld maar dat [gedaagde in verzet] desondanks beslag heeft gelegd waardoor schade bij hem ontstaat. Hij vraagt vergoeding van de werkelijke proceskosten.
2.4.
Partijen zijn het er over eens dat niet [eiser in verzet] maar [bedrijfsnaam] de auto aan [gedaagde in verzet] heeft verkocht en geleverd. De vraag is of de handelingen van [bedrijfsnaam] en/of [naam] aan [eiser in verzet] moeten worden toegerekend. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet kan. De auto is te koop aangeboden door [bedrijfsnaam] (op marktplaats). [gedaagde in verzet] heeft steeds met [naam] contact gehad, hij heeft een (schriftelijke) overeenkomst gesloten met [bedrijfsnaam] en hij heeft betaald aan de bankrekening van [bedrijfsnaam] . De enige verwarring kan dus gelegen zijn in het adres en de feitelijke inrichting aldaar. Maar ook op dat adres is de naam [bedrijfsnaam] kenbaar aangebracht. Om [naam] te zien als vertegenwoordiger van [eiser in verzet] is vereist dat [eiser in verzet] de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gewekt. Van enig handelen van [eiser in verzet] , anders dan de omstandigheid dat zijn bedrijf op hetzelfde adres is gevestigd, is niet gebleken. Het handelen van [naam] of [bedrijfsnaam] kan dus niet aan [eiser in verzet] worden toegerekend. Daar komt bij dat [bedrijfsnaam] is ingeschreven in het handelsregister en dat het dus voor [gedaagde in verzet] en zijn gemachtigde helder had kunnen en moeten zijn dat zij zich niet tot [eiser in verzet] konden richten. Dat betekent dat de vorderingen jegens [eiser in verzet] moeten worden afgewezen.
Het verzoek tot schorsing
2.5.
Het verzoek tot schorsing van de procedure wordt afgewezen. [gedaagde in verzet] heeft de verkeerde partij in de procedure betrokken, het staat hem vrij om [bedrijfsnaam] te dagvaarden maar daarvoor hoeft deze procedure niet te worden geschorst. [gedaagde in verzet] heeft daarbij geen gerechtvaardigd belang. [eiser in verzet] heeft wel belang bij afronding van de procedure omdat [gedaagde in verzet] beslag onder [eiser in verzet] heeft gelegd.
De schade van [eiser in verzet]
2.6.
[eiser in verzet] heeft niet gereageerd op sommaties van [gedaagde in verzet] . Hij heeft na ontvangst van de dagvaarding telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van [gedaagde in verzet] maar die heeft dat gesprek beëindigd vanwege verwijten van [eiser in verzet] (onder meer dat de gemachtigde zijn huiswerk niet had gedaan). Na betekening van het vonnis neemt [eiser in verzet] weer contact op en laat weten dat de auto niet bij hem maar bij [bedrijfsnaam] is gekocht. Op 23 augustus 2023 legt [gedaagde in verzet] beslag op bankrekeningen van [eiser in verzet] . Op 8 september 2023 laat [naam] weten dat hij de verkoper is, daarbij stuurt hij kopie van de koopovereenkomst en de betalingsbewijzen mee. Vervolgens laat [gedaagde in verzet] op 12 september beslag leggen op het bedrijfspand van [eiser in verzet] . [eiser in verzet] stelt dat hij door deze onrechtmatige beslagen schade heeft geleden en dat hij schade heeft geleden doordat hij deze verzetprocedure heeft moeten voeren ondanks dat het voor [gedaagde in verzet] duidelijk had moeten zijn dat deze de verkeerde partij in de procedure had betrokken. Hij vordert vergoeding van zijn werkelijke proceskosten.
2.7.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828) is vergoeding van de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar als er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen had. De kantonrechter is van oordeel dat deze situatie zich hier voor doet. Het geding is ingesteld tegen de verkeerde partij. Het telefoongesprek met [eiser in verzet] na ontvangst van de dagvaarding had aanleiding moeten zijn tot enig onderzoek of een hernieuwde poging tot contact (dat immers door de gemachtigde van [gedaagde in verzet] is afgebroken). En ook nadien, na het tweede contact met [eiser in verzet] en later nadat [naam] zich had gemeld, is de incasso van de vermeende vordering op [eiser in verzet] onverkort voortgezet. Dat is onrechtmatig jegens [eiser in verzet] ; de gemachtigde had beter kunnen en moeten weten. Dat betekent dat [gedaagde in verzet] wordt veroordeeld in de werkelijke kosten van [eiser in verzet] .
2.8.
Over de omvang van de werkelijke kosten is de conclusie van [eiser in verzet] niet helemaal duidelijk, hij vordert € 366,81 maar schat dat daar nog € 1.000,- (exclusief BTW en kantoorkosten) bijkomt. Ook stelt hij dat de kosten moeten worden begroot op € 4.612,19. De facturen die als productie zijn bijgevoegd tellen op tot € 4.366,81. De kantonrechter gaat er vanuit dat in de vordering een kennelijke schrijffout is ontstaan. Omdat na het opstellen van de conclusie van repliek in oppositie geen verdere proceshandelingen meer hoeven te worden uitgevoerd zal de kantonrechter de werkelijke kosten vaststellen op basis van de facturen tot en met eind december 2023 verhoogd met de nakosten van € 135,00 (plus de eventuele verhoging zoals vermeld in de beslissing).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt het verstekvonnis van 19 juli 2023 (zaaknummer 10578884 CV EXPL 23-2713) en, opnieuw rechtdoende, wijst de vorderingen van [gedaagde in verzet] af;
3.2.
veroordeelt [gedaagde in verzet] in de werkelijke proceskosten, aan de zijde van [eiser in verzet] tot op heden begroot op € 4.501,81, als [gedaagde in verzet] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde in verzet] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.